In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Asten tegen de uitspraak van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 december 2012. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat] 33 te [woonplaats], vastgesteld op € 791.000 voor de waardepeildatum 1 januari 2009 en € 761.000 voor 1 januari 2010. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardes, wat leidde tot een beroep bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de waardes verlaagd naar respectievelijk € 650.000 en € 630.000, en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar betoogd dat de Rechtbank ten onrechte lagere waardes heeft vastgesteld dan de door hem voorgestelde waardes. Het Hof oordeelt dat de Taxatiewijzers als hulpmiddel kunnen dienen, maar dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van de onroerende zaak, zoals de ligging in een extensiveringsgebied en het feit dat de pluimveehouderij niet langer rendabel is. Het Hof bevestigt de waardes die door de Rechtbank zijn vastgesteld, en verklaart zowel het hoger beroep als het incidenteel hoger beroep ongegrond. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende.