ECLI:NL:RBNNE:2024:1224

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
LEE 23/1499
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor vergoeding van waardedaling van een woning door het IMG

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor vergoeding van waardedaling van zijn woning door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag op 2 augustus 2022 ingediend, maar het IMG wees deze af op 6 september 2022, met de reden dat de woning van eiser buiten het vastgestelde waardedalingsgebied ligt. Eiser maakte bezwaar, maar het IMG handhaafde zijn beslissing in een bestreden besluit op 7 februari 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij ook andere besluiten van het IMG en de gemeente Groningen aanvoerde.

De rechtbank oordeelt dat het IMG geen aanleiding had om af te wijken van de modelmatige berekening van waardedaling. Eiser heeft geen concrete argumenten aangedragen die de redelijkheid van de beleidsmatige keuze van het IMG in twijfel trekken. De rechtbank stelt vast dat de waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied volgens de methode van Atlas voor gemeenten wordt berekend en dat deze methode door de rechtbank als redelijk en aanvaardbaar wordt beschouwd. Eiser heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aantonen dat hij onevenredig wordt benadeeld door de toepassing van deze beleidsregels.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor vergoeding van waardedaling in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug, en de uitspraak is openbaar gedaan op 4 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1499

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mrs. R.L. Straathof en T.A. Rosema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een vergoeding van waardedaling van de woning van eiser.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 6 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser bij brief van 20 maart 2023, aangevuld op 30 november 2023, beroep ingesteld.
1.3.
Eiser heeft eveneens beroep ingesteld tegen een besluit van het IMG over fysieke schade aan zijn woning. Ook heeft hij beroep ingesteld tegen een besluit van de Nationaal Coördinator Groningen en een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Eiser heeft verzocht al deze zaken gevoegd op zitting te behandelen en eveneens verzocht om een geluidsopname van deze zitting te maken.
1.4.
De rechtbank heeft eiser medegedeeld dat zij verwacht dat voeging de ordelijke behandeling van elk van de zaken zal schaden en heeft daarom het verzoek tot voeging afgewezen. Ook het verzoek tot het maken van opnames is afgewezen.
1.5.
Het IMG heeft met het verweerschrift van 25 januari 2024 op het beroep van
20 maart 2023, met aanvulling van 30 november 2023, gereageerd. Hierna heeft eiser op
12 februari 2024 een reactie aangeleverd.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het IMG de aanvraag van eiser om vergoeding van waardedaling op juiste gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiser is sinds augustus 1991 voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan [adres], [postcode], te [woonplaats].
4.2.
Op 2 augustus 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan voor vergoeding van schade bestaande uit waardedaling van zijn woning als gevolg van ligging in het gebied waar de gevolgen van mijnbouwactiviteiten van invloed zijn.
4.3.
Het IMG heeft de aanvraag op 6 september 2022 afgewezen op de grond dat de woning van eiser buiten het vastgestelde waardedalingsgebied ligt. Woningen buiten dit gebied hebben volgens het IMG geen schade bestaande uit waardedaling ondervonden.
4.4.
Op 6 september 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Er heeft een hoorzitting plaatsgevonden op 8 december 2022 en op 7 februari 2023 is het IMG met de beslissing op bezwaar bij de afwijzing gebleven.
5. Eiser stelt dat het door het IMG toegepaste model voor de bepaling van de waardedaling niet voldoet aan de criteria van “redelijk en aanvaardbaar”. Dit omdat het model onbegrijpelijk is voor de gemiddelde burger en tevens oncontroleerbaar is. Ook houdt het model geen rekening met de veiligheidsnormen uit de NPR 9998. Daarbij komt dat er wel een vergoeding voor fysieke schade aan de woning van eiser is toegekend. Dat strookt niet met de stelling van het IMG dat zijn woning geen schade door waardedaling heeft ondervonden, zo stelt eiser. Dit alles maakt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en het bestreden besluit niet in stand kan blijven, aldus eiser.
