Overwegingen
Hoewel uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelet op de daarin gebezigde begrippen ‘belanghebbende’ en ‘besluit’, voortvloeit dat in afzonderlijke uitspraken op de beroepen van belanghebbenden moet worden beslist, zal de rechtbank haar beslissingen vastleggen in één uitspraak, gelet op de sterke samenhang tussen de beroepen (vlg. ECLI:NL:HR:2015:71 en ECLI:NL:GHARL:2015:7652). Partijen hebben ter zitting aangegeven hiermee in te kunnen stemmen. Feiten
Eisers zijn eigenaren en gebruikers van de onroerende zaken. De gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen de aan ieder van hen bekendgemaakte WOZ-beschikkingen. Bij de bestreden uitspraken heeft verweerder op de bezwaren van eisers beslist onder toekenning van een proceskostenvergoeding, zoals hieronder vermeld:
zaaknummer
Object
Waarde bij aanslag
Waarde bij bestreden uitspraak
Proceskosten-vergoeding
16/3334
[adres 1]
€ 937.000
€ 759.000
€ 369
16/3348
[adres 2]
€ 449.000
€ 400.000
€ 369
16/3390
[adres 3]
€ 798.000
Gehandhaafd
€ 369
16/3420
[adres 4]
€ 1.106.000
€ 1.017.000
€ 840,90
16/3447
[adres 5]
€ 882.000
€ 794.000
€ 369
16/3493
[adres 6]
€ 666.000
€ 546.000
€ 369
16/3559
[adres 7]
€ 1.089.000
€ 856.000
€ 840,90
16/3680
[adres 8]
€ 1.131.000
€ 969.000
€ 369
Het object [adres 1] (SHE 16/3334/ [persoon 1] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met (bedrijfs)woning. Naast de bedrijfswoning (uit 1926 en 1973), verbonden aan bedrijfsgebouwen, omvat het bedrijf acht varkensstallen van verschillende bouwjaren en vier mestkelders. Tevens omvat het bedrijf drie werktuigenbergingen/wagenloodsen, een werkplaats, een plaat-/sleufsilo, een mestsilo en twee serres. Tot de onroerende zaak behoren meerdere percelen, waarvan 1000 m² als grond bij woning en 10.250 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 2] (SHE 16/3348/ [persoon 2] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met vrijstaande woning. Naast de woning (uit 1953) met aanbouw (uit 1996) omvat het bedrijf drie varkensstallen van verschillende bouwjaren en vier mestkelders. Tevens omvat het bedrijf een werktuigenberging/wagenloods en een schuur. De erfverharding heeft een oppervlakte van 900 m². Tot de onroerende zaak behoren twee percelen, waarvan 600 m² als grond bij woning en 5000 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken. Vanwege de levensvatbaarheid van het bedrijf heeft verweerder een waardecorrectie van € 45.000 toegepast.
