ECLI:NL:RBNNE:2025:3822

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
24/4166 en 24/4167
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen immateriële schadevergoeding aardbevingsproblematiek door IMG

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd op 3 september 2025, worden de aanvragen van eisers om vergoeding van immateriële schade als gevolg van aardbevingsproblematiek afgewezen. De eisers, die in een gebied woonden dat door aardbevingen werd getroffen, hadden verzocht om schadevergoeding op basis van de door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) gehanteerde ondergrens voor immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat het IMG een correcte ondergrens hanteert en dat de eisers deze ondergrens niet halen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die recht geven op een vergoeding. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers en concludeert dat de afwijzing van hun aanvragen terecht is. De rechtbank wijst erop dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat er sprake is van een persoonsaantasting die recht geeft op schadevergoeding. De rechtbank bevestigt dat de lat voor het aannemen van een persoonsaantasting hoog ligt en dat psychisch onbehagen alleen niet voldoende is voor een vergoeding. De beroepen worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 24/4166 en LEE 24/4167

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 september 2025 in de zaak tussen

[naam 1 en naam 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigden: mr. S. van Gent en mr. T. Dekker),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, IMG

(gemachtigden: mr. L. Sijbrandij-Leyten en mr. K.A. van der Heide).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvragen van eisers om vergoedingen van immateriële schade. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvragen.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het IMG een correcte ondergrens hanteert voor het toekennen van vergoeding van immateriële schade
.Eisers halen deze ondergrens niet en er doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die toch recht geven op deze vergoeding. Eisers krijgen daarom geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2.1.
Eisers hebben op 22 april 2024 aanvragen ingediend om vergoedingen van immateriële schade. Het IMG heeft deze aanvragen met de besluiten van 27 mei 2024 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 10 oktober 2024 op de bezwaren van eisers is het IMG bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Het IMG heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eisers en de gemachtigden van het IMG.

Relevante feiten en standpunten van partijen

3.1.
Eisers waren tot 30 juli 2019 woonachtig op [adres] . Op 8 januari 2014 hebben zij een melding van fysieke schade aan hun woning gedaan bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). De NAM heeft voor deze schade aan eisers een vergoeding van € 4.743,77 toegekend.
3.2.
In de bestreden besluiten kent het IMG 1 punt (of: aanwijzing) toe voor de bouwsteen ‘locatie’ en 1 punt voor de bouwsteen ‘omvang van de schade’. Voor de bouwstenen ‘veiligheid’ en ‘doorlooptijd’ kent het IMG geen punten toe. De door eisers ingevulde vragenlijsten, aangeduid als Persoonlijke Impact Analyse (PIA), leiden tot het profiel 4 ‘bijzonder ernstig ervaren leed’. Het IMG concludeert dat het resultaat van de bouwstenen (2 punten) en van de uitkomst van de PIA niet leiden tot het aannemen van een persoonsaantasting. Het is, volgens het IMG, noodzakelijk dat er voldoende objectieve factoren zijn om een persoonsaantasting aan te nemen en dat is niet het geval met dit resultaat van de bouwstenen. Met een totaal van 2 punten is de ondergrens daarvoor niet gehaald.
3.3.
In de gronden van beroep voeren eisers aan dat zij woonachtig waren in een gebied waar aardbevingen optraden, met als gevolg mijnbouwschade aan hun woning. Zij hebben daardoor angst en spanningen ervaren. Om die reden hebben zij vergoeding van immateriële schade aangevraagd.
Onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad (HR) en van deze rechtbank, stellen eisers dat het IMG in de bestreden besluiten ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom twee punten, die niet enkel zien op de locatie, in combinatie met enig PIA-profiel nooit een persoonsaantasting kunnen opleveren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Rechtspraak en beleid
5.1.
