ECLI:NL:RBNNE:2023:2703

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
139172
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek ex artikel 843a Rv met betrekking tot het Nativa-project en de betrokkenheid van [verweerder]

In deze zaak hebben de verzoeksters, Aprisco B.V., Magda Plateau Holding N.V. en Missy N.V., een inzageverzoek ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoeksters stellen dat de verweerder hen heeft benadeeld en vragen inzage in bepaalde documenten om duidelijkheid te krijgen over de rechtsbetrekking tussen hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtsbetrekking bestaat tussen de verzoeksters en de verweerder, die indirect betrokken is bij de uiteindelijke aandeelhouder, Aprisco. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeksters een rechtmatig belang hebben bij inzage in bepaalde bescheiden, en heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen. De verweerder is verplicht om de gevraagde documenten te verstrekken aan een door de verzoeksters ingeschakelde deurwaarder. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor de verweerder in hoger beroep kan gaan zonder dat er een feitelijk onomkeerbare situatie ontstaat. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rekestnummer: C/19/139172 / HA RK 22-4
Beschikking van 21 maart 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APRISCO B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Assen,
2. de naamloze vennootschap naar het recht van Curaçao
MAGDA PLATEAU HOLDING N.V.,
statutair gevestigd te Willemstad (Curaçao),
3. de naamloze vennootschap naar het recht van Curaçao
MISSY N.V., statutair gevestigd te Willemstad (Curaçao), verzoeksters, advocaat mr. J.W.P.M. van der Velden te Nijmegen,
tegen
[verweerder], wonende te San José (Costa Rica), verweerder, advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Haarlem.
Verzoeksters zullen hierna gezamenlijk Aprisco c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk Aprisco, Magda en Missy. Verweerder zal hierna [verweerder] worden genoemd.

1.

De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 2 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • het verweerschrift aan de zijde van [verweerder] op de rol van 30 mei 2022;
  • de repliek aan de zijde van Aprisco c.s. met producties 28 tot en met 37 op de rol van 11 juli 2022;
  • het nadere verweerschrift (dupliek) aan de zijde van [verweerder] met de producties 6 tot enmet 10 op de rol van 31 augustus 2022;
  • de akte indienen nadere producties 38 tot en met 48 aan de zijde van Aprisco c.s., ingekomen tergriffie op 20 januari 2023;
  • de brief met datum 29 augustus 2022 en onderwerp 'Director liability under Costa Rican Law additional question' aan de zijde van [verweerder] , ingekomen ter griffie op 24 januari 2023;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 31 januari 2023, waarvan de griffier aantekeningen
heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen aan de zijde van Aprisco c.s.;
  • de aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verweerder] .
1.2.
Beschikking is vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Sinds 2000 ontwikkelt Aprisco het Nativa-project, middels vennootschappen die zijn gelieerd aan haar of haar uiteindelijke aandeelhouders. Onder het Nativa-project wordt de projectontwikkeling verstaan van 105,87 hectare grond te Tárcoles (Costa Rica).
2.2.
Aprisco c.s. heeft bedragen geïnvesteerd in het Nativa-project. In opdracht van Aprisco wordt het Nativa-project iedere paar jaar getaxeerd. In 2017 is het Nativa-project getaxeerd op USD 47 miljoen. Uit de jaarrekening van Missy van 2018 volgt dat zij het Nativa-project heeft afgewaardeerd naar USD 9 miljoen.
2.3. [
[verweerder] is woonachtig in Costa Rica. Sinds 2001 beheert en ontwikkelt [verweerder] in Costa Rica het Nativa-project. [verweerder] ontvangt voor zijn werkzaamheden aan het Nativaproject vergoedingen van Aprisco en van de aan Aprisco gelieerde vennootschappen. [naam] , die in 2002 statutair-directeur/bestuurder van Aprisco is geworden, is aanspreekpunt voor [verweerder] geweest en in mindere mate de heer Spitse.
2.4.
Een overzicht van de aandeelhoudersstructuur van Aprisco c.s., zoals deze door Aprisco c.s. in het geding is gebracht:
2.6.
TMF was belast met de administratie van Nativa Mariposa Morpho.
2.7.
In 2018/2019 is [naam] ontslagen als bestuurder van Aprisco. De heer [naam 2] heeft [naam] opgevolgd als bestuurder van Aprisco. Vervolgens heeft [naam 3] in december 2019 [naam 2] opgevolgd.
2.8.
Op 14 november 2019 hebben [verweerder] enerzijds en Aprisco, Missy, Magda en Nativa Mariposa Morpho anderzijds een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder andere afspraken zijn gemaakt over vorderingen en vergoedingen die [verweerder] dient te ontvangen. Tevens staat in voornoemde vaststellingsovereenkomst dat [verweerder] recht heeft op een nabetaling indien het Nativa-resort voor meer dan USD 15 miljoen wordt verkocht en dat op de vaststellingsovereenkomst Nederlands recht van toepassing is en bij een geschil tussen partijen dit in eerste instantie exclusief zal worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Assen. Deze vaststellingsovereenkomst van 14 november 2019 is door Aprisco vernietigd door middel van de brief van 9 februari 2022 van mr. Van der Velden, welke brief bij exploot van 9 februari 2022 aan [verweerder] is betekend.
2.9.
Nativa Mariposa Morpho is op 25 maart 2020 gefuseerd met Missy, waarbij Missy de verkrijgende vennootschap is. [verweerder] was tot de fusie directeur van Nativa Mariposa Morpho. Het Nativaproject wordt momenteel gehouden door Missy.
2.10.
Bij de fusie van Nativa Mariposa Morpho met Missy is de vennootschap Nativa Development & Construction (hierna: Nativa D&C) uit de structuur van de Aprisco-groep verdwenen. In het handelsregister van Costa Rica van 4 maart 2021 staat [verweerder] opgenomen als bestuurder van Nativa D&C.
2.11.
Op 7 februari 2022 heeft Aprisco een verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van bewijsbeslag ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Bij beschikking van 8 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam het door Aprisco verzochte beslag toegestaan onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak binnen twee weken na beslaglegging zal worden ingesteld. Op 9 februari 2022 heeft Aprisco het bewijsbeslag laten leggen.
2.12.
EY is de vaste belastingadviseur van de Aprisco groep, zowel in Nederland, Curaçao en Costa Rica.
2.13.
Trustmoore is een trustkantoor van onder andere Aprisco's dochtermaatschappijen Missy en Magda. Op 10 februari 2022 is Trustmoore ontslagen als directeur van Missy en Magda.

3.Het geschil

3.1.
Aprisco c.s. verzoekt - na (toegelaten) aanvulling - de rechtbank:
I. [verweerder] te gelasten inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken aan Aprisco c.s. van de volgende bescheiden uit de periode 2001-2022, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking:
a. a) alle bescheiden, waaronder correspondentie, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen die betrekking hebben op:
  • i) ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed in Costa Rica,waaronder in het bijzonder van vastgoed gelegen in het (district) Tarcoles, (kanton) Garabito, (provincie) Puntarenas, Costa Rica, al dan niet aangeduid als (onderdeel van) Nativa (resort);
  • ii) de bestaande en voormalige entiteiten, die direct of indirect eigenaar zijn of waren van (delenvan) het Nativa project, waaronder in ieder geval:
  • Missy N.V.