Het object [adres 3] (SHE 16/3390/ [persoon 3] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met woning. Naast de woning (uit 2006) met dakkapel en voorraadkelder omvat het bedrijf negen varkens-/fokstallen van verschillende bouwjaren en zeven mestkelders. Tevens omvat het bedrijf een werkplaats, een mestbassin en een schuur. De erfverharding heeft een oppervlakte van 800 m². Tot de onroerende zaak behoren twee percelen, waarvan 2.500 m² als grond bij woning en 10.000 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 4] (SHE 16/3420/ [persoon 4] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met vrijstaande woning. Naast de woning (uit 1997) omvat het bedrijf vijf varkensstallen van verschillende bouwjaren en twee mestkelders. Tevens omvat het bedrijf een schuur. De erfverharding heeft een oppervlakte van 1000 m². Tot de onroerende zaak behoren meerdere percelen, waarvan1500 m² als grond bij woning en 7000 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 5] (SHE 16/3447/ [persoon 5] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met vrijstaande woning. Naast de woning (uit 1979) met aanbouw, dakkapel, inpandige garage en carport omvat het bedrijf vijf varkensstallen van verschillende bouwjaren en drie mestkelders. Tevens omvat het bedrijf een werktuigenberging/wagenloods, een tussenbouw, een stal/nachtverblijf en een luifel. De erfverharding heeft een oppervlakte van 1000 m². Tot de onroerende zaak behoren drie percelen, waarvan 1250 m² als grond bij woning en 6750 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 6] (SHE 16/3493/ [persoon 6] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met vrijstaande woning. Naast de woning (uit 1979) omvat het bedrijf drie varkensstallen van verschillende bouwjaren en drie mestkelders. Tevens omvat het bedrijf twee werktuigenbergingen/wagenloodsen. Tot de onroerende zaak behoren meerdere percelen, waarvan 885 m² als grond bij woning en 5300 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 7] (SHE 16/3559/ [persoon 7] ) betreft een gemengd intensieve veehouderij voor varkens en melkvee met vrijstaande woning. Naast de woning (uit 1995) omvat het bedrijf vier varkensstallen van verschillende bouwjaren en twee mestkelders. Daarnaast omvat het bedrijf twee ligboxenstallen en een werktuigenberging/ wagenloods. De erfverharding heeft een oppervlakte van 2500 m². Tot de onroerende zaak behoort een perceel, waarvan 750 m² als grond bij woning en 9.250 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Het object [adres 8] (SHE 16/3680/ [persoon 8] ) betreft een intensieve veehouderij voor varkens met (bedrijfs)woning. Naast de bedrijfswoning (uit 1952), verbonden aan bedrijfsgebouw, met dakkapel, zolder en aanbouw, omvat het bedrijf zes varkensstallen van verschillende bouwjaren en vijf mestkelders. Tevens omvat het bedrijf een werktuigenberging/wagenloods, een jongveestal en een tussenbouw. De erfverharding heeft een oppervlakte van 500 m². Tot de onroerende zaak behoren meerdere percelen, waarvan 1000 m² als grond bij woning en 11.000 m² als grond bij niet-woning in de waardebepaling zijn betrokken.
Geschil en beoordeling
1.
Verweerder stelt zich in beroep in zaak SHE 16/3390 ( [persoon 3] ) op het standpunt dat de waarde van het object [adres 3] per waardepeildatum 1 januari 2015
€ 771.000 bedraagt. Aangezien deze waarde lager is dan de waarde die in de bestreden uitspraak is genoemd, kan de bestreden uitspraak in die zaak niet in stand blijven. Het beroep is in die zaak in zoverre gegrond. Omdat eiser zich met de thans door verweerder voorgestane waarde voor dit object evenmin kan verenigen, beoordeelt de rechtbank tevens of de door verweerder in beroep verdedigde waarde voor dat object niet te hoog is. In geschil zijn derhalve de waarden van acht agrarische objecten op de waardepeildatum 1 januari 2015.
2.
Verweerder verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarden naar de getaxeerde waarden, zoals opgenomen in de taxatierapporten die zijn opgesteld door taxateur G.D. Staal, gecontroleerd door taxateur S.A. van Eck. Verweerders standpunt ten aanzien van de waarden van deze objecten is als volgt:
Zaaknummer
Object
Vastgestelde waarde bij bestreden uitspraak
Getaxeerde waarde in beroep
16/3334
[adres 1]
€ 759.000
€ 897.000
16/3348
[adres 2]
€ 400.000
€ 408.000
16/3390
[adres 3]
€ 798.000
€ 771.000
16/3420
[adres 4]
€ 1.017.000
€ 1.154.000
16/3447
[adres 5]
€ 794.000
€ 832.000
16/3493
[adres 6]
€ 546.000
€ 643.000
16/3559
[adres 7]
€ 856.000
€ 901.000
16/3680
[adres 8]
€ 969.000
€ 1.053.000
3. Eisers bepleiten, onder verwijzing naar de taxatierapporten/taxatiekaarten, opgesteld door taxateur B. van der Wielen, de volgende waarden:
Zaaknummer
Object
Bepleite waarde
16/3334
[adres 1]
€ 571.000
16/3348
[adres 2]
€ 285.000
16/3390
[adres 3]
€ 606.000
16/3420
[adres 4]
€ 893.000
16/3447
[adres 5]
€ 553.000
16/3493
[adres 6]
€ 368.000
16/3559
[adres 7]
€ 576.000
16/3680
[adres 8]
€ 829.000
4.