In de prejudiciële beslissing van 19 juli 2019 [1] heeft de HR de vraag over immateriële schadevergoeding als volgt beantwoord:
Schade die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk kan bestaan in een andere aantasting in de persoon als bedoeld in art. 6:106, onder b, BW [2] . (…)
Om te kunnen aannemen dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen dat op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking komt, of dat de benadeelde om een andere reden op de in art. 6:106, onder b, BW bedoelde andere wijze in zijn persoon is aangetast, volstaat niet de enkele vaststelling dat de benadeelde woont in het gebied waar dikwijls aardbevingen worden gevoeld en schade wordt geleden, in combinatie met een persoonlijke verklaring van die benadeelde over zijn beleving van de invloed die de aardbevingen op hem hebben.
De omvang van een verplichting tot vergoeding van schade die bestaat in een aantasting in de persoon op andere wijze, laat zich niet ‘min of meer forfaitair’ vaststellen. Dat laat onverlet dat de rechter kan oordelen dat de aard en de ernst van de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt.
5.2.
In het arrest van 17 december 2019 [3] heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met inachtneming van bovengenoemde prejudiciële beslissing, onder meer het volgende uitgesproken:
(…) in een situatie waarin een woning meer dan eenmaal schade (het gaat ook hier om vastgestelde A- schade of B-schade) heeft opgelopen kan worden aangenomen dat de bewoners van die woning op andere wijze in hun persoon zijn aangetast en om die reden aanspraak hebben op immateriële schade. In die situatie brengen de aard (concrete en potentieel beangstigende aantasting van de persoonlijke levenssfeer) en de ernst (geen incident maar een herhaling) van de gebeurtenis mee dat de nadelige gevolgen daarvan voldoende voor de hand liggen. Buiten deze situatie dient van geval tot geval te worden afgewogen of sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
(…)
Al met al is naar het oordeel van het hof in dit geval een minimumbedrag van € 2.500 redelijk. In individuele gevallen kan het bedrag worden verhoogd, bijvoorbeeld wanneer meer dan tweemaal A- of B-schade is vastgesteld (uitgangspunt is dat per extra schadegeval aanspraak bestaat op € 1.250), of ten gevolge van de aardbevingen ernstige (psychische) gezondheidsklachten zijn ontstaan of de woning onbewoonbaar is verklaard of langdurig niet bewoond kon worden.
5.3.1.
Het IMG heeft in hoofdstuk 4 van zijn Procedure en werkwijze een regeling voor de vergoeding van immateriële schade opgenomen. Dit is beleid in de zin van titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [4] . De regeling houdt in dat het IMG een aanvraag tot vergoeding van immateriële schade in beginsel behandelt aan de hand van een gestandaardiseerde methode. Hierbij worden punten (door het IMG ‘aanwijzingen’ genoemd) toegekend aan vier bouwstenen om vast te stellen in hoeverre er sprake is van een persoonsaantasting: de locatie, de veiligheidssituatie, de omvang van de fysieke schade en de duur van de procedure(s). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend, hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan geen vergoeding, € 1.500,-, € 3.000,-, of maximaal € 5.000,- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager ervoor kiezen een PIA in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van deze PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding naar boven corrigeren, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,- blijft.
5.3.2.
Bij een totaal van 2 punten wordt geen persoonsaantasting aangenomen en om die reden geen vergoeding toegekend. Bij een totaal van 3 punten en een PIA-profiel 1 (tot licht ervaren leed) wordt ook geen vergoeding toegekend. Bij een totaal van 3 punten en een PIA-profiel 2 (enigszins ernstig ervaren leed), 3 (ernstig ervaren leed) of 4 (bijzonder ernstig ervaren leed) wordt een vergoeding van € 1.500,- toegekend. Dit laat zich als volgt in een tabel vertalen.
5.4.
