ECLI:NL:RBOBR:2023:5476

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
22/2788
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en beoordeling van uitvoeringshandelingen door belastingplichtige

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 23 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 27 juli 2022 een naheffingsaanslag opgelegd van € 69,69, omdat eiser zijn parkeerbelasting niet had voldaan. Eiser betoogde dat hij zijn kleinzoon moest ophalen en dat hij niet in staat was om tijdig de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd, omdat eiser niet steeds bezig is geweest met het voldoen van de parkeerbelasting. Echter, de rechtbank constateert dat het toegepaste parkeertarief van € 3,19 onjuist is, aangezien het geldende tarief voor de parkeerplaats aan de Samuel Morsestraat € 2,57 per 60 minuten bedraagt. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 69,07. Eiser krijgt het griffierecht terug en een vergoeding van zijn proceskosten van € 566,50. De uitspraak is gedaan door mr. J. Woestenburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2788

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 27 juli 2022 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [nummer] opgelegd ter hoogte van € 69,69 wegens het parkeren zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Dit bedrag omvat € 3,19 parkeerbelasting en € 66,50 kosten naheffing.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar. Eisers gemachtigde is niet verschenen.
1.6.
De griffier heeft bij aangetekende brief van 22 augustus 2023 de gemachtigde van eiser uitgenodigd om deel te nemen aan de zitting. Hij is niet naar de zitting gekomen en heeft de rechtbank niet van tevoren laten weten dat hij niet zou komen. Daarom heeft de griffier onderzocht of de aangetekende brief de gemachtigde van eiser heeft bereikt. Uit de informatie van PostNL blijkt dat de brief op 24 augustus 2023 is afgehaald bij een PostNLpunt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de uitnodiging de gemachtigde van eiser heeft bereikt.