Op verweerder rust de last te bewijzen dat de door hem in beroep verdedigde waarden niet te hoog zijn. De beantwoording van de vraag of verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, hangt mede af van wat door eisers is aangevoerd.
5. Verweerders taxateur heeft de objecten inpandig bezocht en geconstateerde fouten in de registratie van de deelobjecten waar nodig gecorrigeerd. Eisers hebben de aldus vastgestelde objectonderdelen niet bestreden. Dit betekent dat de rechtbank bij de beoordeling van de beroepen uitgaat van de juistheid van de in de taxatierapporten van verweerder beschreven objectgegevens.
6. Partijen zijn het erover eens dat de landelijke taxatiewijzers ‘Grond bij agrarische objecten’ en de ‘Taxatiewijzer Agrarische gebouwen’ (hierna: de Taxatiewijzer), zoals die jaarlijks door de VNG voor agrarische objecten worden vastgesteld, in beginsel als hulpmiddel kunnen dienen bij de waardering van agrarische onroerende zaken als de onderhavige. Deze eensluidende opvatting van partijen vindt steun in bestendige jurisprudentie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van 23 juli 2013 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2013:3381 en de uitspraak van 12 april 2016 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2016:2868. De vermelding van een kengetal in deze taxatiewijzers kan een aanwijzing zijn voor de grootte van dat kengetal in een specifieke casus, maar steeds zal de taxateur zich rekenschap moeten geven van de individuele omstandigheden van de onroerende zaak. 7. Eisers voeren aan dat de ‘Taxatiewijzer Agrarische gebouwen’ voor het belastingjaar 2016, in bijlage 4 onder ‘Varkenshouderij’ (pagina’s 169 en 170) een alternatieve berekeningswijze voorschrijft voor het bepalen van de WOZ-waarde van varkensbedrijven. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder bij zijn waardering ten onrechte deze alternatieve berekeningswijze niet heeft gevolgd. De alternatieve berekeningswijze houdt (kort gezegd) in dat de waarde van het varkensbedrijf (dus met inbegrip van een eventuele bedrijfswoning, bijgebouwen, mestkelders en ondergrond) wordt bepaald aan de hand van de totale oppervlakte van de aanwezige varkensstallen, vermenigvuldigd met een eenheidsprijs per vierkante meter. Eisers hebben de eenheidsprijs voor de objecten van eisers op basis van een aantal verkooptransacties van varkensbedrijven in de provincie Noord-Brabant becijferd op € 180,17 per m².
8. Verweerder heeft bij de waardering van de objecten gebruik gemaakt van het rekenmodel TIOX, waarbij aan de verschillende deelobjecten van het agrarisch object op basis van kengetallen, die zijn verkregen uit analyses van verkooptransacties, deelwaarden worden toegekend en deze deelwaarden vervolgens bij elkaar worden opgeteld. Gelet op het verhandelde ter zitting heeft verweerder zich daarbij slechts gedeeltelijk gebaseerd op de kengetallen van de Taxatiewijzer. Voor een aantal deelobjecten, die specifiek zien op varkensbedrijven, is de taxateur afgeweken van de kengetallen in de Taxatiewijzer, omdat die zijns inziens onjuist zijn doordat de onderliggende verkooptransacties door de opstellers van de Taxatiewijzer onjuist zijn geanalyseerd. Om die reden heeft de taxateur een vijftal verkooptransacties van varkensbedrijven uit de betreffende Taxatiewijzer, die afkomstig zijn uit de provincie Noord-Brabant, nogmaals geanalyseerd en daaruit eigen kengetallen afgeleid.
