ECLI:NL:RBNNE:2024:217

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
18-182375-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met dodelijke afloop

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juli 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt door zijn tankwagen midden op de A28 stil te zetten. Dit gebeurde in het kader van een solidariteitsactie voor boeren, waarbij de verdachte zijn voertuig zonder waarschuwing tot stilstand bracht op een drukke snelweg. Het gevolg was dat er een file ontstond, waardoor een andere bestuurder, die de file niet opmerkte, met volle snelheid op een motorfiets botste, wat leidde tot de dood van de motorrijder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat hem schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet opleverde. De rechtbank overwoog dat de verdachte drie van de vier zorgvuldigheidsnormen had geschonden en dat zijn gedrag een voorzienbaar gevaar voor het verkeer had gecreëerd. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de medeschuld van de andere bestuurder.

Uitspraak

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.182375.22
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een vrachtauto en/of een door een vrachtauto voortbewogen aanhanger, daarmede rijdende over de weg, de [plaats] [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, te weten, dat verdachte:
zonder dat de verkeerssituatie daartoe aanleiding gaf en/of in het kader van een solidariteitsactie ter ondersteuning van de boeren
  • zijn vrachtauto op de [plaats] [snelweg] tussen rijbaan 1 en rijbaan 2 heeft stilgezet en/of heeftstilgehouden (parkeren) en/of
  • niet zoveel mogelijk, althans onvoldoende, rechts heeft gehouden op de rijbaan en/of
  • ( daardoor) de vrije en veilige doorgang van het overige verkeer op de [plaats] [snelweg] heeft gehinderden/of heeft verhinderd en/of
  • ( vervolgens) zijn vrachtauto enkele meters achteruit heeft gereden en daarna weer heeft stilgezet en/ofheeft stilgehouden (parkeren) tussen rijbaan 1 en rijbaan 2,
ten gevolge waarvan een (voor het overige verkeer onverwachtse) verkeersopstopping (file) is ontstaan achter de vrachtauto doordat een of meer andere op die [plaats] [snelweg] aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing genoodzaakt werden (abrupt) snelheid te minderen en/of (abrupt) tot stilstand moesten komen waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een voertuig (een vrachtauto en/of een door een vrachtauto voortbewogen aanhanger), daarmee rijdende op de weg, de [plaats] [snelweg] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
zonder dat de verkeerssituatie daartoe aanleiding gaf en/of in het kader van een solidariteitsactie ter ondersteuning van de boeren
  • zijn vrachtauto op de [plaats] [snelweg] tussen rijbaan 1 en rijbaan 2 stil te zetten en/of stil heeftgehouden (parkeren) en/of
  • niet zoveel mogelijk, althans onvoldoende, rechts te houden op de rijbaan en/of
  • ( daardoor) de vrije en veilige doorgang van het overige verkeer op de [plaats] [snelweg] heeft gehinderden/of heeft verhinderd en/of
  • ( vervolgens) zijn vrachtauto enkele meters achteruit heeft gereden en daarna weer heeft stilgezet en/ofheeft stilgehouden (parkeren) tussen rijbaan 1 en rijbaan 2,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een voertuig (een vrachtauto en/of een door een vrachtauto voortbewogen aanhanger), daarmee rijdende op de weg, de
[plaats] [snelweg] ,
zonder dat de verkeerssituatie daartoe aanleiding gaf en/of in het kader van een solidariteitsactie ter ondersteuning van de boeren
  • zijn vrachtauto op de [plaats] [snelweg] tussen rijbaan 1 en rijbaan 2 heeft stilgezet en/of heeftstilgehouden (parkeren) en/of
  • niet zoveel mogelijk, althans onvoldoende, rechts heeft gehouden op de rijbaan en/of
  • ( daardoor) de vrije en veilige doorgang van het overige verkeer op de [plaats] [snelweg] heeft gehinderden/of heeft verhinderd en/of
  • ( vervolgens) zijn vrachtauto enkele meters achteruit heeft gereden en daarna weer heeft stilgezet en/ofheeft stilgehouden (parkeren) tussen rijbaan 1 en rijbaan 2,
ten gevolge waarvan een (voor het overige verkeer onverwachtse) verkeersopstopping (file) is ontstaan achter de vrachtauto doordat een of meer andere op die [plaats] [snelweg] aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen ter voorkoming van een aanrijding en/of botsing genoodzaakt werden (abrupt) snelheid te minderen en/of (abrupt) tot stilstand moesten komen
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde. Kort gezegd heeft de officier van justitie hiertoe het volgende aangevoerd: door zijn voertuigcombinatie bewust midden op de [snelweg] stil te zetten op een tijdstip waarop er veel verkeer op die weg rijdt, heeft verdachte roekeloos gehandeld. De als gevolg van de slechts 40 seconden later ontstane botsing waarbij het slachtoffer het leven heeft gelaten is redelijkerwijs aan de gedraging van verdachte toe te rekenen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld omdat voor hem gelet op de wijze waarop hij zijn tankwagen tot stilstand heeft gebracht (de tankwagen laten uitrollen en zwaailampen aanzetten) en de medeschuld van de bestuurder van de bestelbus die het slachtoffer uiteindelijk heeft aangereden - niet voorzienbaar was dat 500 meter achter hem een botsing met dodelijke afloop zou ontstaan. Voor zover het stilzetten van de tankwagen door verdachte wel als aanmerkelijk onvoorzichtig zou moeten worden gezien, is het ongeval met dodelijke afloop niet aan (die gedraging van) verdachte toe te rekenen, nu dit door de zwaarte van de medeschuld van de bestuurder van de witte bestelbus onredelijk zou zijn. Het subsidiair ten laste gelegde art. 5a WVW kan niet worden bewezen omdat door verdachte slechts één verkeersregel in niet ernstige mate is geschonden.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Feiten en omstandigheden
Op vrijdag 15 juli 2022 omstreeks 15:01 uur heeft er een verkeersongeval plaats
gevonden op de linker rijbaan van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Bij het ongeval reed een witte Mercedes bestelbus met als bestuurder [medeverdachte] , achter op een motorfiets met als bestuurder [slachtoffer] (het slachtoffer). Het slachtoffer reed in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook als de bestelbus en was aan het afremmen met het andere verkeer voor een ontstane file. Het slachtoffer raakte bij dit ongeval dodelijk gewond en overleed ter plaatse. Na de aanrijding met de motorfiets botste de bestelbus nog op een voor de motorfiets rijdende Volvo, waarvan de inzittenden ongedeerd bleven. Na de aanrijding kwam de bestelbus in de rechts naast de weg gelegen sloot tot stilstand. De file was ontstaan doordat verdachte een door hem bestuurde tankwagen (trekker met tankoplegger) om 15:00 uur op het midden van de [snelweg] tot stilstand had gebracht, zon 500 meter voor de plaats van het ongeval. Verdachte gaf met deze actie gevolg aan een landelijke oproep van Agractie (een belangenorganisatie voor boeren) om Nederland die dag om 15:00 uur een kwartier plat te leggen uit solidariteit met de boeren. Daarbij werd het stilzetten van de auto of vrachtauto als een van opties genoemd om die solidariteit te tonen.
De botsing tussen de bestelbus van [medeverdachte] en de motorfiets van het slachtoffer vond plaats zon 40 seconden nadat verdachte zijn tankwagen tot stilstand had gebracht.
Het primair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat het betreffende verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat het slachtoffer is overleden. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is i.c. vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen. Van aanmerkelijke onvoorzichtigheid is sprake als het gedrag in strijd is met geschreven of ongeschreven normen en van de verdachte onder die omstandigheden - waarbij de voorzienbaarheid van een bepaald gevolg een rol kan spelen - anders mag worden verwacht. Daarbij wordt over het algemeen de gemiddelde mens of, rekening houdend met de bijzondere positie die iemand inneemt (Garantenstellung), de doorsnee beroepsgenoot als maatstaf genomen.
Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Voor de tevens ten laste gelegde schuldvorm 'roekeloosheid' geldt op zichzelf hetzelfde, zij het dat daarvoor zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen , alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, dan wel dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden .
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 WVW bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