In de uitspraak van 20 april 2023 [5] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank in 6.1. verwezen naar haar civiele vonnis van 1 maart 2017 [6] waarin is overwogen dat voorop moet worden gesteld dat de wetgever de lat voor toekenning van immateriële schadevergoedingen hoog heeft willen leggen. De rechter dient daarmee blijkens de parlementaire behandeling terughoudend te zijn, zowel voor wat betreft de vraag of sprake is van een aantasting in de persoon als de omvang van het toe te wijzen bedrag. De rechtbank heeft in 6.5. overwogen dat een regeling waarbij in beginsel maximaal € 5.000.- aan immateriële schade kan worden begroot, past binnen de kaders van artikel 6:106, aanhef en onder b, van de BW en artikel 10, tweede lid, van de Tijdelijke wet Groningen (TwG). Voorts acht de rechtbank (in 8.) een puntensysteem zoals door het IMG gehanteerd om de schade te begroten passend om in een groot aantal zaken de immateriële schade te beoordelen. Bij het begroten van schades moeten altijd keuzes worden gemaakt. Van belang is dat die keuzes redelijk en aanvaardbaar zijn.
5.5.
In de uitspraak van 8 november 2023 [7] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld (in 7.2.) dat een methode die én grote aantallen kan verwerken én middels bouwstenen rekening houdt met locatie, veiligheid, fysieke schade, schadeafhandeling en (middels een PIA met) het ervaren leed, een geschikte en passende methode is om immaterieel geleden schade binnen afzienbare termijn te begroten en uit te keren. De rechtbank oordeelt in deze uitspraak geen aanleiding te zien om over te gaan tot aanpassing van de methode. Een eventuele aanpassing van de begroting van de persoonsaantasting zal moeten plaatsvinden in de bouwstenen zelf.
5.6.
In de uitspraak van 31 januari 2024 [8] heeft de enkelvoudige kamer van deze rechtbank het volgende geoordeeld:
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom een aantasting in de persoon op andere wijze die voor een immateriële schadevergoeding in aanmerking komt niet kan worden aangenomen, indien er naast de locatie en de eigen verklaring, ook nog in een andere bouwsteen – in dit geval voor fysieke schade – een punt wordt toegekend. Kortom, onvoldoende is gemotiveerd waarom twee punten in combinatie met enig profiel uit de PIA nooit een persoonsaantasting kunnen opleveren, wanneer de twee punten niet enkel zien op de locatie.
De uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 [9] bevat hetzelfde oordeel.
Het geschil
6. In de onderhavige zaak is tussen partijen niet in geschil dat eisers op basis van de regeling voor de vergoeding van immateriële schade in aanmerking komen voor twee punten, te weten een punt bij bouwsteen 1 (de locatie) en een punt bij bouwsteen 3 (omvang van de fysieke schade). Evenmin is in geschil dat eisers op de vragenlijst/PIA het zwaarste profiel scoren (4 = bijzonder ernstig ervaren leed). Volgens de bovenstaande tabel leidt dit ertoe dat eisers tot categorie A (geen persoonsaantasting) behoren en dat zij daarom niet in aanmerking komen voor een vergoeding. Wel is in geschil of twee punten in combinatie met de uitkomst van de PIA een persoonsaantasting kan opleveren, wanneer de twee punten niet enkel zien op de locatie.
Motivering van de bestreden besluiten
7.1.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank in deze zaak zal beoordelen of het IMG voldoende heeft gemotiveerd dat een totaal van twee punten (die niet alleen zien op de locatie) in combinatie met het PIA-profiel betekent dat er geen persoonsaantasting kan worden aangenomen.
7.2.
In de bestreden besluiten, zie pagina’s 6 en 7, stelt het IMG dat de drempel om in aardbevingszaken immateriële schade aan te nemen laag is gesteld, maar dat de stelplicht en bewijslast bij de aanvrager ligt als deze drempel niet wordt gehaald:
Vanuit de gedachte dat de bewoner zoveel mogelijk moet worden ontlast en ontzorgd, maar ook het gegeven dat een ruimhartige schadeafhandeling als uitgangspunt moet gelden, komen wij de aanvrager tegemoet in de onderbouwing van de aantasting van zijn persoon. Dit doen we door de aard en ernst van de normschending af te leiden uit een aantal bouwstenen. Aan de hand van deze bouwstenen kunnen we tot de conclusie komen dat de aard en de ernst van de normschending dusdanig is, dat de nadelige gevolgen daarvan zó voor de hand liggen, dat een persoonsaantasting kan worden aangenomen. Wij komen de aanvrager hiermee tegemoet in de bewijslast die hiervoor normaal gesproken op hem rust.
