ECLI:NL:RBOBR:2022:5482

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
22/1882 T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de heffingsmaatstaf voor leges bij omgevingsvergunning voor champignonkwekerijen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 16 december 2022, wordt het beroep van eiseres, een besloten vennootschap, tegen een aanslag leges van € 33.340,90 beoordeeld. Deze aanslag is opgelegd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van vier champignoncellen en kantoorruimte, evenals het verplaatsen van een reeds vergunde verpakkingshal. De rechtbank twijfelt aan de redelijkheid van de door de heffingsambtenaar gehanteerde heffingsmaatstaf, omdat niet duidelijk is waarop het normbedrag voor champignonkwekerijen is gebaseerd. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om het gebrek in de motivering van de aanslag te herstellen.

De heffingsambtenaar had eerder een uitspraak op bezwaar gedaan, maar deze werd ingetrokken na een beroep van eiseres. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep en dat de rechtbank een inhoudelijke beslissing moet nemen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar gevraagd om nadere toelichting en onderbouwing van het gehanteerde normbedrag, en om te verduidelijken of de legesheffing in dit geval leidt tot onredelijke en willekeurige belastingheffing. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1882 T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. P.J.M. Boomaars en [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel (de heffingsambtenaar)

(gemachtigden: mr. P. Fermont en E. van den Kerkhof).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een aanslag leges ter hoogte van € 33.340,90. Dit bedrag is in rekening gebracht voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van vier champignoncellen en kantoorruimte en het verplaatsen van een reeds vergunde verpakkingshal.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op 3 juni 2019 uitspraak gedaan op de bezwaren van eiseres tegen de aanslag leges. Nadat de heffingsambtenaar deze uitspraak op bezwaar had ingetrokken, heeft eiseres het daartegen gerichte beroep bij de rechtbank ingetrokken. Daarna heeft de heffingsambtenaar op 31 december 2019 een tweede uitspraak op bezwaar gedaan. De rechtbank heeft eiseres vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen de tweede uitspraak op bezwaar. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. [1] Het gerechtshof heeft geoordeeld dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep bij de rechtbank en dat de rechtbank alsnog een inhoudelijke beslissing moet nemen over het beroep van eiseres tegen de eerste uitspraak op bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft dit beroep op 13 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres, de heer [naam] , directeur van eiseres, en de gemachtigden van de heffingsambtenaar.