De aard en ernst van de normschending

Met het tot stilstand brengen van een grote, zware tankwagen midden op de [snelweg] heeft de verdachte drie van de vier in de tenlastelegging vermelde zorgvuldigheidsnormen geschonden. Dit kan worden aangemerkt als gevaarzettend en daarmee onvoorzichtig gedrag, omdat hierdoor van achter komend verkeer moet uitwijken en er eenvoudig een file kan ontstaan met als bijkomstig gevaar dat andere weggebruikers deze over het hoofd zien. Deze gevaren kunnen op zich reeds als algemeen bekend worden verondersteld , maar zijn ook de afgelopen jaren veelvuldig onderwerp geweest van publiek debat in het kader van protestacties op wegen van niet alleen boeren maar bijvoorbeeld ook van de Blokkeerfriezen. Voornoemd gevaar heeft zich overigens ook daadwerkelijk verwezenlijkt doordat andere weggebruikers moesten uitwijken door links en rechts langs de tankwagen van verdachte te rijden, plotseling krachtig moesten remmen en er binnen een minuut reeds een file van (in ieder geval) een halve kilometer was ontstaan. De aard van de gedraging van verdachte in combinatie met de omstandigheden waaronder deze is verricht, maken dat de rechtbank tevens van oordeel is dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Verdachte verrichtte zijn actie onaangekondigd , op een tijdstip waarop er veel verkeer op de [snelweg] reed . Bovendien plaatste hij zijn tankwagen midden op de [snelweg] , hetgeen als extra en onnodig gevaarzettend kan worden aangemerkt.

