ECLI:NL:RBNNE:2023:5219
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing schadevergoeding mijnbouwschade na verkoop woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om schadevergoeding voor mijnbouwschade beoordeeld. Eiser stelt dat hij nog steeds rechthebbende is op de vordering tot schadevergoeding, ondanks de verkoop van zijn woning aan [koper]. De rechtbank toetst de zaak aan de Haviltex-norm en concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij rechthebbende is gebleven na de verkoop. De rechtbank stelt vast dat eiser op 2 oktober 2020 de rechthebbende was, maar dat hij de vordering bij de verkoop van de woning op 24 december 2020 heeft overgedragen aan [koper]. De rechtbank oordeelt dat de bepalingen in de koopovereenkomst en de akte van levering duidelijk maken dat alle aanspraken, inclusief de vordering tot schadevergoeding, zijn overgedragen aan de koper. Eiser heeft geen expliciete bepaling opgenomen die uitsluit dat de vordering tot schadevergoeding overgaat op [koper]. De rechtbank wijst erop dat het in het aardbevingsgebied algemeen bekend is dat woningen schade kunnen hebben door mijnbouwactiviteiten, en dat een koper mag aannemen dat aanspraken op schadevergoeding zijn inbegrepen bij de overdracht van de woning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding en geen proceskosten vergoed krijgt.