Feiten

2. Eiseres, een besloten vennootschap, heeft op 18 oktober 2018 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Deze aanvraag ziet op de bouw van vier champignoncellen, kantoorruimte en het verplaatsen van een reeds vergunde verpakkingshal op het adres [adres] in [vestigingsplaats] . Het gaat om 1730 m2 champignoncellen en 991 m3 kantoorruimte.
De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van die aanvraag leges opgelegd tot een bedrag van in totaal € 33.340,90. Dit bedrag is vastgesteld uit een bedrag leges voor ‘Bouwen’ (hierna: de bouwleges) ter hoogte van € 32.752,20 en een bedrag aan leges voor ‘Planologisch strijdig gebruik’ ter hoogte van € 588,70.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
In geschil is het bedrag van € 32.752,20 betreffende de bouwleges.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat er een gebrek kleeft aan de motivering van de uitspraak op bezwaar en zal een tussenuitspraak doen.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het standpunt van de heffingsambtenaar
4.1.
De heffingsambtenaar stelt dat de legesaanslag juist is vastgesteld. Voor zover voor deze zaak van belang, is de heffingsambtenaar bij de berekening van de bouwleges voor de champignoncellen uitgegaan van een oppervlakte van 1.730 m2 en het type bouwwerk uit de ROEB-lijst genoemd onder 12.7: Champignonkwekerij (inclusief basisinrichting). Vermenigvuldigd met de bij categorie 12.7 genoemde prijs per eenheid (€ 533) exclusief BTW, bedragen de door de heffingsambtenaar in aanmerking genomen bouwkosten € 922.191,27 voor de champignoncellen. Daarnaast is de heffingsambtenaar voor het kantoor uitgegaan van een inhoud van 991 m3 en het type bouwwerk uit de ROEB-lijst genoemd onder 6.1: Kantoor. Vermenigvuldigd met de bij categorie 6.1 genoemde prijs per eenheid exclusief BTW bedragen de bouwkosten voor het kantoor € 257.582,00. Toepassing van de Tarieventabel leidt vervolgens tot een bedrag aan bouwleges ter hoogte van € 32.752,20. Daarbij wordt volgens de legesnota een vast bedrag geteld van € 588,70 voor ‘Planologisch strijdig gebruik’ wat resulteert in het totaalbedrag van de legesnota.
Het standpunt van eiseres
4.2.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat de zogenoemde opbrengstlimiet wordt overschreden. Omdat de heffingsambtenaar niet aan de verzwaarde motiveringsplicht heeft voldaan dient de legesverordening volgens eiseres onverbindend te worden verklaard. [2]
4.2.2.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat in deze zaak niet zonder meer kan worden uitgegaan van de ROEB-lijst. Volgens haar is in het voortraject ondubbelzinnig aan haar kenbaar gemaakt dat de ROEB-lijst voor de bouw van een champignonkwekerij niet representatief is. Dit blijkt volgens haar ook uit het feit dat de geraamde kosten op grond van deze lijst drie keer hoger zijn dan de werkelijke bouwkosten zoals deze blijken uit de offerte. Bovendien zijn volgens de ROEB-lijst de bouwkosten voor de bouw van een champignonkwekerij veel hoger dan die in de ROEB-lijst zijn bepaald voor andere agrarische gebouwen. Eiseres stelt dat andere gemeenten voor de vaststelling van het legesbesluit uitgaan van de UAV 2012 (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en technische installatiewerken 2012). Gelet hierop en op de erkenning door de heffingsambtenaar dat de ROEB-lijst niet representatief is, kan de heffingsambtenaar niet blijven volhouden dat deze lijst gehanteerd moet worden.
4.2.3.
Voorts heeft eiseres aangevoerd dat de hoogte van de legesnota niet in verhouding staat tot de werkelijke kosten en de aard van de gevraagde omgevingsvergunning. Daarbij vindt eiseres van belang dat de heffingsambtenaar heeft aangegeven dat de tarieven uit de ROEB-lijst aangepast moeten worden. Daarmee is volgens eiseres erkend dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Dit beroep op artikel 10, derde lid, van de Legesverordening 2018 is volgens eiseres zonder motivering gepasseerd.
Is de opbrengstlimiet overschreden?
5.1.1.
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
5.1.2.
Volgens artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet worden de tarieven voor de hiervoor bedoelde rechten zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van die rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (de opbrengstlimiet).
5.1.3.
Voor de beoordeling van de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden en welke stelplicht en bewijslast partijen hebben, verwijst de rechtbank naar de arresten van de Hoge Raad (HR) van 4 april 2014 [3] en 18 april 2014. [4] Voor zover van belang volgen uit deze rechtspraak twee (verzwaarde) eisen aan de motivering die de heffingsambtenaar in een geschil over de overschrijding van de opbrengstlimiet moet geven voor zijn betwisting van die overschrijding. De eerste eis (eerste stap) is dat de heffingsambtenaar, als de belanghebbende aan de orde stelt of de opbrengstlimiet is overschreden, inzicht dient te verschaffen in de ramingen. De tweede eis (tweede stap) is dat, als de belanghebbende voor posten in de ramingen gemotiveerd in twijfel trekt of de posten kunnen worden aangemerkt als een "last ter zake", de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze posten dient te verstrekken. Hij dient dan - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen.
5.1.4.
Over de eerste stap wordt het volgende overwogen. De heffingsambtenaar heeft onder meer een overzicht van ramingen van de opbrengsten en de lasten met betrekking tot de leges overgelegd. Volgens de genoemde rechtspraak van de Hoge Raad hoeft de heffingsambtenaar in eerste instantie (slechts) inzichtelijk te maken op welke wijze de opbrengsten en de kosten zijn geraamd. Hij hoeft dus in de eerste stap niet te bewijzen dat de opbrengsten en de lasten op de juiste bedragen zijn geraamd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aan de eerste eis in de rechtspraak voldaan door inzicht te verschaffen in de ramingen.
5.1.5.