  • Magda Plateau Holding N.V.
  • Fillmore ltd.
  • Nativa Mariposa Morpho S.A.
  • Floris Aachen Private Foundation
  • Private Foundation BSNG
  • Ovbema Private foundation c.q. Obvema Private foundation
  • Huayna Capac Foundation
  • Manco Capac foundation
  • Mayta Capac foundation- Locum N.V.
  • Lomas de Carrara
  • Central Pacific Ventures
  • Nativa development & Construction
  • Nativa Rana Dorada
b) alle correspondentie (waaronder ook tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.)) (inclusief de onderliggende en meegezonden stukken) gevoerd met personen die direct of indirect een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling, het beheer, de verwerving, vervreemding en de bezwaring van het voornoemde vastgoed in Costa Rica, waaronder in het bijzonder:
( i) Trustmoore, waaronder de volgende medewerkers:
  • [medewerker 1]
  • [medewerker 2]
  • [medewerker 3]
  • [medewerker 4]
  • ii) Secure Title Costa Rica (STCR) (trustkantoor)
  • iii) TMF Group Costa Rica (trustkantoor)
  • iv) EY, Ernst & Young, zowel in Costa Rica als in Nederland, in het bijzonder de volgendemedewerkers: - [medewerker 5]
  • [medewerker 6]
  • [medewerker 7]
( v) Notarissen in Costa Rica (in aanvulling op genoemde medewerkers EY):
- [ medewerker 8]
(vi) Aprisco
- in het bijzonder [naam]
(vii) vaste adviseurs en zakelijke dienstverleners Aprisco, waaronder:
  • [notaris] (notaris van Aprisco)
  • [advocaat] (advocaat van Aprisco) - [notaris 2] (voormalig notaris van Aprisco)
alle e-mails en overige bestanden die toegankelijk zijn via de e-mailadressen: [xx] @gmail.com, [verweerder] @ [xx] .com, andere mailadressen in het domein @ [xx] .com, [xx] @gmail.com, [xx] @gmail.com
de fysieke administratie die EY aan [verweerder] heeft afgegeven, zoals gespecificeerd inproductie 26 en 27;
II. te bepalen dat aan de onder I. vermelde verplichting uitvoering zal worden gegeven op de volgende wijze:
[verweerder] verschaft zelf inzage en afschrift door - al dan niet digitale - kopieën teverstrekken. Dit betreft zowel de bescheiden waarvan een kopie in gerechtelijke bewaring is genomen, als de overige bescheiden waarover [verweerder] beschikt. Aan die verplichting moet een dwangmiddel zijn verbonden dat een voldoende prikkel tot nakoming oplevert;
een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder vergelijkt de door [verweerder] verstrektebescheiden met de bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden. Daarbij komt de deurwaarder een ruime beoordelingsmarge toe. De deurwaarder stelt een proces-verbaal op van zijn bevindingen;
als de deurwaarder bij de onder b genoemde vergelijking vaststelt dat
  • een of meer bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden niet door [verweerder] zijn verstrekt,
  • terwijl die bescheiden naar het redelijke oordeel van de deurwaarder wel hadden moetenworden verstrekt onder de reikwijdte van de beschikking
worden de in bewaring gegeven gegevensdragers met daarop kopie van alle bescheidenafgegeven aan de advocaten van Aprisco c.s.. die tot nadere selectie overgaan van de bescheiden die vallen onder de reikwijdte van de beschikking. Uitsluitend die selectie zal worden afgegeven aan Aprisco c.s.
worden eventueel dwangmiddelen ingezet om nakoming door [verweerder] te bevorderen.
III. te gelasten dat [verweerder] een dwangsom verbeurt van € 1.000.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [verweerder] niet of niet geheel aan deze beschikking voldoet binnen veertien dagen na de betekening van deze beschikking;
IV. te bepalen dat als [verweerder] niet voldoet aan de onder I. vermelde last, de beschikking uitvoerbaar is bij lijfsdwang, inhoudende 5 dagen lijfsdwang per dag of een gedeelte daarvan dat [verweerder] niet of niet geheel aan de beschikking voldoet, althans de beslissing omtrent lijfsdwang aan te houden voor een door uw rechtbank te bepalen termijn;
V. [verweerder] te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure en van het bewijsbeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente; VI. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. [
[verweerder] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek, met hoofdelijke veroordeling van Aprisco c.s. in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Bevoegdheid

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat reeds in de beschikking van 2 mei 2022 onder 4.1 is overwogen dat een verzoek tot inzage ex artikel 843a Rv ook kan worden ingeleid bij verzoekschrift. De stelling van [verweerder] dat, gelet op artikel 162b lid 2 ontwerp-Rv (wetsvoorstel 33.079) de
Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van onderhavig verzoek kennis te nemen, stuit af op het feit dat wetsvoorstel 33.079 is ingetrokken en derhalve geen geldend recht is. Hetgeen [verweerder] aanvoert dat wetsvoorstel 33.079 gelijktijdig is vervangen door wetsvoorstel 35.498 en met artikel 197 in dezelfde rechtsmaatregel voorziet (wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht), is juist. Echter op dit moment is wetsvoorstel 35.498 nog in behandeling bij de Tweede Kamer, zodat het op dit moment nog niet duidelijk is of dit wetsvoorstel daadwerkelijk geldend recht gaat worden. Het op dit moment wel geldende recht van artikel 3 sub a Rv brengt met zich mee, zoals reeds in de beschikking van 2 mei 2022 overwogen, dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van onderhavig verzoek ex artikel 843a Rv kennis te nemen. Daarbij overweegt de rechtbank ter volledigheid dat het verzoek als bedoeld in artikel 843a Rv een zelfstandig verzoek betreft en los staat van de vraag waar een eventuele hoofdprocedure zal moeten worden gevoerd. Ook merkt de rechtbank nog op dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof heeft verleend aan de in Nederland gevestigde Aprisco om in Nederland ten laste van [verweerder] bewijsbeslag te leggen, welk bewijsbeslag op 9 februari 2022 ook is gelegd. In deze zaak dient de vraag vervolgens te worden beantwoord of en op welke wijze zaken, die onder het door een Nederlandse partij in Nederland gelegd bewijsbeslag vallen, mogen worden ingezien door Aprisco c.s. Gelet hierop valt niet in te zien dat Aprisco in onderhavige procedure enkel als verzoekster optreedt om bevoegdheid van de Nederlandse rechter te creëren. De rechtbank komt dan ook niet terug op de beslissing zoals deze is genomen in de beschikking van
2 mei 2022 en gaat ervan uit dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen in deze zaak met betrekking tot het verzoek ex artikel 843a Rv bevoegd is te oordelen. Aan het verzoek van [verweerder] , om de beslissing in de beschikking van 2 mei 2022 ter zake de rechtsmacht te herzien, gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Aanvulling verzoek Aprisco c.s.