6. Het IMG heeft toegelicht dat de waardedaling van een woning abstract wordt begroot volgens de methode van Atlas voor gemeenten (methode van Atlas). De berekening van de waardedaling door de ligging van de woning in het effectgebied is ingewikkeld, maar het is uitgebreid getoetst en uitgewerkt. De onderliggende modellen en extra uitleg is op de website geplaatst en daarmee voor een ieder toegankelijk. Het feit dat fysieke schade is vergoed betekent niet dat op die locatie ook waardedaling is opgetreden. De vergoeding voor waardedaling heeft uitsluitend betrekking op de ligging van de woning in het risicogebied en de blootstelling van de woning aan bevingen met een grondsnelheid van minimaal 2,9 mm/s. Fysieke schade betreft een andere vorm van schade, die via een andere procedure voor vergoeding in aanmerking komt. De NPR 9998 richtlijn speelt slechts een rol bij de veiligheid/versterking van een woning en niet bij de bepaling voor waardedaling, aldus het IMG.
7. De rechtbank overweegt dat het IMG met de Procedure en Werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (de werkwijze), gebaseerd op de Tijdelijke Wet Groningen (TwG), een schaderegeling heeft ontwikkeld voor waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied. Deze regeling, die voorziet in schadevaststelling op abstracte wijze volgens de methode van Atlas, kan worden gekwalificeerd als beleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.1.
De rechtbank overweegt voorts dat de beleidsmatige keuze van het IMG voor de methode van Atlas door de meervoudige kamer van deze rechtbank als redelijk en aanvaardbaar is beoordeeld. [1] Ook de Afdeling heeft de keuze voor een abstracte wijze van schadebegroting aan de hand van het model van Atlas toelaatbaar geacht. [2] Daarbij is het volgens de Afdeling wel van belang dat in individuele gevallen ruimte bestaat om onevenredige uitkomsten van het model van Atlas te corrigeren met toepassing van artikel 4:84 van de Awb. [3] Het voorgaande betekent dat het IMG de regeling voor de begroting van waardedaling van woningen en het daarin opgenomen model Atlas bij haar besluitvorming als uitgangspunt heeft kunnen en mogen hanteren. Bij de beoordeling is van belang dat de vergoeding voor waardedaling uitsluitend betrekking heeft op de ligging van de woning in het risicogebied en de blootstelling van de woning aan bevingen met een grondsnelheid van minimaal 2,9 mm/s. [4]
8. Gelet op het voorgaande is niet in geschil dat de woning van eiser, op grond van het beleid van het IMG, niet in het vastgestelde risicogebied ligt. De vraag die voorligt is of het IMG in het geval van eiser op grond van artikel 4:84 van de Awb had moeten afwijken van het beleid omdat toepassing hiervan voor eiser gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Daartoe heeft eiser gewezen op de fysieke schade aan zijn woning en de NPR 9998.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het IMG op goede grond besloten om niet af te wijken van de beleidsregel op grond van de aanwezigheid van fysieke schade. Met het bestaan van fysieke schade hoefde het IMG (in deze procedure) geen rekening te houden, omdat de mogelijkheid dat er fysieke schade aanwezig is in de waardedalingsregeling is verdisconteerd en uit onderzoek blijkt dat fysieke schade aan een woning op zichzelf geen verlagend effect heeft op de waarde van een woning, wanneer deze schade hersteld is. Ook de Afdeling heeft reeds geoordeeld dat fysieke schade geen bijzondere omstandigheid is die tot afwijking van de regeling voor waardedaling moet leiden. [5]
8.2.
Eiser stelt dat er geen rekening is gehouden met de NPR 9998. De NPR 9998 bevat richtlijnen om te beoordelen of nieuw te bouwen gebouwen voldoende aardbevingsbestendig zijn, of bestaande gebouwen voldoende aardbevingsbestendig zijn en of bestaande gebouwen na versterking voldoende aardbevingsbestendig zijn. De rechtbank overweegt, zoals zij eerder heeft gedaan, dat beoordeling van aardbevingsbestendigheid aan de hand van de NPR 9998 geen verband houdt met de vraag wat de waardedaling van een woning is geweest als gevolg van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. [6] Eiser heeft hiermee geen concrete punten naar voren gebracht waarom de beleidsmatige keuze in zijn geval niet redelijk en aanvaardbaar zou zijn.
8.3.
Eiser heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat in zijn geval sprake is van schade door waardedaling van zijn woning door de aardbevingsproblematiek waardoor hij door de regeling onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het IMG dan ook geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van de beleidsregels waarin waardedaling volgens modelmatige berekening wordt vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, en mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga en mr. P. van der Stroom, leden, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Noord-Nederland, 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.
2.ABRvS, 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1536.
3.ABRvS, 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2490, r.o. 17 e.v.
4.Rb. Noord-Nederland, 18 februari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:813.
5.ABRvS, 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2490, r.o. 18.3.
6.Rb. Noord-Nederland, 13 december 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5178.