Bij de tweede stap moet de heffingsambtenaar, als de belanghebbende een van de posten in de begroting in twijfel heeft getrokken, deze twijfel wegnemen door nadere inlichtingen te verschaffen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet één of meer posten in de ramingen gemotiveerd in twijfel heeft getrokken. Dus was de heffingsambtenaar niet gehouden om over (het ontbreken van) een bepaalde post in de ramingen nadere inlichtingen te verstrekken.
5.1.6.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan beantwoording van de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Op grond van wat is aangevoerd, de genoemde rechtspraak en gezien de door de heffingsambtenaar ingediende ramingen is er geen aanleiding voor het oordeel dat de geraamde opbrengsten uitgaan boven de geraamde lasten.
Het beroep op artikel 10 van de Legesverordening
5.2.1.
In artikel 10, derde lid, van de Legesverordening 2018 is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is hierover een beslissing te nemen. Eiseres kan daartoe een verzoek doen aan het college. Eiseres heeft een dergelijk verzoek ook eerder gedaan. Daarop heeft het college bij besluit van 17 januari 2017 beslist dat de leges worden gevorderd overeenkomstig de legesverordening. Het beroep van eiseres is niet gericht tegen dat besluit en de rechtbank kan er om die reden geen oordeel over geven.
Publicatie van NEN-normen
5.3.1.
Eiseres heeft zich na vragen daarover van de rechtbank op het standpunt gesteld dat de Legesverordening 2018 onverbindend is omdat de NEN-normen niet zijn gepubliceerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de Legesverordening en de ROEB-lijst 2018 geen verwijzing naar NEN-normen is opgenomen, zodat dit standpunt niet wordt gevolgd.
Kan de ROEB-lijst gehanteerd worden?
5.4.1.
Vaststaat dat eiseres op 18 oktober 2018 een aanvraag omgevingsvergunning heeft gedaan en dat deze aanvraag in behandeling is genomen. Dit betekent dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan en dat de heffingsambtenaar bevoegd was leges te heffen van eiseres. In de gemeente Gemert-Bakel is als heffingsmaatstaf voor de leges voor het belastingjaar 2018 in de Tarieventabel 2018 als uitgangspunt gekozen voor genormeerde bouwkosten. Evenmin is in geschil dat de heffingsambtenaar bij de bepaling van het tarief voor de bouwleges kan uitgaan van 1.730 m2 voor de grootte van het bouwwerk.
5.4.2.
De gemeentelijke regelgever heeft een grote beoordelingsvrijheid bij de inrichting van de gemeentelijke heffingen. Zo staat het hem vrij om voor te schrijven dat de leges die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van aanvragen van omgevingsvergunningen, niet worden berekend over de werkelijke bouwkosten van de werkzaamheden waarvoor een vergunning wordt gevraagd, maar over in de gemeentelijke regelgeving vermelde normbedragen, ook in gevallen waarin de werkelijke bouwkosten lager zijn dan die normbedragen. [5] De beoordelingsvrijheid van de gemeentelijke regelgever is niet onbegrensd. De door hem voorgeschreven heffingsmaatstaven en tarieven mogen niet in strijd zijn met hogere wetgeving. Ook dienen zij te voldoen aan de algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Voorts mogen de door de gemeentelijke regelgever voorgeschreven heffingsmaatstaven en tarieven niet leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet voor ogen kan hebben gehad bij het toekennen van de bevoegdheid tot het instellen van de desbetreffende heffing. [6]
5.4.3.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de beroepsgrond dat de werkelijke bouwkosten van eiseres onbetwist aanzienlijk lager zijn dan de berekende bouwkosten, niet slaagt.
Verder is geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de leges enerzijds en de omvang van de door de gemeente verstrekte diensten dan wel de voor de dienst door de gemeente gemaakte kosten. [7] De beroepsgrond dat de hoogte van de leges niet in verhouding staat tot de aard van de omgevingsvergunning, slaagt dus evenmin.
5.4.4.
Eiseres is verder van mening dat de heffingsambtenaar de ROEB-lijst 2018 niet mag hanteren voor het vaststellen van de leges, omdat de gemeente aan haar kenbaar heeft gemaakt dat de ROEB-lijst wat betreft het normbedrag voor champignonkwekerijen niet representatief is. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij dit leest in de brief van
17 januari 2017, in de volgende zin: ‘Er is toen besloten dat het bedrag genoemd in de ROEB-lijst opnieuw berekend moet worden.” Tevens heeft eiseres gewezen op de e-mail van 9 september 2016 van de gemeente waarin is vermeld dat niet te achterhalen is hoe het bedrag tot stand is gekomen.
5.4.5.
De rechtbank leest in de door eiseres genoemde stukken geen erkenning dat het gehanteerde normbedrag voor de bouwkosten van champignonkwekerijen niet representatief is. In de brief is namelijk ook opgenomen dat de leges worden gevorderd overeenkomstig de legesverordening en dat aanpassing van het normbedrag op dat moment niet mogelijk is. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar verder toegelicht dat het normbedrag voor champignonkwekerijen is aangepast voor het jaar 2018 van € 548 naar € 533 per m2. Aan de hand van dit aangepaste bedrag zijn de genormeerde bouwkosten berekend die ten grondslag liggen aan de legesnota. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.4.6.
Toch is de rechtbank er nog niet van overtuigd dat de door de gemeentelijke regelgever voorgeschreven heffingsmaatstaf niet leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet voor ogen kan hebben gehad. Ten eerste is niet duidelijk waarop het thans gehanteerde normbedrag is gebaseerd. De rechtbank twijfelt er door de stellingen van eiseres voorts aan of het normbedrag voor champignonkwekerijen in dit geval passend is voor de berekening van de bouwkosten. Om deze twee punten te kunnen beoordelen, heeft de rechtbank nog een nadere toelichting en onderbouwing van de heffingsambtenaar nodig. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het eerste punt
5.4.7.
In de ROEB-lijst is onder punt 12 het volgende vermeld:
De vermelde prijzen gelden per eenheid zoals vermeld