4.2.
Ter zitting heeft mr. Cornegoor namens [verweerder] bezwaar gemaakt tegen de aanvulling van het onderhavige verzoek, zoals Aprisco c.s. dat heeft opgenomen onder punt 53 van de spreekaantekeningen ten behoeve van de zitting van 31 januari 2023.
Mr. Cornegoor voert daartoe aan dat die aanvullingen pas voor het eerst zijn opgenomen in de spreekaantekeningen en dit in strijd met de goede procesorde is.
Daartegenover voert mr. Van der Velden namens Aprisco c.s. aan dat punt 53 van de spreekaantekeningen geen uitbreiding is van het verzoek, maar slechts een bevestiging is van hetgeen in punt 92 van de conclusie van repliek al staat opgenomen en [verweerder] bij dupliek de mogelijkheid heeft gehad om hierop te reageren.
4.3.
De rechtbank is met Aprisco c.s. van oordeel dat in de conclusie van repliek onder punt 92 duidelijk staat omschreven dat het verzoek zich mede richt op de administratie die EY (volgens
Aprisco c.s.) aan [verweerder] zou hebben gegeven. Gelet hierop heeft [verweerder] bij dupliek de mogelijkheid gehad om op deze aanvulling te reageren, zodat de rechtbank deze aanvulling niet in strijd acht met de goede procesorde en deze aanvulling zal worden toegelaten, zoals reeds onder het verzoek staat vermeld (onder I. sub d). Echter geldt dat niet voor het punt met betrekking tot het verzoek tot inzage in en kopieën van de beslagen bescheiden. Dit verzoek is door Aprisco c.s. niet eerder dan tijdens de zitting van 31 januari 2023 op deze wijze opgenomen, waardoor [verweerder] niet in de gelegenheid is geweest om daarop te reageren hetgeen in strijd met de goede procesorde is. Daarbij overweegt de rechtbank dat een zodanig verzoek zoals Aprisco c.s. heeft gedaan ook veel te ruim is omschreven nu er in het geheel niet is verwezen naar bepaalde bescheiden en het derhalve alle beslagen bescheiden, waaronder wellicht privégegevens van [verweerder] , omvat. Gelet hierop zal de aanvulling door Aprisco c.s. van het verzoek zoals opgenomen in de spreekaantekeningen met betrekking tot "de beslagen bescheiden", niet worden toegelaten.
Inzageverzoek ex artikel 843a Rv
4.4.
Voor toewijzing van de vordering is op grond van artikel 843a Rv vereist dat Aprisco c.s. een rechtmatig belang heeft bij de inzage en het afschrift (1), dat het gaat om bepaalde bescheiden (hierna: gegevens) (2) en dat de gegevens betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin Aprisco c.s. partij is (3). Verder is vereist dat [verweerder] de gegevens tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft (4). De mogelijkheid om inzage en afschrift te vorderen is een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende gegevens niet aan een ander ter inzage hoeft te geven (vgl. HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3529). Tussen de voorwaarde van een rechtmatig belang en de voorwaarde dat het om bepaalde gegevens moet gaan, is een samenhang (vgl. conclusie van de PG bij de HR van 3 januari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:10). In het algemeen kan van een rechtmatig belang reeds sprake zijn als degene die afschrift verlangt deze gegevens niet tot zijn beschikking heeft, maar wel bekend is met het bestaan ervan en deze gegevens in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat de gegevens relevant kunnen zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer. Om een zogenoemde "fishing expedition" te voorkomen, moeten de verlangde gegevens voldoende bepaald zijn. Voldoende concreet moet aangegeven zijn dat en waarom de specifieke gegevens van belang zijn. De mogelijkheid tot inzage en afschrift dient er niet toe om gegevens op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen (vgl. Hof 'sHertogenbosch 3 december 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4392 en Hof ArnhemLeeuwarden 22 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3377). Het vereiste dat de gegevens betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin degene die inzage en afschrift vraagt, partij is, wordt ruim uitgelegd en kan ook betrekking hebben op een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 20 december 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:10292). Doorgaans wordt dit vereiste zo uitgelegd dat de gegevens relevant moeten kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop inzage en afschrift wordt gevraagd. Het kunnen ook gegevens zijn waarbij de partij die inzage en afschrift vraagt niet als partij betrokken is, bijvoorbeeld een door de wederpartij met een derde gesloten overeenkomst (vgl. Kamergegevens II 2011-2012, 33079, nr. 3, p. 11).
Wanneer aan deze vereisten als genoemd in artikel 843a Rv is voldaan, is het verzoek in beginsel toewijsbaar, tenzij er sprake is van gewichtige redenen of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Rechtsbetrekking?
4.5.
Aprisco c.s. voert - kort gezegd - aan dat [verweerder] in een zodanige relatie met Aprisco c.s. staat, gelet op de wijze waarop [verweerder] het Nativa-project heeft ontwikkeld, dat uit deze relatie voortvloeit dat [verweerder] met betrekking tot zijn uitgevoerde werkzaamheden rekening en verantwoording jegens Aprisco c.s. dient af te leggen. Ook heeft [verweerder] erkend dat hij in opdracht van de directeur van Aprisco werkzaamheden op zich heeft genomen ter zake het Nativaproject en hierover aan Aprisco rapporteerde. Gelet op deze rechtsbetrekking dient [verweerder] als opdrachtnemer eveneens rekening en verantwoording af te leggen aan Aprisco (artikel 7:403 lid 2 BW), aldus Aprisco. Ook volgt volgens Aprisco c.s. uit het feit dat [verweerder] directeur is geweest van Nativa Mariposa Morpho, welke rechtsverhouding is overgegaan naar Missy, dat hij rekening en verantwoording aan Missy dient af te leggen. Verder verplicht de vaststellingsovereenkomst van 14 november 2019 [verweerder] tot het verrichten van diensten tegen betaling, waaruit ook een rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit, aldus Aprisco c.s. Tot slot voert Aprisco c.s. aan dat het verzoek tot afgifte van de stukken tevens is gebaseerd op rechtsbetrekkingen uit tekortschieten en onrechtmatig handelen van [verweerder] ( [naam] , Trustmoore en EY) jegens Aprisco c.s.