Feiten

2. Op 19 juli 2022 rond 10.00 uur stond het voertuig van eiser met het kentekennummer [nummer] geparkeerd op een parkeerplaats aan de Samuel Morsestraat in ’s-Hertogenbosch. De parkeerplaats waar de auto van eiser geparkeerd stond, is aangewezen [1] als plaats waar tegen betaling mag worden geparkeerd. Tijdens een controle met een scanauto op die dag is rond 10.00 uur geconstateerd dat de parkeerbelasting niet was betaald. Om 10.16 uur heeft een handmatige nacontrole plaatsgevonden die de juistheid van de informatie van de scanauto bevestigde. Vervolgens is op 27 juli 2022 de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De onder 2. genoemde feiten zijn tussen partijen niet in geschil.
4. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan eiser de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser voert aan dat hij zijn kleinzoon moest ophalen bij de rechtbank in ’sHertogenbosch. Toen hij daar stond te wachten, kreeg hij een berichtje dat het wat langer duurde. Eiser is slecht ter been en bovendien liep hij de verkeerde kant uit naar de parkeerautomaat. Toen hij aankwam bij de parkeerautomaat was hij het kentekennummer vergeten, moest hij weer terug lopen naar de auto en vervolgens weer terug naar de parkeerautomaat. Eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2016 [2] en betoogt dat hem een redelijke termijn moet worden gegund om aangifte te doen van parkeerbelasting. Of dat zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij is vooral van belang of de belastingplichtige uitvoeringshandelingen verricht tot het voldoen van de parkeerbelasting. De intentie van de belastingplichtige moet erop gericht zijn om binnen bekwame tijd aangifte te doen van de parkeerbelasting. De heffingsambtenaar dient te onderbouwen dat de belastingplichtige een redelijke termijn is gegund en dat zijn handelingen niet gericht konden zijn op het voldoen van de parkeerbelasting. Volgens eiser is hem geen redelijke termijn gegund. Hij stelt dat hij onafgebroken bezig is geweest met uitvoeringshandelingen die erop gericht waren parkeerbelasting te voldoen. Zijn intentie was erop gericht aangifte van parkeerbelasting te doen. Hij wijst erop dat hij om 10.24 uur heeft betaald. Gelet op zijn relaas is het niet onredelijk dat het ongeveer 20 minuten heeft geduurd voor hij in de gelegenheid was om aangifte te doen. Hij verwijst naar de arresten van het gerechtshof Den Haag van 9 september 2013 [3] en 19 januari 2016 [4] . Volgens eiser is tenslotte in het bestreden besluit ten onrechte niet beslist op het kostenverzoek.
7. Ter zitting heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar de gang van zaken op 19 juli 2022 nader toegelicht. Bij de handmatige nacontrole heeft de controleur om 10.16 uur geconstateerd dat eiser van de parkeerplaats wegreed. Eiser heeft om 10.24 uur parkeerbelasting betaald voor parkeren aan de Leeghwaterlaan in ’sHertogenbosch bij een parkeerautomaat aan die laan.
8. De rechtbank oordeelt als volgt. Parkeerbelasting moet direct na aanvang van het parkeren worden betaald. Uit de rechtspraak volgt dat een parkeerder wel een redelijke termijn moet worden gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen of een parkeerrecht aan te schaffen. In die termijn moet de parkeerder wel steeds bezig zijn met uitvoeringshandelingen die zijn gericht op het betalen van parkeergeld. [5]
9. Uit de overgelegde gegevens en de toelichting van de heffingsambtenaar op de zitting blijkt dat eiser de parkeersessie op zijn laatst 10.00 uur is gestart. Om 10.16 uur was de controleur ter plaatse. Op dat moment is eiser weggereden. Uit eisers verklaring dat hij stond te wachten, volgt dat hij niet steeds bezig is geweest om het parkeergeld te voldoen. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan hem opgelegd.
10. Verder blijkt uit het bestreden besluit dat de heffingsambtenaar de kosten die eiser in de bezwaarfase heeft gemaakt, niet vergoedt omdat niet aan de geldende criteria wordt voldaan. Het betoog dat de heffingsambtenaar niet heeft beslist op het kostenverzoek, mist dus feitelijke grondslag.
11. Het door de heffingsambtenaar bij de naheffingsaanslag toegepaste parkeertarief van € 3,19 acht de rechtbank echter onjuist. De rechtbank legt dit hieronder uit. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat eiser het toegepaste parkeertarief niet expliciet heeft bestreden, ziet de rechtbank toch aanleiding de juistheid van het toegepaste tarief te beoordelen. Uit het beroepschrift blijkt immers dat het beroep is gericht tegen de gehele naheffingsaanslag.
12. Voor de Samuel Morsestraat geldt een tarief van € 2,57 per 60 minuten. [6] De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft op de zitting ook erkend dat dit het geldende tarief was. Gelet hierop had de heffingsambtenaar in de naheffingsaanslag uit moeten gaan van een bedrag van € 2,57. Anders dan de gemachtigde van de heffingsambtenaar op de zitting heeft betoogd, doet daaraan niet af dat hij daarna bij het parkeren aan de Leeghwaterlaan een tarief van € 3,19 heeft betaald.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond omdat de uitspraak op bezwaar in strijd is met de Verordening parkeerbelastingen 2022 en bijlage 1 bij het Aanwijzingsbesluit parkeerplaatsen, tijdstip en wijze van betaling parkeerbelastingen 2022. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 69,07. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser het griffierecht terug. Hij krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten.
14. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift en een beroepschrift ingediend. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. [7] De vergoeding bedraagt dan in totaal € 566,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag tot € 69,07;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoedt;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 566,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Woestenburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente ’s-Hertogenbosch 2022 (Verordening parkeerbelastingen 2022) in samenhang met het Aanwijzingsbesluit parkeerplaatsen, tijdstip en wijze van betaling parkeerbelastingen 2022 van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
5.Zie bijvoorbeeld het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9379.
6.Op grond van bijlage 1 bij het Aanwijzingsbesluit parkeerplaatsen, tijdstip en wijze van betaling parkeerbelastingen 2022.
7.Arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315.