Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
4 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een zaak van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij het slachtoffer is overleden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, met uitzondering van het feit dat het tweede cassatiemiddel ook in het licht van een eerder uitgesproken arrest van dezelfde datum (ECLI:NL:HR:2023:493) is beoordeeld. De Hoge Raad heeft aangegeven dat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.