4.6. [
verweerder] voert daartegenover - kort gezegd - aan dat er tussen hem en Aprisco c.s. geen overeenkomst van opdracht dan wel een andere rechtsverhouding bestaat dan wel heeft bestaan en dat daarvan ook geen bewijs is overgelegd door Aprisco c.s. [verweerder] geeft aan dat hij de leiding heeft gehad over de ontwikkeling van het Nativa-project, maar dat hij dat heeft gedaan in hoedanigheid van bestuurder van Nativa Mariposa Morpho. Van een overeenkomst van opdracht tussen [verweerder] als bestuurder van de (klein)dochtermaatschappij en de uiteindelijke aandeelhouder Aprisco is niet gebleken, aldus [verweerder] . Daarnaast merkt [verweerder] op dat de enkele stelling van Aprisco c.s. dat er rechtsbetrekkingen zouden kunnen bestaan uit tekortschieten en onrechtmatig handelen van [verweerder] ( [naam] , Trustmoore en EY) jegens Aprisco c.s. niet nader zijn geduid en onderbouwd, waardoor geen relatie is gelegd tussen die rechtsverhoudingen en de bescheiden waarop het verzoek betrekking heeft. Ook uit de op 14 november 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst valt volgens [verweerder] niet af te leiden dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen partijen. Tot slot voert [verweerder] aan dat Aprisco c.s. haar grondslag van het verzoek bij repliek heeft uitgebreid door te suggereren dat [verweerder] jegens Missy als rechtsopvolger van Nativa Mariposa Morpho een verplichting heeft tot rekening en verantwoording met betrekking tot het bestuurderschap van [verweerder] . Tegen deze uitbreiding van de grondslag maakt [verweerder] bezwaar, omdat de rechtbank deze grondslag niet in haar oordeel omtrent de rechtsmacht heeft kunnen betrekken. Ook bestaat er geen rekening- en verantwoordingsplicht van [verweerder] jegens Nativa Mariposa Morpho en Missy, aldus [verweerder] .
4.7.
De rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen [verweerder] aanvoert, van oordeel dat het enkele feit dat [verweerder] directeur is geweest van Nativa Mariposa Morpho, waarvan Aprisco via Missy en Magda 100% aandeelhouder is, met zich brengt dat [verweerder] hoe dan ook indirect betrokken is geweest bij de uiteindelijke aandeelhouder Aprisco, zodat er tussen partijen een rechtsbetrekking heeft bestaan. Daar komt bij dat [verweerder] ook zelf heeft erkend dat hij ter zake van zijn werkzaamheden aan het Nativa-project rechtstreeks aan Aprisco rapporteerde, dat Aprisco in overleg met [verweerder] budgetten vaststelde en Aprisco de verliesfinanciering van het Nativa-project voor haar rekening nam, waaruit ook volgt dat [verweerder] uit hoofde van enige rechtsbetrekking gehouden was om informatie aan Aprisco te verstrekken. Tevens overweegt de rechtbank dat enige rechtsbetrekking tussen partijen volgt uit de omstandigheid dat Nativa Mariposa Morpho in maart 2020 gefuseerd is met Missy en als onbetwist tussen partijen vast staat dat [verweerder] nadien voor Aprisco c.s. managementwerkzaamheden is blijven verrichten voor het Nativa-project tot het moment van beslaglegging (9 februari 2022), waarvoor [verweerder] van Missy betalingen heeft ontvangen. Gelet op het voorgaande heeft [verweerder] voor Aprisco
c.s. zaken waargenomen dan wel uitgevoerd en daaruit volgt dat er enige relatie tussen partijen heeft bestaan uit hoofde waarvan [verweerder] verplicht is om informatie te verstrekken aan Aprisco c.s. Ter volledigheid merkt de rechtbank op dat welke rechtsverhouding er tussen partijen precies bestaat en heeft bestaan nader in de bodemprocedure aan de orde zal komen, waar deze procedure ook zal worden gevoerd.
4.8.
Nu Aprisco c.s. ook reeds bij verzoekschrift onder punt 25 heeft gewezen op de rekening- en verantwoordingsplicht van [verweerder] ten opzichte van Missy vanwege de fusie met Nativa Mariposa Morpho, kan hetgeen Aprisco c.s. bij repliek hierover heeft aangevoerd niet worden gezien als een uitbreiding van de grondslag van haar verzoek. Van een uitbreiding van de grondslag van het verzoek is zoals [verweerder] aanvoert, naar het oordeel van de rechtbank, derhalve geen sprake en aan dat verweer gaat de rechtbank voorbij.
4.9.
Ook is de rechtbank van oordeel dat Aprisco c.s. zodanig gemotiveerde omstandigheden heeft aangevoerd dat er aan haar zijde sprake is van vrees voor benadeling door [verweerder] , waarbij is verwezen naar stukken van onder andere gedane betalingen aan [verweerder] in privé en verkoop van percelen en appartementen door [verweerder] die behoren tot het Nativa-project. Deze door Aprisco c.s. onderbouwde vrees voor benadeling brengt met zich mee dat door Aprisco c.s., naar het oordeel van de rechtbank, voldoende aannemelijk is gemaakt dat er mogelijk een rechtsbetrekking bestaat uit tekortschieten dan wel onrechtmatig handelen.
4.10.
Uit het hier voorgaande volgt dat er tussen partijen enige rechtsbetrekking bestaat dan wel heeft bestaan, zodat aan dit vereiste als genoemd in artikel 843a Rv is voldaan.
Rechtmatig belang en bepaalde bescheiden?
4.11.
Ter zake het rechtmatig belang voert Aprisco c.s. - kort gezegd - aan dat [verweerder] enerzijds gehouden is om op grond van artikel 7:403 BW rekening en verantwoording af te leggen omtrent de wijze waarop hij het Nativa-project heeft ontwikkeld. Dit omdat [verweerder] op verzoek van Aprisco het beheer heeft gevoerd over het Nativa-project, aldus Aprisco c.s. En anderzijds is er volgens Aprisco c.s. sprake van een tekortschieten en onrechtmatig handelen aan de zijde van onder meer [verweerder] rondom de wijze waarop het Nativa-project is ontwikkeld. Daarbij verwijst Aprisco c.s. onder andere naar de volgens haar voorgedane omstandigheden: a) in 2021 is een afwaardering van tientallen miljoenen bekend geworden, b) [verweerder] maakt de oorzaak van de afwaardering niet duidelijk, c) [verweerder] heeft gefraudeerd bij de verkoop van verschillende percelen, waarbij hij heeft samengewerkt met [naam] , Trustmoore en EY, d) [verweerder] erkent "de boel te hebben gedumpt", e) [verweerder] maakt niet duidelijk waar de koopprijs terecht is gekomen van de verkochte percelen. Deze omstandigheden brengen volgens Aprisco c.s. mee dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage en afschrift van de verzochte stukken. Daarnaast voert Aprisco c.s. aan dat nu partijen een geschil hebben omtrent de uitvoering van de door hen op 14 november 2019 gesloten vaststellingsovereenkomst en Aprisco deze vaststellingsovereenkomst heeft vernietigd, welke vernietiging door [verweerder] wordt betwist, ook dit met zich meebrengt dat Aprisco belang heeft bij afgifte van de verzochte stukken zodat er nader onderzoek door haar kan plaatsvinden. Ook heeft [verweerder] volgens Aprisco zonder haar toestemming de aandelen in het kapitaal van Nativa D&C ontvreemd en gelet hierop dient [verweerder] hierover uitleg te verschaffen aan Aprisco c.s. door middel van het laten zien van stukken met betrekking tot deze vennootschap. Tot slot voert Aprisco c.s. aan dat Missy vanwege de fusie met Nativa Mariposa Morpho recht heeft op de gehele administratie van Nativa Mariposa Morpho en [verweerder] als voormalig directeur van Nativa Mariposa Morpho verplicht is die administratie over te dragen, waaruit volgens Aprisco c.s. het rechtmatig belang volgt.
