3.8.Eiseres vindt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen het bedrijfsobject en de vergelijkingsobjecten.
3.8.1.Vooropstaat dat de rechtbank de vaststelling van de omvang van een correctie door een taxateur niet op ‘juistheid’ kan beoordelen. Een dergelijke vaststelling betreft immers geen juridische kwestie en ook geen vaststelling van een ‘hard’ feit als zodanig, maar een taxatie-technische waardering. Uitgangspunt is dat de vaststelling van deze correcties ligt op het terrein van een taxateur als de deskundige. Dat betekent overigens niet dat de rechtbank gebonden is aan die vaststelling; zij moet een taxatierapport – als bewijsstuk – immers waarderen. De rechtbank kan de vaststelling – voor zover deze wordt betwist – bijvoorbeeld beoordelen op begrijpelijkheid in het licht van onder andere de toelichting door de taxateur, de gegevens in het dossier, wat de andere partij tegen de vaststelling aanvoert, en de reactie daarop van de taxateur.
3.8.2.Eiseres vindt dat het vergelijkingsobject [adres] beter is gelegen dan het bedrijfsobject, dat het op een aanzienlijk groter kavel ligt en dat het een betere uitstraling heeft. De heffingsambtenaar heeft hiermee volgens eiseres op geen enkele wijze rekening gehouden. Daarbij wijst eiseres op de vuistregel dat ongebonden grond wordt berekend door 2,5 de oppervlakte van de begane grond van het pand te nemen en dat in mindering te brengen op de totale perceelsgrootte, zoals volgens eiseres volgt uit de jurisprudentie.Beide objecten hebben in het bestemmingsplan de bestemming bedrijventerrein, maar dit vergelijkingsobject heeft de functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 3.2 en een maximale bouwhoogte van 9 meter; het bedrijfsobject heeft een aanduiding tot en met categorie 2 en een maximale bouwhoogte van 6 meter. Verder vindt eiseres dat de heffingsambtenaar ten onrechte zegt dat het vergelijkingsobject substantieel groter is dan het bedrijfsobject en daarom minder courant zou zijn. Daarnaast is de gehanteerde grondprijs van € 200 per m² niet onderbouwd en moet er een grotere correctie voor de grootte van het perceel van het vergelijkingsobject plaatsvinden. Tot slot ligt het huurniveau van dit vergelijkingsobject hoger dan dat van het bedrijfsobject, aldus eiseres.
3.8.3.Eiseres vindt vervolgens dat het vergelijkingsobject [straatnaam] [nummer] , [nummer] en [nummer] beter is gelegen aan de ontsluitingsweg van het binnenstedelijk bedrijventerrein [naam bedrijventerrein] dan het bedrijfsobject. Verder hebben beide objecten in het bestemmingsplan de bestemming bedrijventerrein, maar dit vergelijkingsobject heeft de functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 4.1 en een maximale bouwhoogte van 15 meter; het bedrijfsobject heeft een aanduiding tot en met categorie 2 en een maximale bouwhoogte van 6 meter. Ook ligt het huurniveau van dit vergelijkingsobject hoger dan dat van het bedrijfsobject en is de correctie van de mutatieleegstand van 6 maanden volgens eiseres niet onderbouwd.
3.8.4.Eiseres vindt tot slot dat het vergelijkingsobject [adres] beter is gelegen dan het bedrijfsobject, op de grens van twee woonwijken en een winkelstrook. Verder hebben beide objecten in het bestemmingsplan de bestemming bedrijventerrein, maar dit vergelijkingsobject heeft de functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 3 en een maximale bouwhoogte van 15 meter; het bedrijfsobject heeft een aanduiding tot en met categorie 2 en een maximale bouwhoogte van 6 meter.
3.8.5.De heffingsambtenaar is het met eiseres eens dat het vergelijkingsobject [adres] op een grotere kavel ligt en daardoor meer parkeerruimte heeft, maar daar is in de taxatie wel degelijk rekening mee gehouden. De ongebonden grond (extra parkeerruimte) is in mindering gebracht op de koopprijs. De gehanteerde m²-prijs voor de grond volgt uit de verkoop van de percelen [adres] , [adres] ongenummerd, en Docterskampstraat ongenummerd (waarvan de onderbouwende gegevens bij de nadere reactie van de heffingsambtenaar zijn overgelegd). De analyse van deze cijfers resulteert in een (wat) lagere prijs dan de gehanteerde € 200 per m², maar dat is in het voordeel van eiseres omdat daardoor de prijs per m² voor het kantoor daalt. De heffingsambtenaar geeft verder aan dat niet is gebleken dat het verschil in functieaanduiding in dit geval van invloed is op de waarde, omdat het immers in beide gevallen gaat om kantoorobjecten. Het vergelijkingsobject heeft ook dezelfde gebruiksfunctie als het bedrijfsobject. Ook wijst de heffingsambtenaar erop dat in zijn taxatierapport is vermeld dat de ligging van het vergelijkingsobject iets gunstiger is dan die van het bedrijfsobject. Daarentegen is de afwerking van het bedrijfsobject beter, omdat het in de loop van de tijd is gerenoveerd. Ook is het vergelijkingsobject groter. Maar vooral het grotere perceel maakt deze referentie minder courant; de ongebonden grond is minder goed verhuurbaar. De gunstiger ligging van dit vergelijkingsobject valt volgens de heffingsambtenaar weg tegen de mindere afwerking en minder goed verhuurbare ongebonden grond. De heffingsambtenaar bestrijdt dat het huurniveau van dit vergelijkingsobject hoger ligt dan dat van het bedrijfsobject.