In de rechtspraak wordt echter terughoudend omgegaan met het aannemen van een
persoonsaantasting op andere wijze, de lat daarvoor ligt erg hoog. Wij hebben daarom binnen de regeling voor immateriële schade kaders aangebracht waarbinnen we een persoonsaantasting kunnen aannemen. […] Uit het oordeel van de HR kan niet afgeleid worden dat het enkele feit dat er méér relevante omstandigheden zijn dan de vaststelling dat iemand in het aardbevingsgebied woont en een persoonlijke verklaring, reeds betekent dat wél een persoonsaantasting kan worden aangenomen. Het is nog steeds zo dat de combinatie van omstandigheden dan tot de conclusie moet leiden dat de aard en de ernst van de normschending dusdanig is, dat de nadelige gevolgen daarvan zó voor de hand liggen, dat een persoonsaantasting kan worden aangenomen.
7.3.
In het verweerschrift [10] betoogt het IMG dat de omstandigheid dat iemand schade heeft geleden en woonachtig is in het gebied waar woningen door aardbevingen in waarde zijn gedaald, aannemelijk maakt dat die persoon daarvan ook psychisch onbehagen heeft ondervonden. Daarom kent het IMG bij een schadevergoeding voor fysieke schade ook een overlastvergoeding toe. Psychisch onbehagen is echter onvoldoende voor het aannemen van een persoonsaantasting.
Verder betoogt het IMG dat de lat voor een persoonsaantasting ongerechtvaardigd laag zou worden gelegd als deze aangenomen zou worden op basis van een punt voor locatie en een punt voor fysieke schade, in combinatie met een bepaalde uitkomst van de PIA. Dit zou betekenen dat een aanvrager die wel in het waardedalingsgebied maar niet in het kerngebied woont (1 punt voor locatie) met een fysieke schade aan de woning tussen de € 1.000,- en
€ 10.000,- (1 punt voor fysieke schade) een vergoeding voor immateriële schade zou krijgen als sprake is van een bepaald PIA-profiel. Dat acht het IMG onjuist. Feitelijk voldoet vrijwel elke inwoner van het waardedalingsgebied met een woning met fysieke schade (waarvoor de vergoeding in de regel hoger is dan € 1.000,-) aan de ondergrens als die op twee punten zou worden gesteld. Dat zou tot de uitkomst leiden dat het overgrote deel van de bewoners van de provincie Groningen in persoon zou zijn aangetast en dit acht het IMG niet realistisch. Het IMG beschrijft ter vergelijking hiertoe meerdere voorbeelden van zaken waarin sprake is van psychisch onbehagen of van het zich gekwetst voelen, terwijl geen persoonsaantasting werd aangenomen. Ter zitting heeft het IMG toegevoegd dat als een zeer grote groep een vergoeding zou krijgen, dit afbreuk zou doen aan de beleving van de groep die ernstig leed heeft ervaren.
7.4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het IMG hiermee voldoende onderbouwd waarom een totaal van twee punten, die niet enkel zien op de locatie, in combinatie met het PIA-profiel in alle gevallen tot de conclusie leidt dat een persoonsaantasting als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het BW, niet per definitie kan worden aangenomen. De lat voor het aannemen van een persoonsaantasting die in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade, ligt in Nederland immers hoog. Psychisch onbehagen is onvoldoende om de persoonsaantasting aan te nemen. Duidelijk is ook, dat voor het aannemen van een persoonsaantasting in het kader van de aardbevingsproblematiek meer nodig is dan de enkele locatie van de woning, in combinatie met een persoonlijke verklaring over de beleving van de invloed die de aardbevingen hebben gehad (de PIA).