Aprisco c.s. voert met betrekking tot het vereiste van bepaalde bescheiden - kort samengevat aan dat dit vereiste in onderling verband met het rechtmatig belang moet worden gezien en het erom gaat dat de bescheiden zodanig zijn omschreven dat beoordeeld kan worden of er een rechtmatig belang bestaat bij inzage daarin. Verder stelt Aprisco c.s. zich op het standpunt dat [verweerder] zich op grond van artikel 7:403 lid 2 BW en ongeschreven recht dient te verantwoorden omtrent al zijn bemoeiingen met het Nativa-project en dit met zich brengt dat Aprisco c.s. al die bescheiden zoals genoemd in het petitum mag inzien. Deze veelheid van bescheiden laat zich lastig nauwkeurig omschrijven, maar Aprisco c.s. heeft de bescheiden afgebakend naar onderwerp en categorie en dat is voldoende concreet, aldus Aprisco c.s.
4.12. [
verweerder] voert daartegenover - kort gezegd - aan dat het exhibitieverzoek enkel is gebaseerd op de complottheorie dat [verweerder] tezamen met de eigen bestuurder van Aprisco ( [naam] ) en met Trustmoore en EY tegen Aprisco zou hebben samengespannen. Ook voert
[verweerder] aan dat Aprisco c.s. zelf partij is bij de afspraken die aan de basis van het conflict ten grondslag liggen, zodat Aprisco c.s. zich niet op het standpunt kan stellen dat zij hiervan niets wist. Gelet hierop heeft Aprisco c.s. ook geen rechtmatig belang bij afgifte van stukken waar Aprisco c.s. zelf partij bij is geweest, aldus [verweerder] . Tevens stelt [verweerder] zich op het standpunt dat door Aprisco c.s. niet is gesteld dat zij het volgens artikel 843a Rv vereiste bewijsbelang heeft bij de desbetreffende documenten. Ten aanzien van stukken met betrekking tot Nativa D&C heeft Aprisco c.s. geen belang, omdat de aandelen van deze vennootschap rechtsgeldig aan [verweerder] zijn overgedragen. Van enig bewijsbelang als genoemd in artikel 843a Rv ten aanzien van Nativa D&C is volgens [verweerder] geen sprake. Ook met betrekking tot de revindicatie van de administratie van Nativa Mariposa Morpho kan niet worden ingezien dat wordt voldaan aan het vereiste bewijsbelang als genoemd in artikel 843a Rv, maar dit is volgens [verweerder] een nakomingsvordering die niets met artikel 843a Rv te maken heeft. Ter zake de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst voert [verweerder] aan dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst allebei onderzoek hebben gedaan naar de waarde van de omvang van de vordering van [verweerder] op Nativa Mariposa Morpho en
Missy en een compromis hebben vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van
14 november 2019, zodat er geen sprake is van dwaling, aldus [verweerder] . Aprisco c.s. heeft desondanks volgens [verweerder] geen poging gedaan om een koppeling te leggen tussen de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst en de omvang van het verzoek ex artikel 843a Rv. Aprisco c.s. heeft nagelaten te onderbouwen waarom de bescheiden waar zij om heeft verzocht relevant zijn voor het beroep op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. Dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [verweerder] ter zake de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst is volgens [verweerder] ook op geen enkele wijze onderbouwd, zodat uit hoofde hiervan geen rechtmatig belang ex artikel 843a Rv kan worden afgeleid. Met betrekking tot de correspondentie van en naar de mailaccounts als verzocht onder I. sub c voert Aprisco c.s. aan dat dit verzoek gebaseerd is op een vermeend subjectief of zakelijk recht (correspondentie zou volgens Aprisco c.s. toebehoren aan Missy) en niet op een verzoek ex artikel 843a RV, zodat niet aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. [verweerder] concludeert dat van enig rechtmatig belang aan de zijde van Aprisco c.s. is niet gebleken.
Met betrekking tot het vereiste van voldoende bepaalde bescheiden van artikel 843a Rv voert [verweerder] - kort gezegd - aan dat het verzoek van Aprisco c.s. betrekking heeft op onvoldoende bepaalde bescheiden. Dit omdat de bescheiden volgens [verweerder] niet op een voldoende nauwkeurige en werkbare wijze zijn afgebakend. De categorie van bescheiden wordt door Aprisco c.s. enkel afgebakend naar het onderwerp en dat onderwerp wordt verder op een zo ruim mogelijk wijze omschreven en deze wijze van omschrijving van bescheiden kan niet worden gehonoreerd als voldoende bepaald, aldus [verweerder] . Ook is het verzoek volgens [verweerder] te ruim, omdat er geen beperking is opgenomen tot bescheiden die [verweerder] daadwerkelijk tot zijn beschikking heeft.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verzoek van Aprisco c.s. voor een gedeelte van de verzochte stukken aan de hiervoor onder 4.4 gestelde voorwaarden. Aprisco c.s. heeft een rechtmatig belang bij inzage en afschrift van de stukken die betrekking hebben op Missy (vanaf het moment van de fusie), Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C. Dit omdat Aprisco c.s. deze stukken mogelijk kan gebruiken ter onderbouwing van de door haar gestelde financiële benadeling door het handelen van [verweerder] . Zeker nu Aprisco c.s. de door haar gestelde vrees voor financiële benadeling door [verweerder] met betrekking tot het beheer en de ontwikkeling van het Nativa-project voldoende aannemelijk heeft gemaakt, rechtvaardigt dit inzage in de bepaalde relevante bescheiden waarbij [verweerder] zijn bemoeienis heeft gehad. Daar komt bij dat [verweerder] ook niet heeft weersproken dat het Nativa-project in de periode 2017 tot en met 2021 is afgewaardeerd. Wel geeft [verweerder] hiervoor een mogelijke verklaring, maar gelet op de afwaardering van het Nativa-project (dat werd beheerd en ontwikkeld door [verweerder] ) rechtvaardigt dit het directe belang van Aprisco c.s. om inzage te krijgen in de relevante benodigde stukken voor zover [verweerder] deze heeft. Daarnaast staat in het organogram van de Aprisco-groep (opgenomen onder 2.4 van deze beschikking) vermeld dat Missy 100% aandeelhouder was van Nativa D&C. Onbetwist heeft Aprisco c.s. aangevoerd dat dit organogram ook per e-mail van
21 maart 2019 in de cc naar [verweerder] is gezonden waarop geen verweer is gekomen. Evenmin is door [verweerder] weersproken dat conform een notariële akte van 28 juni 2021 door