2018.2018eenheid

excl BTW incl 21% BTW bruto
(euro) (euro)
12 Overige agrarische bedrijfsgebouwen
12.1
Opslagloods agrarische (spouwmuur traditioneel) € 193 € 233,53 per m2
12.2
Opslagloods (houten gevels) € 103 € 124,63 per m2
12.3
Opslagloods (beton gevels) € 103 € 124,63 per m2
12.4
Prefab werktuigen/opslagloods (stalengevels) € 85 € 102,65 per m2
12.5
Prefab veldschuur opslag open (stalen gevels) € 50 € 60,50 per m2
12.6
Aardappelloods (incl kelderventilatie + inrichting) € 296 € 368,15 per m2
12.7
Champignonkwekerij (incl. basisinrichting) € 533 € 644,93 per m2
12.8
Nertsen € 130 € 157,30 per m2
5.4.8.
De heffingsambtenaar heeft naar voren gebracht dat de ROEB-lijst is samengesteld op basis van het E-book Basisbedragen voor Gebouwen met actuele marktprijzen. Als verklaring voor het in vergelijking met andere gebouwen relatief hogere normbedrag voor de onder 12.7 in de ROEB-lijst genoemde categorie champignonkwekerijen (inclusief basisinrichting), heeft de heffingsambtenaar er ook op gewezen dat bij de feitelijke realisatie van champignoncellen meer dan een gemiddelde isolatie wordt toegepast wat maakt dat deze in de regel een duurdere basisinrichting hebben.
5.4.9.
De adviseur ruimtelijke ordening van eiseres heeft in zijn brief van 17 juni 2016 aan de gemeente gesteld en toegelicht dat een onderbouwing voor champignonkwekerijen (inclusief basisinrichting) niet in het boek Basisbedragen voor Gebouwen is opgenomen. Op 9 september 2016 heeft de gemeente te kennen gegeven dat niet te achterhalen was waarop het toen gehanteerde normbedrag was gebaseerd. Het normbedrag is later aangepast en voor het thans gehanteerde normbedrag wordt (wederom) naar het E-book Basisbedragen voor gebouwen gewezen, zonder dat dit door de heffingsambtenaar is onderbouwd.
5.4.10.
Het is de rechtbank daarom nog niet duidelijk waarop het gehanteerde normbedrag voor de onder 12.7 in de ROEB-lijst genoemde categorie champignonkwekerijen (inclusief basinrichting) is gebaseerd. De rechtbank stelt de heffingsambtenaar in de gelegenheid een nadere toelichting en inzichtelijke onderbouwing te verstrekken op (de herkomst van) het gehanteerde normbedrag voor champignonkwekerijen (inclusief basisinrichting).
Het tweede punt
5.4.11.
Ten behoeve van de bespreking van het tweede punt waarop een nadere toelichting nodig is, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft op de zitting onder meer het volgende naar voren gebracht:
We kunnen niet zien dat er systemen in moeten. Het is aangebouwd en verbouwd. Er was al koeling. Er stonden al 18 cellen. Er kwamen er 4 bij. Die komen aan hetzelfde gebouw, de cellen worden verhangen, omgeklapt. Het zijn cellen van 4 meter hoog.
5.4.12.
Zoals hiervoor al is gebleken is onder 12.7 van de ROEB-lijst het volgende vermeld:
12.7
Champignonkwekerij (incl. basisinrichting) € 533 € 644,93 per m2
5.4.13.
De rechtbank is, gelet op wat partijen in de gedingstukken en op de zitting hebben aangevoerd, er nog niet van overtuigd dat het bouwwerk waarvoor eiseres een vergunning heeft aangevraagd, een “Champignonkwekerij (inclusief basisinrichting)” is, als bedoeld onder 12.7 van de ROEB-lijst.
5.4.14.
Weliswaar is niet in geschil dat het bouwwerk waarvoor eiseres een vergunning heeft aangevraagd, na voltooiing deel zal uitmaken van een champignonkwekerij, maar de rechtbank begrijpt wat eiseres heeft aangevoerd zo, dat zij bestrijdt dat het bouwwerk waarvoor zij een vergunning heeft aangevraagd ook is aan te merken als een champignonkwekerij
inclusief basisinrichting(cursivering rechtbank). In dat verband acht de rechtbank van belang dat de kosten van de basisinrichting van een champignonkwekerij, naar de heffingsambtenaar tijdens de zitting onweersproken heeft verklaard, voor een groot deel bestaan uit kosten van de bouw van de basisinrichting. Daarom vraagt de rechtbank zich af of het in dit geval wel passend is voor het bouwwerk van eiseres het normbedrag van de champignonkwekerij te gebruiken. De heffingsambtenaar dient hierop een nadere toelichting te geven en uit te leggen waarom dat volgens hem het geval is en daarbij het standpunt van eiseres te betrekken.
5.4.15.
De rechtbank stelt de heffingsambtenaar wat betreft het tweede punt in de gelegenheid om:
- een nadere toelichting en motivering te geven op zijn standpunt dat het bouwwerk waarvoor eiseres een vergunning heeft aangevraagd, een Champignonkwekerij (inclusief basisinrichting) als bedoeld onder 12.7 van de ROEB-lijst is;
- uiteen te zetten hoe naar zijn opvatting de vraag moet worden beantwoord
of heffing van leges op basis van het normbedrag dat geldt voor een champignonkwekerij inclusief basisinrichting, in gevallen waarin het bouwwerk/champignonkwekerij waarvoor een vergunning wordt aangevraagd niet de bouw van de basisinrichting omvat, leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
De rechtbank verzoekt de heffingsambtenaar om daarbij het standpunt van eiseres te betrekken.
5.4.16.
De rechtbank zal daarom een tussenuitspraak doen en de heffingsambtenaar in de gelegenheid stellen een nadere toelichting te geven zoals vermeld in onder 5.4.10 en onder 5.4.15 in deze tussenuitspraak.