9. De rechtbank stelt voorop dat de Taxatiewijzer (pag. 169) aangeeft dat bij varkensbedrijven met een omvang zoals die van eisers (meer dan 1500 m² varkensstallen) een optelsom van de waarden van alle deelobjecten in TIOX (woning, erf, mestkelders, stallen, bijgebouwen enz.) leidt tot een te hoge WOZ-waarde. In de Taxatiewijzer wordt dit verklaard door de aanname dat kopers van varkensbedrijven waarschijnlijk niet meer kijken naar de diverse deelobjecten van het varkensbedrijf, maar primair naar het aantal varkens dat gehouden kan worden (de verdiencapaciteit). Om die reden is er in de Taxatiewijzer voor gekozen bij varkensbedrijven met meer dan 1500 m² varkensstallen handmatig op de kengetallen te corrigeren aan de hand van een eenheidsprijs en het aantal vierkante meters aan varkensstal. De eenheidsprijs voor vleesvarkensstallen ligt volgens de Taxatiewijzer in de bandbreedte van € 125 tot € 225 per vierkante meter aan varkensstal; bij zeugenbedrijven ligt de WOZ-waarde in een bandbreedte van € 175 tot € 225 per vierkante meter aan varkensstal.
10. In de Taxatiewijzer is gelet op het voorgaande expliciet aangegeven dat een optelsom van alle deelobjecten in TIOX bij varkensbedrijven zoals die van eisers leidt tot een te hoge WOZ-waarde. Dat die stelling in de Taxatiewijzer onjuist zou zijn vanwege een onjuiste analyse van de aan de kengetallen ten grondslag liggende verkooptransacties, is naar het oordeel van de rechtbank door verweerder onvoldoende onderbouwd. Zo is voor de rechtbank niet inzichtelijk geworden op welke specifieke punten de analyse van de verkooptransacties die ten grondslag ligt aan de kengetallen in de Taxatiewijzer onjuist zou zijn. Evenmin is inzichtelijk geworden dat met een optelsom van alle deelobjecten in TIOX, indien daarbij de (deels) afwijkende kengetallen van verweerders taxateur worden gehanteerd - wél tot een marktconforme waarde wordt gekomen. Als verweerder bedoelt te zeggen dat bij hantering van de door hem becijferde kengetallen de alternatieve berekeningswijze in de zaken van eisers niet behoeft worden toegepast, dan zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit dat blijkt. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat in de Taxatiewijzer 2016 (bijlage 4, pagina 183) voor het belastingjaar 2017 wederom - maar nu in de vorm van een instructie - is gekozen voor deze alternatieve berekeningswijze.
11. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De beroepen zijn daarom gegrond en de uitspraken op bezwaar worden, voor zover aangevochten, vernietigd.
12. Ook eisers hebben de waarden van de objecten naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Factoren als de aanwezigheid en kwaliteit van een bedrijfswoning, leeftijd van de gebouwen, doelmatigheid, opzet van het bedrijf, de aanwezigheid van andere bijbehorende gebouwen en de (micro)ligging, zijn volgens de Taxatiewijzer bepalend voor de vraag waar in de bandbreedte het te taxeren object thuis hoort. Met het hanteren van één uniforme eenheidsprijs van € 180,17 per vierkante meter varkensstal, zoals eisers die voorstaan, wordt naar het oordeel van de rechtbank miskend dat de taxateur volgens de Taxatiewijzer telkens een afweging moet maken op welke wijze binnen een bandbreedte recht wordt gedaan aan de verschillen in objectkenmerken tussen de varkensbedrijven. Hetgeen door eiser in de procedure 16/3559 ( [persoon 7] ) overigens met betrekking tot de opstallen voor melkvee is aangevoerd kan, gelet op het voorgaande, verder onbesproken blijven.