[verweerder] vanuit Nativa D&C percelen zijn doorverkocht. De enkele blote stelling van [verweerder] dat hij als bestuurder van Nativa Mariposa Morpho gerechtigd was om de aandelen van Nativa D&C aan hemzelf over te dragen, kan gelet op het organogram, zonder nadere toelichting geen stand houden. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de aandelen van Nativa D&C aan [verweerder] zijn overgedragen, dient [verweerder] inzage te verschaffen in de wijze waarop hij heeft gehandeld vanuit Nativa D&C met betrekking tot het beheer en ontwikkeling van het Nativa-project. Gelet hierop bestaat er, in tegenstelling tot hetgeen [verweerder] aanvoert, aan de zijde van Aprisco c.s. wel een direct en concreet bewijsbelang. Ook aan de stelling van [verweerder] dat hij volledig buiten de afwaardering door Missy van het Nativa-project staat en daarvoor geen informatie aan Aprisco c.s. hierover hoeft te verstrekken, gaat de rechtbank voorbij. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] door Aprisco is aangewezen om het Nativaproject te beheren en ontwikkelen, zodat [verweerder] als voormalig bestuurder van Nativa Mariposa Morpho, welke vennootschap in maart 2020 is gefuseerd met Missy, informatie moet hebben over het Nativa-project en dit dient [verweerder] te delen met de uiteindelijke aandeelhouder Aprisco. Verder constateert de rechtbank dat in de brief van EY van 7 maart 2022 (productie 27 aan de zijde van Aprisco c.s.) staat opgenomen dat er documenten ter zake Nativa Mariposa Morpho zijn afgegeven aan [verweerder] . Ook volgt uit de e-mail van 16 augustus 2020 van [verweerder] aan TMF dat [verweerder] heeft verzocht om stukken van Nativa Mariposa Morpho aan hem af te geven (productie 48 aan de zijde van Aprisco). De enkele blote stelling van [verweerder] dat EY zich vergist en EY uitvoering heeft gegeven aan een instructie van een opvolgend bestuurder van Nativa Mariposa Morpho maakt zulks niet anders. Dit brengt met zich mee dat Aprisco c.s. met verwijzing naar de e-mail die TMF op 16 februari 2022 (productie 26 aan de zijde van Aprisco c.s.) heeft gezonden en de brief van EY van 7 maart 2022 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er stukken met betrekking tot de vennootschap Nativa Mariposa Morpho aan [verweerder] zijn overgedragen, terwijl hij op dat moment geen bestuurder meer was van Nativa Mariposa Morpho vanwege het feit dat deze vennootschap was gefuseerd met Missy. Gelet hierop dient [verweerder] ook de door Aprisco c.s. genoemde bepaalde bescheiden te overleggen met betrekking tot Missy vanaf het moment van de fusie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gegevens waar Aprisco c.s. om heeft verzocht met betrekking tot Missy (vanaf datum fusie, zijnde 25 maart 2020), Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of [verweerder] gelden heeft onttrokken aan het Nativa-project dat door [verweerder] werd beheerd en ontwikkeld, zoals Aprisco c.s. stelt. Voor zover de door Aprisco c.s. verzochte stukken hier betrekking op hebben, heeft Aprisco c.s. daarbij een rechtmatig belang.
4.14.
Aprisco c.s. heeft in haar verzoekschrift verzocht om inzage in een veelheid aan stukken en gewezen naar zowel bestaande en voormalige entiteiten, welk verzoek betrekking heeft op een periode van 22 jaar. Gelet hierop zal de rechtbank hierna, met inachtneming van hetgeen onder 4.13 reeds is overwogen, per verzoek ingaan op de vraag of Aprisco c.s. een rechtmatig belang heeft bij de stukken en deze voldoende bepaald zijn.
4.15.
Het verzochte onder I. a sub (i) en sub (ii) zal door de rechtbank op de wijze waarop dit door Aprisco c.s. is geformuleerd worden afgewezen. Dit omdat dit verzoek veel te ruim is geformuleerd en het geen bepaalde bescheiden betreft. Met inachtneming van hetgeen de rechtbank in 4.13 heeft overwogen, heeft Aprisco c.s. wel recht op bescheiden die betrekking hebben op Missy (vanaf het moment van de fusie), Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C. Aprisco c.s. verzoekt om deze stukken die duidelijk maken op welke wijze [verweerder] het beheer en de ontwikkeling van het Nativa-project heeft uitgevoerd. Dat Aprisco c.s. het verzoek ter zake de bescheiden met betrekking tot Missy (vanaf het moment van de fusie), Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C niet nader heeft omlijnd, komt doordat [verweerder] geen inzicht heeft gegeven in de betalingen die aan hem in privé zijn gedaan en inzicht in de verkoop van percelen van het Nativa-project. Een zekere onbepaalbaarheid kan daarom Aprisco c.s. niet worden tegengeworpen. Ter zake voornoemde vennootschappen (waarmee [verweerder] bemoeienis heeft gehad) betreft het dan ook afgebakende gegevens die voldoende concreet zijn omschreven, zodat er van een fishing expedition geen sprake is. Afschrift van deze gegevens strekt naar het oordeel van de rechtbank niet verder dan noodzakelijk is voor een toelichting van hetgeen Aprisco c.s. aanvoert met betrekking tot de financiële vrees voor benadeling door [verweerder] . Wat betreft de overige bestaande en voormalige entiteiten die onder (ii) staan genoemd, met uitzondering van Missy (vanaf 25 maart 2020), Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C, zal het verzoek worden afgewezen. Dit omdat door Aprisco c.s. ter zake die entiteiten, gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder] , onvoldoende is aangetoond welk redelijk belang Aprisco c.s. heeft om van [verweerder] stukken van die entiteiten te verlangen en wat de exacte verhoudingen zouden zijn tussen die entiteiten en [verweerder] .
Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek onder I. a sub (i) en (ii) als volgt (beperkt) toewijzen: alle bescheiden vanuit Missy vanaf 25 maart 2020, Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C., waaronder correspondentie, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen die betrekking hebben op:
(i) ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project;
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het mindere dan verzocht mag worden toegewezen, zoals hieronder in de beslissing zal worden vermeld.
4.16.
Het verzochte onder I. b sub (i) zal door de rechtbank worden afgewezen vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang aan de zijde van Aprisco c.s. De correspondentie van Trustmoore kan Aprisco c.s. ook zelf van Trustmoore ontvangen nu het een trustkantoor is van onder andere Aprisco's dochtermaatschappijen Missy en Magda en Aprisco dus zelf een rechtsbetrekking heeft met Trustmoore. Ook het verzochte onder I. b sub (ii) zal door de rechtbank worden afgewezen vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang aan de zijde van Aprisco
c.s. Door Aprisco c.s. is op geen enkele wijze aangetoond wat [verweerder] voor bemoeienis heeft gehad met Secure Title Costa Rica met betrekking tot het beheer en de ontwikkeling van het Nativa-project. Weliswaar heeft Aprisco c.s. ter motivering aangegeven dat zij de betreffende stukken nodig heeft ter onderbouwing van haar mogelijke vordering op [verweerder] , maar vooralsnog valt niet in te zien dat een behoorlijke rechtspleging zonder verschaffing van die stukken niet mogelijk en gewaarborgd is. Zeker nu het verzoek zoals verzocht onder I. a sub (i) en (ii) gedeeltelijk zal worden toegewezen.