Conclusie en gevolgen

6.1.
De bestreden uitspraak op bezwaar is dus nog op twee punten onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding om de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de heffingsambtenaar het gebrek te herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, zodat de heffingsambtenaar eiseres ook gelegenheid kan geven haar standpunt nog nader te onderbouwen.
6.2
De heffingsambtenaar dient op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk te laten weten of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de heffingsambtenaar gebruik maakt van die gelegenheid zal de rechtbank eiseres vervolgens in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van heffingsambtenaar. In beginsel, ook in de situatie dat de heffingsambtenaar de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6.3
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die tot aan de tussenuitspraak naar voren zijn gebracht, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
6.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt de heffingsambtenaar op om de rechtbank binnen twee weken mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen zoals vermeld onder 5.4.10 en 5.4.15;
- stelt de heffingsambtenaar in de gelegenheid om binnen
achtweken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, voorzitter, en mr. G. de Jong en mr. G.J. van Leijenhorst, leden, in aanwezigheid van mr. A. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: de voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Gemeentewet
Artikel 229
1. Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
[…]
b. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
Artikel 229b
1. In verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, worden geheven, worden de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
Legesverordening 2018
Artikel 2
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
1. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
Artikel 5
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 10
3. Het college is bevoegd voor bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de regeling mochten voordoen.
Als bijlage 1 bij de Legesverordening 2018 is opgenomen de Tarieventabel 2018.
Tarieventabel 2018
2.1.1.2
Onder de bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan een raming van de bouwkosten (exclusief btw) op basis van het Overzicht bouwkosten ten behoeve van berekeningen voor de bouwlegestoets vastgesteld door het ROEB (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht) op 12 september 2017, kortweg aangeduid met Richtlijn Bouwkosten 2018, bijgevoegd als bijlage 2 bij deze verordening;
2.3.1.1.
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
over de eerste € 500.000 aan bouwkosten 3,07% van de bouwkosten en voor het eventueel resterende deel boven de € 500.000 aan bouwkosten 2,56% van de bouwkosten. […]
Als bijlage 2 bij de Legesverordening 2018 is opgenomen het overzicht bouwkosten ten behoeve van berekeningen voor de bouwleges-toets van het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht
2018
2018
De vermelde prijzen gelden per eenheid zoals vermeld
excl. BTW
incl. 21% BTW
eenheid
(euro)
(euro)
(bruto)
Overige agrarische bedrijfsgebouwen
12.7
Champignonkwekerij (inclusief basisinrichting)
533,00
644,93
per m2

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 8 juni 2022 van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2022:1827.
2.Ze verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1928.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de HR van 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1669 en van 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:689.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 23 december 2005,ECLI:NL:HR:2005:AR7771.
7.Zie de uitspraak van de HR van 24 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3345