3.8.6.De heffingsambtenaar wijst erop dat het vergelijkingsobject [straatnaam] [nummer] , [nummer] en [nummer] ten tijde van verkoop deels was verhuurd. Hiermee is door de taxateur rekening gehouden door een viertal correcties toe te passen van mutatieleegstand met als gevolg dat de koopsom met in totaal € 27.974 is gecorrigeerd. De overige door eiseres genoemde verschillen tussen het vergelijkingsobject en het bedrijfsobject komen volgens de heffingsambtenaar tot uiting in een hogere geanalyseerde m²-prijs. Uit de analyse van de verkoop van dit vergelijkingsobject volgt een geanalyseerde prijs van € 819,41 per m² voor de primaire oppervlakte, terwijl er voor de waardering van het bedrijfsobject een lagere prijs per m² is gehanteerd van € 678,34. Waarom deze correctie onvoldoende is, wordt volgens de heffingsambtenaar niet met cijfers concreet gemaakt.
3.8.7.De heffingsambtenaar wijst er tot slot op dat de verschillen tussen het vergelijkingsobject [adres] en het bedrijfsobject tot uiting komen in een hogere geanalyseerde prijs per m². Uit de analyse van de verkoop van [adres] volgt een prijs van € 1.154,06 per m² voor het primaire vloeroppervlak, terwijl er voor de waardering van het bedrijfsobject een lagere prijs per m² is gehanteerd. Waarom deze correctie onvoldoende is, wordt volgens de heffingsambtenaar ook in dit geval niet met cijfers concreet gemaakt.
3.8.8.Mede in het licht van wat hiervoor onder 3.8.1. is weergegeven ziet de rechtbank voldoende aanleiding om de heffingsambtenaar te volgen in de door hem gehanteerde correcties in verband met de verschillen tussen het bedrijfsobject en de vergelijkingsobjecten. De gehanteerde correcties – voor zover die door eiseres zijn bestreden – zijn door de heffingsambtenaar begrijpelijk en inzichtelijk toegelicht. Die toelichting vindt ook in voldoende mate steun in de gegevens in het dossier. De rechtbank vindt dan ook dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen het bedrijfsobject en de vergelijkingsobjecten. Daar komt bij dat eiseres veel van haar standpunten niet of slechts met algemeenheden heeft onderbouwd. Dergelijke standpunten hoeven in beginsel alleen weersproken te worden om niet te kunnen overtuigen. Ook de door eiseres gestelde vuistregel ten aanzien van de ongebonden grond kan haar niet baten, nu de taxateur heeft toegelicht op welke wijze hij in de waardering daarmee rekening heeft gehouden en de rechtbank dit kan volgen.
3.8.9.Eiseres heeft op de zitting nog gezegd dat het niet relevant is dat haar gemachtigde(n) niet zijn opgeleid als makelaar of taxateur. Daar is de rechtbank het niet mee eens, in ieder geval voor zover eiseres stelt dat haar standpunten zouden blijken uit de markt of wat in de markt gebruikelijk is. Het feit dat een persoon beschikt over specifieke opleidingen en relevante ervaring – zoals van een makelaar of taxateur – maakt dat die persoon in staat moet worden geacht daarover relevante uitspraken te kunnen doen. Van een persoon die een dergelijke specifieke opleiding en ervaring mist kan dat laatste niet worden vastgesteld. Van laatstgenoemde mag dus worden verwacht dat hij zijn stellingen onderbouwt met bescheiden waaruit de aannemelijkheid blijkt. De heffingsambtenaar heeft wel een (ervaren) taxateur ingeschakeld en eiseres heeft dat niet gedaan. Dat maakt dan ook in dit geval dat als de taxateur van de heffingsambtenaar stelt dat zijn onderbouwing is gebaseerd op de markt, of als hij bestrijdt dat bepaalde standpunten van eiseres uit marktgegevens zouden volgen, daar in het kader van de bewijswaardering een zwaarder gewicht aan moet worden toegekend. Anders gezegd: in een situatie als deze wegen de bevindingen van een deskundige zwaarder dan de mening van een niet-deskundige (over die bevindingen).