Het schuldverband

Vaststaat dat verdachte met het stopzetten van zijn tankwagen op de hierboven beschreven wijze de file heeft veroorzaakt die door de andere verdachte in deze zaak ( [medeverdachte] ) over het hoofd is gezien. Het handelen van verdachte is daarom een noodzakelijke schakel geweest in de keten van gebeurtenissen die uiteindelijk tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid. Daarmee is echter nog niet zonder meer gezegd dat aan het in art. 6 WVW vereiste schuldverband is voldaan. Daarvoor dient immers te worden vastgesteld dat het ongeval in redelijkheid is toe te rekenen aan het aanmerkelijk onvoorzichtige optreden van verdachte. Uitgangspunt daarbij is dat indien de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijk resultaat teweeg te brengen of het risico daarop in relevante mate heeft verhoogd, tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet doorbreken. Dit wordt niet anders doordat de nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg.
Daarmee is de medeschuld van anderen voor de vaststelling van de strafrechtelijke culpa weliswaar niet direct relevant (de eigen schuld van de verdachte staat immers centraal ), maar het kan wel zo zijn dat fouten van anderen de mate van schuld bij verdachte kunnen doen afnemen, eventueel zelfs in die mate dat van een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid niet meer kan worden gesproken.
Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak echter geen sprake. Met het onaangekondigd gaan stilstaan midden op een snelweg onder de hierboven vermelde omstandigheden heeft verdachte een volgens algemene ervaringsregels voorzienbaar gevaar gecreëerd voor het verkeer. Daarbij is de eigen fout van de bestuurder van de bestelbus (het compleet over het hoofd zien van de file en het daardoor met volle snelheid inrijden op het slachtoffer) weliswaar ook een grove fout, maar niet een dusdanige fout dat het niet langer redelijk is om het ongeval en de dood van het slachtoffer nog voor rekening van verdachte te laten komen. De reden hiervoor is dat het door onoplettendheid over het hoofd zien van een plotseling ontstane file een typisch en voorzienbaar gevolg is van de aan verdachte verweten onvoorzichtigheid en de gevaren die daarmee worden veroorzaakt.
De rechtbank is overigens van oordeel dat van roekeloosheid als zwaarste schuldvorm geen sprake is geweest. Nu verdachte de weg niet volledig heeft versperd of geblokkeerd, zijn tankwagen heeft laten uitrollen in plaats van abrupt tot stilstand te brengen, hij voorafgaande aan het stilzetten van de tankauto zijn zwaailichten en gevaarlichten aan heeft gezet en ook een andere persoon dan verdachte een fors verwijt kan worden gemaakt van het ongeval, kan niet worden gezegd dat hij buitengewoon onvoorzichtig heeft gehandeld dan wel de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een vrachtauto en een door een vrachtauto voortbewogen aanhanger, daarmede rijdende over de weg, de [plaats] [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig rijgedrag, te weten, dat verdachte:
zonder dat de verkeerssituatie daartoe aanleiding gaf en in het kader van een solidariteitsactie ter ondersteuning van de boeren
  • zijn vrachtauto op de [plaats] [snelweg] tussen rijbaan 1 en rijbaan 2 heeft stilgezet en heeft stilgehouden(geparkeerd) en
  • niet zoveel mogelijk, althans onvoldoende, rechts heeft gehouden op de rijbaan en
  • ( daardoor) de vrije en veilige doorgang van het overige verkeer op de [plaats] [snelweg] heeft gehinderden heeft verhinderd,
ten gevolge waarvan een (voor het overige verkeer onverwachtse) verkeersopstopping (file) is ontstaan achter de vrachtauto doordat andere op die [plaats] [snelweg] aanwezige bestuurder(s) van motorrijtuigen ter voorkoming van een aanrijding of botsing genoodzaakt werden (abrupt) snelheid te minderen en (abrupt) tot stilstand moesten komen waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het primair ten laste gelegde (waarbij de schuld bestaat uit roekeloosheid) aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zou komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft (mede) een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt door in het kader van een protestactie zijn tankwagen stil te zetten in het midden van de autosnelweg, de [snelweg] . Met deze ernstige verkeersfout heeft hij niet alleen laakbaar gehandeld en daarmee zijn demonstratierecht misbruikt, maar ook dramatische gevolgen teweeggebracht voor het slachtoffer [slachtoffer] , en groot onherstelbaar leed voor zijn nabestaanden en alle overige betrokkenen. Uit een ter terechtzitting uitgesproken slachtofferverklaring komt het verdriet van de nabestaanden en het gemis van hun dierbare duidelijk naar voren. Daarnaast is gebleken dat het ongeval en de gevolgen daarvan ook verdachte zeer hebben aangegrepen.
Verdachte is een nu 57-jarige man met jarenlange ervaring als vrachtwagenchauffeur, die per jaar duizenden kilometers rijdt. Uit een uitdraai van zijn strafblad van 12 december 2023 blijkt dat hij niet eerder voor verkeersdelicten is veroordeeld. Van bijzondere omstandigheden of problematiek die bij het bepalen van de straf zou moeten worden meegewogen is niet gebleken.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat, hoewel verdachte wel een ernstige verkeersfout heeft begaan die zeer ernstige gevolgen heeft gehad, ook de bestuurder van de witte bestelbus een fors verwijt kan worden gemaakt voor het ongeval en hij uiteindelijk degene is geweest die door onoplettendheid het slachtoffer [slachtoffer] heeft aangereden. Om die redenen zal de rechtbank aan verdachte geen gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank acht daarom het opleggen van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te doordringen ook in de toekomst voorzichtigheid te betrachten in het verkeer. Met een geheel voorwaardelijke rijontzegging kan vanwege de aard en ernst van het feit niet worden volstaan, maar de rechtbank zal het onvoorwaardelijke deel beperken tot de periode waarin het rijbewijs ingenomen is geweest.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 6, 175 en 179 van de WVW1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Bijkomende straf

  • ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van twaalfmaanden
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderdmet de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • bepaalt dat deze bijkomende straf voor een gedeelte van acht maanden niet ten uitvoer zal wordengelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het door de verbalisanten [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] op 14 november 2022 opgemaakte proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (150622 . 1503.2581), p. 107-133 dossier.
Een door verbalisant [naam] op 19 augustus 2022 opgemaakt proces-verbaal bevindingen (PLO1002022182885-57) i.c.m. een schriftelijk bescheid inhoudende het bewuste affiche (p. 224-226 dossier).
P. 22 van het onder 1. genoemde proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (p. 128 dossier).
O.m. HR 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:128 (r.o. 2.3) en HR 1 juni 2004, 2005/252.
Bijv. HR 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:129 (r.o. 3.3).
Zie art. 175 lid 2 WVW1994 i.c.m. art. 5a WVW1994.
De eigen waarneming van de rechtbank betreffende de fotos van de voertuigcombinatie op de p. 148-150 van het dossier.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat door verdachte - tussen het tot stilstand brengen van de tankwagen en de fatale botsing nog enkele meters achteruit dan wel vooruit is gereden.
Zie in dat verband reeds art. 162 Sr waarin o.m. strafbaar is gesteld het versperren van een openbare weg indien daarvan gevaar voor het wegverkeer te duchten is, waaruit blijkt dat een wegversperring zeer wel tot gevaar kan leiden.
Zie bijv. HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2020, waarin het hof heeft kunnen oordelen dat dat ten tijde van de versperring door de Blokkeerfriezen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest dat gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Het door verbalisant [naam] op 26 augustus 2022 opgemaakte proces-verbaal bevattende de verklaring van getuige [naam] (p. 228 dossier), het door verbalisanten [naam] en [naam] op 26 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende de verklaring van getuige [naam] (p. 58 dossier) en het door verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] op 26 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende de verklaring van getuige [naam] (p. 53 dossier).
P. 22 van het onder 1. genoemde proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (p. 128 dossier).
Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 januari 2024.
Het door de verbalisanten [naam] en [naam] op 28 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende een verklaring van getuige [naam] (p. 65 dossier). Dit kan overigens ook blijken uit de in korte tijd reeds ontstane file. Vgl. r.o. 4.4. en 4.5 uit eerder genoemd ECLI:NL:HR:2020:2020.
Zie in dat verband bijv. HR 25 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0496, 1997/563, HR 13 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV8535 en HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:494.
Zie o.a. HR 2 mei 1989, 1989/719.
Zie de noot van [naam] bij 1989/719 (onder 3.).