4.17.
Het verzochte onder I. b sub (iii) zal door de rechtbank worden toegewezen nu tussen partijen niet in geschil is dat TMF was belast met de administratie van Nativa Mariposa Morpho en [verweerder] van deze vennootschap bestuurder is geweest. Hiervoor onder rechtsoverweging
4.13
heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat [verweerder] als voormalig bestuurder van Nativa
Mariposa Morpho gehouden is de verzochte gegevens met betrekking tot die vennootschap aan Aprisco c.s. te verstrekken. Ter zitting heeft Aprisco c.s. aangegeven dat indien verzoeken te ruim worden beoordeeld ze daar naar wil kijken, zodat de rechtbank het mindere zal toewijzen zoals nader in de beslissing vermeld.
4.18.
Ter zake de verzochte correspondentie die is gevoerd met EY (I. b sub iv) constateert de rechtbank dat Aprisco c.s. in haar verzoekschrift heeft aangegeven dat EY de vaste belastingadviseur is van de Aprisco-groep in Nederland, Curaçao en Costa Rica, zodat Aprisco c.s. ook zelf via haar eigen belastingadviseur EY aan deze stukken kan komen. Niet valt in te zien welk rechtmatig belang Aprisco c.s. dan ook heeft bij dit verzoek, zodat de rechtbank dit verzoek zal afwijzen.
4.19.
Met betrekking tot de door Aprisco c.s. verzochte correspondentie met Notarissen in Costa Rica (I. b sub v) is door Aprisco c.s., gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder] , onvoldoende onderbouwd welk direct belang zij heeft bij inzage in correspondentie tussen [verweerder] en notarissen. Een nadere onderbouwing is door Aprisco c.s. niet gegeven. Vooralsnog valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat een behoorlijke
rechtspleging zonder verschaffing van die stukken niet mogelijk is. Het enkele vermoeden dat deze gegevens van pas zouden kunnen komen in een eventuele nog te starten procedure is onvoldoende, zodat de rechtbank dit verzoek zal afwijzen.
4.20.
Ter zake de door Aprisco c.s. verzochte correspondentie met Aprisco (I. b sub vi) en vaste adviseurs en zakelijke dienstverleners van Aprisco (I. b sub vii) is de rechtbank van oordeel dat ook hier enig rechtmatig belang aan de zijde van Aprisco c.s. ontbreekt. Dit omdat niet van [verweerder] gevergd kan worden om correspondentie te overleggen waarbij Aprisco (in persoon van [naam] ) zelf afzender of ontvanger is geweest. Het is dan aan Aprisco zelf om binnen haar organisatie deze stukken te verkrijgen en daar kan [verweerder] niet mee worden belast, omdat Aprisco zelf al de beschikking heeft over die stukken. Ook valt niet in te zien waarom [verweerder] correspondentie met vaste adviseurs en zakelijke dienstverleners van Aprisco zou moeten overleggen. Dit omdat Aprisco zelf die correspondentie kan verkrijgen bij die personen die in opdracht van Aprisco werkzaamheden hebben uitgevoerd, zijnde de notaris van Aprisco, advocaat van Aprisco, voormalig notaris van Aprisco. Gelet hierop zullen de verzoeken als genoemd onder 1. b sub (vi) en (vii) worden afgewezen.
4.21.
Het verzochte onder I. c. ter zake de e-mails en bestanden, zal door de rechtbank worden afgewezen nu door Aprisco c.s., gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende is onderbouwd welk direct en concreet belang zij heeft bij inzage in de volledige correspondentie met betrekking tot de genoemde e-mailadressen. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan Aprisco c.s. slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven in haar stelling dat [verweerder] fraude heeft gepleegd. Aldus bezien draagt het verzoek ter zake de e-mails en bestanden het karakter van een fishing expedition. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van bepaalde bescheiden als genoemd in artikel 843a Rv. Door Aprisco c.s. is niet op bepaalde correspondentie gewezen welke is gezonden vanuit de emailadressen, zodat er geen enkele afbakening plaats heeft gevonden ter zake de e-mailadressen en ook gelet hierop het verzoek niet kan worden toegewezen.
4.22.
Het verzochte onder I. sub d, ter zake de fysieke administratie van Nativa Mariposa die EY volgens Aprisco c.s. aan [verweerder] heeft afgegeven, merkt de rechtbank op dat, zoals Aprisco c.s. stelt, uit de producties 26 en 27 (aan de zijde van Aprisco c.s.) valt op te maken dat er bescheiden aan [verweerder] zijn afgegeven terwijl hij op dat moment geen bestuurder meer was van Nativa Mariposa Morpho. Gelet hierop bestaat er aan de zijde van Aprisco c.s., mede gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.13 overwogen, een direct en concreet belang in inzage in die stukken. Tevens zijn deze stukken voldoende bepaald nu er uitdrukkelijk wordt verwezen naar
een tweetal producties waarin de stukken staan genoemd. Voor zover [verweerder] deze bescheiden onder zich heeft dient hij deze stukken te verstrekken en zal het verzoek worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.23.
Omdat tussen partijen niet in geschil is dat [verweerder] sinds 2001 betrokken is bij de ontwikkeling en het beheer van het Nativa-project en [verweerder] vanaf maart 2020 werkzaamheden is blijven uitvoeren ten aanzien van het Nativa-project, tot aan het moment van beslaglegging op 9 februari 2022, is de rechtbank van oordeel dat de verzoeken die worden toegewezen, met uitzondering van de bescheiden vanuit Missy, over de periode van 2001 tot 2022 kunnen worden toegewezen.
4.24.
Op grond van 843a Rv is [verweerder] dan wel via de deurwaarder gehouden de in de beslissing opgenomen stukken te overleggen. Met Aprisco c.s. is de rechtbank van oordeel dat een eventuele verjaring van het doen van rekening en verantwoording niet in de weg staat aan het verzoek tot inzage/afgifte van stukken ex artikel 843a Rv.
4.25.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, in tegenstelling tot hetgeen [verweerder] aanvoert, de rechtbank het mindere dan verzocht mag worden toegewezen zoals hieronder in de beslissing vermeld.
Wijze van verschaffen inzage en afschrift, dwangsom en lijfsdwang
4.26. [
verweerder] maakt bezwaar tegen de door Aprisco c.s. voorgestelde wijze van selectie van de stukken door de advocaat van Aprisco c.s.
4.27.
De rechtbank overweegt dat [verweerder] , zoals Aprisco c.s. ook voorstelt, zelf inzage en afschrift dient te verschaffen door - al dan niet digitale - kopieën te verstrekken van de in de beslissing toegewezen bescheiden, voor zover deze stukken niet in gerechtelijke bewaring zijn genomen. Deze stukken dient [verweerder] af te dragen aan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder, waarna de deurwaarder zal controleren of de door [verweerder] afgedragen stukken overeenkomen met de stukken als genoemd in de beslissing van deze beschikking. Van de bevindingen maakt de deurwaarder vervolgens een proces-verbaal op.