7.4.2.
Hoewel er in de onderhavige zaak meer is, namelijk fysieke schade aan de woning ter hoogte van € 4.743,77, heeft het IMG genoegzaam gemotiveerd dat het enkele feit dat er meer relevante omstandigheden zijn, niet per definitie betekent dat daarmee ook een persoonsaantasting kan worden aangenomen. Het IMG heeft in deze toegelicht dat de fysieke schade die eisers aan hun woning hebben gehad, valt binnen de (sub)categorie die niet bijzonder afwijkt van normale, in Nederland vaker voorkomende gebreken in een woning. Het IMG wijst tevens terecht op de bewijslastverdeling: in beginsel is het aan eisers om de persoonsaantasting aan te tonen. Met het puntensysteem dat het IMG hanteert om een persoonsaantasting vast te stellen, is gepoogd de aanvrager tegemoet te komen in de onderbouwing van de aantasting van zijn persoon. Aan de hand van dit puntensysteem kan het IMG tot de conclusie komen dat de aard en ernst van de normschending dusdanig is, dat de nadelige gevolgen daarvan zó voor de hand liggen, dat een persoonsaantasting kan worden aangenomen. Dit betekent niet dat er in het geval van eisers geen sprake kan zijn van een persoonsaantasting. Het betekent enkel dat de persoonsaantasting niet zó voor de hand ligt dat deze op basis van het puntensysteem kan worden aangenomen. Het is dan vervolgens aan eisers om met nadere feiten en omstandigheden te komen om de persoonsaantasting aan te tonen. Daarvan is de rechtbank onvoldoende gebleken, zie ook onder 8.1. en verder.
7.4.3.
De rechtbank oordeelt dat deze conclusie niet strijdig is met de hierboven genoemde rechtspraak van de HR en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Terecht heeft het IMG in de regeling de ondergrens voor toekenning van immateriële schadevergoeding hoger gelegd dan bij twee punten.
Bijzondere omstandigheden
8.1.
Zoals onder 5.3.1. is overwogen, is de regeling voor de vergoeding van immateriële schade beleid in de zin van titel 4.3 van de Awb. Gezien artikel 4:84 van de Awb en het betoog van eisers ter zitting, betekent dit dat ter beoordeling voorligt of het IMG in dit geval wegens bijzondere omstandigheden had moeten afwijken van de regeling.
8.2.
Ter zitting hebben eisers naar voren gebracht dat er kort vóór de verkoop van hun woning nog een schade is geconstateerd, maar dat eisers deze niet hebben gemeld bij het IMG. Het betrof een schade aan de schuur van de woning.