13. Nu geen van partijen de door haar gestelde waarden aannemelijk maakt, ziet de rechtbank aanleiding om de geschillen met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb finaal te beslechten. Rekening houdend met alle waardebepalende elementen, stelt de rechtbank de waarde van de objecten in goede justitie als volgt vast:
Zaaknummer
Object
waarde
16/3334
[adres 1]
€ 700.000
16/3348
[adres 2]
€ 350.000
16/3390
[adres 3]
€ 760.000
16/3420
[adres 4]
€ 1.000.000
16/3447
[adres 5]
€ 700.000
16/3493
[adres 6]
€ 465.000
16/3559
[adres 7]
€ 760.000
16/3680
[adres 8]
€ 950.000
14.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door ieder van hen betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers in beroep gemaakte kosten. De rechtbank merkt daarbij op dat de proceskosten in bezwaar in alle zaken reeds zijn vergoed op een wijze zoals in de bestreden uitspraken is vermeld. Namens eisers zijn tegen die vastgestelde bedragen geen beroepsgronden aangevoerd. Met betrekking tot de proceskosten in beroep hanteert de rechtbank het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2017, en de daarbij behorende bijlage.
16. De zaken van eisers, waarin dezelfde gemachtigde in de beroepsfase optrad, zijn (nagenoeg) gelijktijdig aan de orde gesteld. De werkzaamheden van de gemachtigde in beroep waren in de acht zaken nagenoeg identiek. In alle zaken betreft het geschil hoofdzakelijk de wijze van taxeren bij varkensbedrijven. Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Bpb, alsmede gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:439), is er in de beroepsfase sprake van acht samenhangende zaken. In alle zaken is het beroep gegrond. Bij de proceskostenvergoeding dient op grond van bijlage C2 bij het Bpb daarom in verband met samenhangende zaken de wegingsfactor 1,5 te worden gehanteerd. De rechtbank kent 2 punten toe (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting), met een waarde per punt van € 495. 17. Verweerder heeft zich ter zitting niet verzet tegen vergoeding van de in beroep ingebrachte aanvullende taxatiekaarten/taxatierapporten tegen een uurtarief van € 80 excl. btw. Verweerder heeft evenwel betwist dat het aantal gefactureerde uren in de gevallen waarin sprake is van een aanvullende taxatie, gelet op het daarmee gemoeide tijdsbeslag, meer zou moeten zijn dan één. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. In de door eisers ingebrachte taxatiekaarten/rapporten is enkel, op basis van de door verweerder in beroep gecorrigeerde gegevens, op een taxatiekaart een berekening gemaakt op de wijze zoals die wordt vermeld in rechtsoverweging 7. De rechtbank acht daarom een tijdsbeslag van één uur per object voor de taxatiekosten in beroep, gelet op de aard, de bewerkelijkheid en omvang van het getaxeerde object, redelijk. Gelet hierop kent de rechtbank in alle zaken, uitgezonderd de zaak 16/3334 waarin geen aanvullende taxatie is ingebracht, een vergoeding toe van € 80 excl. btw (€ 96,80 incl. btw). Daarnaast kent de rechtbank in de zaak 16/3493 voor het in beroep ingebrachte taxatierapport € 130 excl. btw (157,30 incl. btw) toe, zoals gevorderd door eiser en door verweerder niet weersproken.
18. De totale door verweerder te vergoeden proceskosten in beroep bedragen aldus € 1.485 (proceskosten beroep) + € 834,90 (taxatiekosten) = € 2.319,90. De rechtbank zal in elk van de zaken een vergoeding toekennen, zoals aangegeven in het dictum.