ECLI:NL:RBNNE:2024:237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
LEE 23/2418
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondergrens voor immateriële schadevergoeding bij mijnbouwschade in Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergoeding van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag voor schadevergoeding ingediend na schade door gaswinning, maar deze was door het IMG afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de methode die het IMG hanteert voor het vaststellen van immateriële schade in beginsel passend is, maar de vraag is of de ondergrens voor vergoeding correct is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de combinatie van de locatie van de woning van eiser, de fysieke schade en de persoonlijke verklaring van eiser onvoldoende is om een persoonsaantasting aan te nemen die recht geeft op schadevergoeding. De rechtbank vernietigt het besluit van het IMG en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de fysieke schade een relevante factor is die niet genegeerd kan worden. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van immateriële schade in het aardbevingsgebied.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. M. Schouten en mr. M.E. Witting).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een vergoeding van immateriële schade van eiser.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 22 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de vaststelling van de immateriële schade van eiser door het IMG juist is geweest en dit niet leidt tot onevenredige gevolgen.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Daarbij kan de aard en de ernst van aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en de gevolgen daarvan worden aangemerkt als aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het IMG heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar het IMG dit vaststelt en forfaitaire bedragen toekent.
Beoordeling immateriële schade door het IMG
5. Een aanvraag voor immateriële schade wordt door het IMG getoetst aan vier bouwstenen, te weten de locatie, de veiligheidssituatie, de omvang van de fysieke schade en de duur van de schadeafhandeling. Deze bouwstenen worden vervolgens onderverdeeld in situaties waaraan punten zijn verbonden van geen tot en met vier (bij locatie is het maximaal aantal punten twee). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan geen vergoeding, € 1.500,--, € 3.000,-- of maximaal
€ 5.000,-- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager ervoor kiezen een Persoonlijke Impact Analyse (PIA) in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van de PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding corrigeren, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,-- blijft.
5.1.
De situatie van eiser is als volgt. De locatie van de woning van eiser levert één punt op. Voor veiligheid en doorlooptijd zijn geen punten toegekend. Voor de omvang van de schade is ook één punt toegekend. Dit levert in totaal twee punten op. Wat volgens het beleid van het IMG inhoudt dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade. Eiser heeft eveneens een PIA ingevuld, waaruit naar voren komt dat eiser bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4). Nu het cumulatieve gewicht van de aanwijzingen voor een persoonsaantasting op twee punten uitkomt, kan de uitkomst van de PIA, op grond van het beleid van het IMG, geen verandering brengen in de hoogte van het toegekende bedrag. Pas vanaf drie punten, in combinatie met een profiel 2, 3 of 4 uit de PIA, is een correctie, en dus een vergoeding mogelijk.
5.2.
Het IMG voert aan dat ze voor deze beoordeling, vanaf wanneer er sprake is van een persoonsaantasting en dus recht op een schadevergoeding, aansluiten bij het oordeel van de Hoge Raad. [1] De Hoge Raad heeft bepaald dat de enkele vaststelling dat de benadeelde woont in het gebied waar dikwijls aardbevingen worden gevoeld en schade wordt geleden, in combinatie met een persoonlijke verklaring van die benadeelde over zijn beleving van de invloed die de aardbevingen op hem hebben, onvoldoende is voor een aantasting in de persoon op andere wijze. Het IMG heeft ter zitting toegelicht dat de ingevulde PIA iets anders is, maar gelijk kan worden gesteld aan een persoonlijke verklaring. Omdat in de bouwsteen locatie al twee punten kunnen worden behaald, kunnen twee punten in combinatie met enig profiel uit de PIA geen persoonsaantasting opleveren, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het BW.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Deze rechtbank heeft in meervoudige kamer reeds geoordeeld dat de methode die het IMG hanteert om de immateriële schade te begroten in beginsel passend is om in een groot aantal zaken deze schade vast te stellen. [2] De vraag die in dit geval voorligt is of de ondergrens juist is vastgesteld; vanaf wanneer heeft iemand recht op een vergoeding van immateriële schade.
6.2.
Het IMG benoemt terecht dat de locatie van de woning in combinatie met een persoonlijke verklaring onvoldoende is om uit te gaan van een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het BW. Er is meer nodig.
6.3.
Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen noemt de Hoge Raad het criterium “dat de benadeelde woont in het gebied waar dikwijls aardbevingen worden gevoeld en schade wordt geleden”. Het IMG hanteert binnen de bouwsteen ‘locatie’ de mogelijkheid om één of twee punten toe te kennen. De rechtbank begrijpt het zo dat bij zowel het toekennen van één als van twee punten sprake is van “het gebied waar dikwijls aardbevingen worden gevoeld en schade wordt geleden”.
6.4.
De PIA is een, niet verplicht in te vullen, vragenlijst waarmee volgens het IMG “op individueel niveau nauwkeuriger in kaart kan worden gebracht hoe u de gevolgen van de aardbeving heeft ervaren”. Hierbij staan de persoonlijke ervaringen van verschillende emoties en gevoelens van de aanvrager centraal. De rechtbank is, met het IMG, van oordeel dat de PIA kan worden opgevat als een ‘persoonlijke verklaring’ zoals genoemd door de Hoge Raad. Eiser heeft de PIA ingevuld en daaruit is naar voren gekomen dat eiser bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4).
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat eiser in aardbevingsgebied woont en daarnaast dat uit de persoonlijke verklaring van eiser blijkt dat hij bijzonder ernstig leed heeft ervaren. Zoals eveneens uit voorgaande volgt is dit onvoldoende om een persoonsaantasting te kunnen aannemen. Eiser benoemt echter dat er behoorlijke schade aan zijn behuizing is aangericht. Voor deze fysieke schade heeft het IMG ook een punt toegekend in de bouwsteen fysieke schade. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden waarom de fysieke schade in combinatie met het wonen in aardbevingsgebied en het ervaren van bijzonder ernstig leed onvoldoende is om te spreken van een persoonsaantasting die in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. De Hoge Raad heeft aangegeven dat er meer nodig is dan het wonen in het gebied en een persoonlijke verklaring, maar in dit geval is er ook sprake van fysieke schade. Het IMG benoemt dat fysieke schade een relevante factor is als het gaat om leed, zoals ook wordt bevestigd door onderzoek van onderzoekers van de Rijks Universiteit Groningen in samenwerking met het Sociaal Planbureau Groningen en de GGD Groningen. Ook stelt het IMG “fysieke schade aan de woning is een concrete aantasting van de woning en daarmee een concrete aantasting van de persoonlijke levenssfeer en woonsituatie van een bewoner”. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom een aantasting in de persoon op andere wijze die voor een immateriële schadevergoeding in aanmerking komt niet kan worden aangenomen, indien er naast de locatie en de eigen verklaring, ook nog in een andere bouwsteen – in dit geval voor fysieke schade – een punt wordt toegekend. Kortom, onvoldoende is gemotiveerd waarom twee punten in combinatie met enig profiel uit de PIA nooit een persoonsaantasting kunnen opleveren, wanneer de twee punten niet enkel zien op de locatie.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het IMG een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het IMG hiervoor zes weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 12 mei 2023;
  • draagt het IMG op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278.
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 20 april 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1585.