Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
2. de vennootschap onder firma
[gedaagde 2]in liquidatie,
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief van 26 juli 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte uitlaten voortzetting van [gedaagde 1]
- de akte uitlaten en vermeerdering van eis van [eiseres] met producties 36 en 37
- het bericht van 31 januari 2024, waarbij [eiseres] bezwaar heeft gemaakt tegen de laatste akte van [gedaagde 1]
- de akte inhoudelijk uitlaten eisvermeerdering van [gedaagde 1] .
3.De feiten
4.Het geschil
IA. betaling door [gedaagde 1] van € 13.197,83
IB. voorwaardelijk, te weten indien de rechtbank zou oordelen dat enige expliciete aanvaarding van de ontbindingsbalans door [gedaagde 1] vereist zou zijn met betrekking tot de toewijsbaarheid van vordering I, dat het te wijzen vonnis voor die aanvaarding in de plaats treedt
5.De beoordeling
- in weerwil van artikel 2.1. van de uittredingsovereenkomst toch cliënten acupunctuurbehandelingen zou hebben gegeven
- in weerwil van artikel 4 van de uittredingsovereenkomst de overnamesom nog niet heeft betaald.
IA. betaling door [gedaagde 1] van € 13.197,835.25. [eiseres] stelt dat [gedaagde 1] niet meer heeft bijgedragen aan de maandelijkse aflossing van de gezamenlijke hypotheekschuld. [eiseres] heeft steeds het volledige hypotheekbedrag voldaan. Partijen zijn beiden voor gelijke delen eigenaar en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld, waaruit een onderling regresrecht voortvloeit. [eiseres] vordert op grond hiervan betaling van [gedaagde 1] van de helft van de aflossingen per februari 2023 tot en met de beoogde levering medio april 2024 zijnde € 13.197,83.