8.3.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat zich bij de woning een tweede fysieke schade als gevolg van bodembeweging heeft voorgedaan. De enkele stelling ter zitting over de schade aan de schuur, met de opmerking dat er een foto van is gemaakt, is hiervoor onvoldoende, nu niets kan worden gezegd over de oorzaak of (financiële) omvang van deze schade. Voorts hebben eisers niet gesteld en is evenmin gebleken dat sprake is van andere bijzonder ernstige persoonlijke omstandigheden, waaruit bijvoorbeeld geestelijk letsel volgt, die afwijking van het beleid rechtvaardigen.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, voorzitter, en mr. M.R. Gans en mr. P. van der Stroom, leden, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
Burgerlijk Wetboek
Artikel 6:106
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Procedure en Werkwijze IMG
Artikel 4.3
1. Voor wat betreft de locatie van de woning(en) van de aanvrager maakt het Instituut onderscheid tussen de volgende situaties en de daarbij behorende aanwijzing voor een persoonsaantasting (…)
Artikel 4.4
1. Voor wat betreft de veiligheidssituatie van de woning(en) van de aanvrager onderscheidt het Instituut de volgende vijf situaties en de daarbij behorende aanwijzing voor een persoonsaantasting (…)
Artikel 4.5
1. Voor wat betreft de omvang van de fysieke schade aan de woning(en) betrekt het Instituut de som van alle uitgekeerde vergoedingen voor fysieke schade op de adressen waarop de aanvrager op enig moment gedurende de procedure tot afhandeling van die fysieke schade woonachtig was. Daarbij onderscheidt het Instituut de volgende vijf situaties en de daarbij behorende aanwijzing voor een persoonsaantasting (…)
Artikel 4.6
1. Voor wat betreft de duur van de procedure(s) tot afhandeling van de fysieke schade betrekt het Instituut de som van de afhandelingsduur van alle procedures tot afhandeling van fysieke schade aan de woning(en) op de adressen waarop de aanvrager op het moment van die afhandeling woonachtig was en ten aanzien waarvan de aanvrager eigenaar was. Daarbij onderscheidt het Instituut de volgende vijf situaties en de daarbij behorende aanwijzing voor een persoonsaantasting (…)
Artikel 4.7
1. Aan de hand van het cumulatieve gewicht van de individuele aanwijzingen voor een persoonsaantasting zoals bedoeld in de artikelen 4.3 tot en met 4.6, af te leiden uit het getal dat de intensiteit van de aanwijzing voor de persoonsaantasting aanduidt, acht het Instituut de volgende (mate van) persoonsaantasting aannemelijk:
Cumulatieve gewicht aanwijzingen/Persoonsaantasting
Vergoeding
0 t/m 3 | Geen persoonsaantasting
-
4 t/m 6 | persoonsaantasting
1.5
7 t/m 9 | Ernstige persoonsaantasting
3
10 t/m 14 | Bijzonder ernstige persoonsaantasting
5
2. Behoudens het bepaalde in artikel 4.8, kent het Instituut aan de aanvrager, afhankelijk van het bestaan en de mate van persoonsaantasting, de in het eerste lid opgenomen tabel genoemde schadevergoeding toe.
[…]
Artikel 4.8
1. De aanvrager kan de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden aanvullen door middel van een door het Instituut vastgestelde en gevalideerde vragenlijst waarmee de persoonlijke impact van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de persoon van de aanvrager kan worden ingeschat.
2. Bij deze inschatting betrekt het Instituut de volgende elementen:
1. persoonlijk welbevinden;
2. invloed op het dagelijks functioneren (gedrag);
3. invloed op sociale relaties. Om de mate van leedervaring te bepalen wordt voor elk van deze elementen de ervaring van de aanvrager vergeleken met een representatieve referentiegroep.
3. Het Instituut schat de persoonlijke impact van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de persoon van de aanvrager op basis van het cumulatieve gewicht van de drie elementen in op een van de volgende profielen:
Profiel 1 = tot licht ervaren leed
Profiel 2 = enigszins ernstig ervaren leed
Profiel 3 = ernstig ervaren leed
Profiel 4 = bijzonder ernstig ervaren leed
4.
Indien de aanvrager de persoonlijke impact analyse, bedoeld in het eerste lid, heeft ingevuld, acht het Instituut aan de hand van het cumulatieve gewicht van de aanwijzingen voor een persoonsaantasting in combinatie met het profiel vanuit de persoonlijke impact analyse, als volgt het bestaan en de mate van persoonsaantasting aannemelijk:
5. Het Instituut kent aan de aanvrager, afhankelijk van het bestaan en de mate van persoonsaantasting, de in het vierde lid opgenomen tabel genoemde schadevergoeding toe.

Voetnoten

2.Het Burgerlijk Wetboek
4.Zie rechtsoverweging 6.2. van de uitspraak van deze rechtbank van 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.
10.Op pagina 15 en 16. Zie ook Bijlage B bij het verweerschrift onder 11.1 en 11.2.