ECLI:NL:HR:2005:AR6165
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest door de Hoge Raad inzake cessie van vorderingen en verjaringseisen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en [verweerder]. De zaak betreft een geschil over de cessie van vorderingen en de vraag of deze vorderingen zijn verjaard. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 1 december 2000, waarin het gerechtshof te Arnhem een eerdere uitspraak had vernietigd en de zaak had verwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. In de procedure na verwijzing heeft [eiseres] gevorderd dat het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 5 december 1996 wordt vernietigd en dat [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 24.314,70, vermeerderd met rente. Het hof heeft echter het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij [eiseres] in de proceskosten is veroordeeld.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de vorderingen onvoldoende in de akte van cessie zijn bepaald. De Hoge Raad stelt dat voor de overdracht van vorderingen op naam vereist is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. In dit geval, waar alle activa van een eenmanszaak zijn ingebracht in een besloten vennootschap, is het niet nodig om nadere motivering te geven dat de vorderingen tot de overgedragen activa behoren. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.