ECLI:NL:HR:2019:689

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
18/04662
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legesheffing en motiveringsplicht van de rechter in bestuursrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de legesheffing door de gemeente Tilburg. De belanghebbende, een B.V., had in 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een hotel-restaurant met vergaderaccommodatie. De gemeente had leges in rekening gebracht op basis van een tarieventabel, die was vastgesteld op een bedrag van € 498.993,12, gebaseerd op een bouwkostenbedrag van € 18.775.889,20. De belanghebbende betwistte deze leges, stellende dat de werkelijke bouwkosten ongeveer € 11.920.000 bedroegen.

De zaak kwam voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat oordeelde dat de gemeente Tilburg de leges op basis van de tarieventabel mocht berekenen. De belanghebbende ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad de vraag behandelde of de gemeente verplicht was om de leges te baseren op de werkelijke bouwkosten. De Hoge Raad oordeelde dat de gemeente de vrijheid had om de leges te baseren op de normbedragen in de tarieventabel en dat de motivering van het Hof voldoende was. De Hoge Raad verwierp de middelen van de belanghebbende en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van gemeenten bij het vaststellen van leges en de motiveringsplicht van de rechter in bestuursrechtelijke geschillen. De Hoge Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 mei 2019
Nr. 18/04662
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 11 oktober 2018, nr. 17/00397, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/7713) betreffende van belanghebbende geheven leges. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend. Aangezien deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende heeft in 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een hotel-restaurant met vergaderaccommodatie in [Q] . Deze vergunning is in 2015 verleend. Voor de behandeling van deze aanvraag is € 498.993,12 aan leges in rekening gebracht (hierna: de leges).
2.1.2.
De tarieventabel bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014 van de gemeente Tilburg (hierna: de Tarieventabel) bepaalt onder meer:
8.1.1.2 Bouwkosten
De bouwkosten, exclusief BTW, op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend op basis van de tabel “Bouwkosten legesberekening”. (…) De tabel “Bouwkosten legesberekening” is kosteloos in te zien bij de afdeling Dienstverlening (…).
8.3
Omgevingsvergunning
8.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit (…), bedraagt het tarief: (…)
8.3.1.1.6 Indien de bouwkosten € 5.000.000 of meer bedragen: € 140.820,00 vermeerderd met: 2,60% van de bouwkosten minus € 5.000.000, met een maximum van € 650.000,00.
2.1.3.
De leges zijn gebaseerd op een bouwkostenbedrag van € 18.775.889,20. Dit bedrag is berekend op grond van de Tarieventabel. De werkelijke bouwkosten bedragen volgens belanghebbende ongeveer € 11.920.000. De genormaliseerde kosten berekend volgens het Nederlands Bouwkosten Instituut bedragen volgens belanghebbende € 13.233.826,80.
2.2.1.
Voor het Hof was onder meer in geschil of de gemeente Tilburg de leges had moeten berekenen over de werkelijke bouwkosten.
2.2.2.
Het Hof heeft geoordeeld, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015, ECLI:NL:2015:1669, dat het de gemeente vrijstond de bouwsom te baseren op de Tarieventabel.
2.3.1.
De middelen houden in dat dit oordeel onjuist of in elk geval ontoereikend gemotiveerd is in verband met hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft gesteld met betrekking tot de werkelijke bouwkosten.
2.3.2.
De enkele omstandigheid dat in het geding is komen vast te staan dat de werkelijke bouwkosten aanzienlijk lager zijn dan het aan de hand van normbedragen vastgestelde bedrag, noopt de rechter niet tot nadere motivering van zijn oordeel dat de gemeentelijke regelgever de haar toekomende beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden door de heffing van leges uitsluitend aan die normbedragen te verbinden.
De middelen falen in zoverre.
2.4.
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q.Beukers‑van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.