Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nr. 05.11.2016.19.10.2169, (als bijlage gevoegd bij het onder 1 vermelde dossier), - zakelijk weergegeven -, inhoudende:
als verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , dan wel één hunner:
Op 5 november 2016 hebben wij een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval. Bij dit ongeval was een personenauto, merk Opel, type Vivaro kenteken [kenteken] , betrokken.
Het verkeersongeval vond plaats op de Plataanlaan (N370), gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Groningen, in de gemeente Groningen. De Plataanlaan is aangeduid als autoweg middels bebording met een maximumsnelheid van 70 km/h. De Plataanlaan is ter plaatse voorzien van twee rijstroken in beide richtingen. Het ongeval had plaatsgevonden ter hoogte van het spoorwegviaduct. Het verkeersongeval vond plaats op een recht dan wel nagenoeg recht weggedeelte. Kort voor het spoorwegviaduct ligt rechts naast de rijbaan een invoegstrook. Deze invoegstrook is de verbinding tussen de Iepenlaan en de Plataanlaan.
Voor wat betreft de wegsituatie hebben wij geen bijzonderheden ontdekt die van belang waren met betrekking tot de oorzaak van het ongeval.
Op de plaats van het ongeval werden door ons geen bijzonderheden ontdekt welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
Op de plaats van het ongeval werden door ons geen tijdelijke omstandigheden ontdekt welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
De openbare straatverlichting was in werking.
Het was helder en droog weer.
Uit het onderzoek is niet gebleken dat andere, dan genoemde personen, dieren of voertuigen van invloed zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
Bij aankomst stond het voertuig nog gedeeltelijk onder het spoorwegviaduct, voor het grootste gedeelte op de linker rijstrook en met de achterzijde in de richting van de links van de rijstrook geplaatste pilaar van het viaduct. De vier inzittenden van het voertuig waren nog op de plaats van het ongeval aanwezig. Twee van de inzittenden lagen op het wegdek. Eén, naar later bleek de bestuurder, lag kort voor het voertuig, en de ander, naar later bleek de naast de bestuurder gezeten passagier, lag iets voorbij het voertuig.
In de rijrichting die het voertuig vlak voor het ongeval gehad moet hebben, zagen wij op de rechter rijstrook twee recente bandensporen, namelijk blokkeersporen. Deze vingen aan nabij het einde van de invoegstrook en liepen door tot het spoorwegviaduct. In het linker blokkeerspoor troffen wij ter hoogte van de aan rechterzijde van de rijbaan geplaatste pilaar van het viaduct een knik aan. Een knik in een blokkeerspoor wordt veroorzaakt doordat het voertuig, als gevolg van een kracht van buitenaf, tijdens het aftekenen van de band(en), uit zijn rijlijn wordt gezet. In dit geval ontstond de knik op het moment dat de voorzijde van het voertuig met de aan de rechterzijde van de rijbaan geplaatste pilaar van het viaduct in botsing kwam. Uit de positie van het blokkeerspoor op de rijbaan kon blijken dat het spoor veroorzaakt was door de linker achterband van het voertuig. De lengte van het linker blokkeerspoor, gemeten vanaf het begin van het spoor tot aan de knik, bedroeg circa 39 meter.
Tijdens ons onderzoek troffen wij het voertuig in zijn eindpositie aan. Wij zagen en voelden dat de handrem (parkeerrem) krachtig aangetrokken was. De handrem bevond zich rechts naast de bestuurdersstoel. De handrem werkt op beide achterwielen. Nadat wij de achterwielen hadden opgekrikt, zodat deze loskwamen van het wegdek, zagen en voelden wij dat beide wielen niet draaibaar waren. Nadat het voertuig van de handrem was afgehaald, waren beide wielen zonder noemenswaardige weestand draaibaar. Wij zagen dat op beide achterbanden, op een relatief gering deel van het loopvlak, slijtplekken aanwezig waren. Beide achterbanden hebben gedurende het ongeval vrijwel zeker niet gedraaid.
Aan de hand van de aangetroffen schades en bandensporen op het wegdek kon de botsingpositie van het voertuig bepaald worden. De bestuurder reed met het voertuig over de Plataanlaan in de richting van de Bedumerweg. Het voertuig kwam tijdens het rijden in een dwarsslip terecht. Het voertuig kwam met de linker voorzijde van het voertuig in botsing met de aan de rechterzijde van de rijbaan geplaatste pilaar van het viaduct. Het voertuig tolde ruim 360 gaden om zijn as om vervolgens op de linker rijstrook tot stilstand te komen. Tijdens het tollen werden de bestuurder en de naast hem gezeten passagier via de volledig vernielde linker portierruit uit het voertuig geslingerd.
Op de rijbaan werden twee blokkeersporen aangetroffen. Deze werden veroorzaakt door de achterbanden van het voertuig. Van blokkerende voorwielen werden geen bandensporen op het wegdek aangetroffen. Gelet op het sporenbeeld is er naar onze mening geen andere mogelijkheid denkbaar dan dat de parkeerrem van het voertuig, onmiddellijk voor het aftekenen van de blokkeersporen, kennelijk opzettelijk tijdens het rijden in werking is gesteld door de handrem (hefboom) met kracht omhoog te trekken. Uit onderzoek bleek ons dat de parkeerrem ook voor de inzittenden achter de bestuurder bereikbaar en bedienbaar is. Het voertuig verkeerde in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel verloop van het ongeval.
De schouw van [slachtoffer 1] werd op 6 november 2016 in bijzijn van ons verricht door J. Toussaint, forensisch arts te Groningen. Deze vond plaatst in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Bij deze schouw bleek dat [slachtoffer 1] als gevolg van schedel-/ hersenletsel was overleden.
Gezien de aangetroffen situatie waaronder de lengte van het remblokkeerspoor, de schade aan het voertuig en de eindpositie van het voertuig is het niet onwaarschijnlijk dat de snelheid van het voertuig onmiddellijk voor het ongeval circa 70 km/h, de aldaar geldende maximumsnelheid, is geweest.
8. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2016, nr. PL0100-2016315614-12, (pagina 45 van het onder 1 vermelde dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als verklaring van [verbalisant 10] :
Op 5 november 2016, omstreeks 19.00 uur, in privétijd zag ik, agent van politie, vanuit mijn auto een bestelbus schuin op het wegdek staan onder een viaduct. Ik stapte uit mijn auto en zag een man voor de bus op de grond liggen. Ik zag dat de man een snurkende ademhaling had. Achter de bus zag ik nog een man op de grond liggen. Ik zag dat deze man bloed uit zijn hoofd verloor. Ik zag dat er een man bij hem stond. Ik hoorde de man zeggen: “Het is mijn schuld. Ik ben de schuldige. Ik heb aan de handrem getrokken. Ik moest er al uit en ze reden door, dus ik trok aan de handrem.” Dit was een blanke man. Daarnaast liep er nog een ander man rond die zichtbaar in paniek was.