De hierover verzochte dwangsom alsmede het verzoek dat deze veroordeling uitvoerbaar is bij lijfsdwang, zal de rechtbank afwijzen. Dit omdat het voor de rechtbank, mede gelet op het verweer van [verweerder] , niet mogelijk is om te oordelen of [verweerder] daadwerkelijk in het bezit is van alle stukken waartoe hij hierna zal worden veroordeeld.
4.28.
De bescheiden die in gerechtelijke bewaring zijn genomen dienen rechtstreeks te worden afgedragen aan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder die, zo nodig bijgestaan door een ICT-deskundige, inzage neemt in de stukken. Dit om te voorkomen dat er stukken in handen komen van Aprisco c.s. waar Aprisco c.s. conform deze beschikking geen recht op heeft. De deurwaarder zal vervolgens kijken welke stukken als genoemd onder de beslissing van deze beschikking aanwezig zijn op de bescheiden die in bewaring zijn genomen en aan Aprisco c.s.
kunnen worden verstrekt en zal deze stukken vervolgens aan Aprisco c.s. verstrekken De deurwaarder stelt een proces-verbaal op van de bevindingen.
Nu door deze wijze van veroordelen, het verstrekken van de stukken die onder het bewijsbeslag vallen zijn gewaarborgd door rechtstreekse afgifte aan de deurwaarder heeft Aprisco c.s. geen belang bij een op te leggen dwangsom dan wel de veroordeling dat de beschikking uitvoerbaar is bij lijfsdwang. Dit verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.29.
Met [verweerder] is de rechtbank van oordeel dat het niet zuiver is om de advocaat van Aprisco
c.s. te laten oordelen of de door [verweerder] afgegeven stukken dan wel of niet aan de deurwaarder zijn verstrekt, indien de deurwaarder zelf van oordeel is dat niet alle stukken conform deze beschikking zijn verstrekt. Mocht de deurwaarder tot de conclusie komen dat een deel van de stukken als genoemd in deze beschikking niet zijn verstrekt dan dient de deurwaarder in het proces-verbaal van bevindingen concreet en duidelijk melding te maken welke stukken in strijd met de beslissing in deze beschikking niet zijn verstrekt.
4.30.
De rechtbank merkt ter volledigheid nog op dat [verweerder] slechts stukken kan verschaffen indien hij deze ook daadwerkelijk tot zijn beschikking heeft. In de e-mail van
25 januari 2022 heeft [verweerder] aan Aprisco aangegeven dat hij van zijn kant altijd alles netjes heeft gecommuniceerd en vastgelegd ten aanzien van Nativa. Gelet hierop gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat [verweerder] de stukken die hij heeft vastgelegd, waarover hij beschikt en waartoe hij in deze beschikking zal worden veroordeeld, ook daadwerkelijk zal overleggen.
4.31.
Aprisco c.s. heeft verzocht [verweerder] te veroordelen om binnen een termijn van twee weken na deze beschikking de informatie te verstrekken. Tegen voornoemde termijn is door [verweerder] bezwaar gemaakt en hij heeft aangegeven dat een termijn van twee weken volkomen onvoldoende is om twee decennia aan correspondentie door te spitten. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van zes weken na betekening van deze beschikking een redelijke termijn is. Deze termijn moet voldoende worden geacht voor [verweerder] om aan deze veroordeling te kunnen voldoen. [verweerder] dient binnen zes weken na betekening van deze beschikking de stukken ter beschikking te hebben gesteld aan de deurwaarder.
Beschikking uitvoerbaar bij voorraad?
4.32. [
verweerder] voert verweer tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking. Van een toewijzende beschikking zal hij zeker in hoger beroep komen, aldus [verweerder] , en als de stukken eenmaal worden verstrekt, heeft het hoger beroep voor hem geen zin meer.
4.33.
De veroordeling tot inzage en afgifte zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zodat [verweerder] zoals hij heeft aangekondigd ook van deze beschikking in hoger beroep kan gaan zonder dat al een feitelijk onomkeerbare situatie is ontstaan. De rechtbank wil [verweerder] wel in overweging geven om, ondanks het al aangekondigde hoger beroep, op grond van hetgeen hierboven wordt toegewezen (en de wijze waarop), eerst opnieuw een afweging te maken en mogelijk alsnog mee te werken aan het verstrekken van afschriften aan Aprisco c.s. zoals hierboven is toegewezen (dus ook zonder dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard). Zo kan een volgende procedure met alle kosten en tijd die daarmee zijn gemoeid, worden voorkomen.
4.34.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing zal leiden.
4.35.
Nu partijen over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing De rechtbank:

5.1.
veroordeelt [verweerder] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco
c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van alle in zijn bezit zijnde bescheiden vanuit Missy vanaf 25 maart 2020 en vanuit Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C uit de periode 20012022, waaronder correspondentie, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen die betrekking hebben op:
(i) ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco
c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van alle in zijn bezit zijnde correspondentie (waaronder ook tekstberichten (sms, WhatsApp e.d.) (inclusief de onderliggende en meegezonden stukken) uit de periode 2001-2022 gevoerd met TMF Group Costa Rica (trustkantoor), die direct of indirect een rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling, het beheer, de verwerving, vervreemding en bezwaring van het Nativa-project;
5.3.
veroordeelt [verweerder] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco
c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van de in zijn bezit zijnde fysieke administratie die EY aan [verweerder] zou hebben afgegeven, zoals gespecificeerd in productie 26 en 27 (aan de zijde van Aprisco c.s.);
5.4.
bepaalt dat aan de onder 5.1, 5.2 en 5.3. vermelde veroordelingen op de volgende wijze uitvoering zal worden gegeven:
[verweerder] verschaft inzage en afschrift door - al dan niet digitale - kopieën te verstrekkenaan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder, voor zover deze stukken niet in gerechtelijke bewaring zijn genomen. De deurwaarder zal controleren of de door [verweerder] afgedragen stukken overeenkomen met de stukken als genoemd onder 5.1, 5.2 en 5.3 van deze beschikking. Van zijn bevindingen maakt de deurwaarder vervolgens een proces-verbaal op.
De bescheiden die in gerechtelijke bewaring zijn genomen dienen rechtstreeks te wordenafgedragen aan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder die, zo nodig bijgestaan door een ICT-deskundige, inzage neemt in de stukken. De deurwaarder zal vervolgens kijken welke stukken die vallen onder 5.1, 5.2 en 5.3 van deze beschikking aanwezig zijn en aan Aprisco c.s. kunnen worden verstrekt en zal hiertoe overgaan. De deurwaarder stelt een proces-verbaal op van zijn bevindingen.
Mocht de deurwaarder na uitvoering van hetgeen onder a en b staat opgenomen tot deconclusie komen dat een deel van de stukken als genoemd in 5.1, 5.2 en 5.3 niet zijn verstrekt dan dient de deurwaarder in een proces-verbaal van bevindingen concreet en duidelijk melding te maken welke stukken in strijd met de beslissing in deze beschikking niet zijn verstrekt.
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door rechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023. conc: 527/awi