ECLI:NL:RBNNE:2023:1407

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.1019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van gezinsleven en belangenafweging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres, een Iraakse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel familie of gezin. De aanvraag, ingediend op 30 december 2020, werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 7 juli 2021 en het bezwaar hiertegen werd op 15 december 2022 eveneens afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat er sprake is van bijzondere afhankelijkheid van haar gezin, met name van haar zoon en kleinkinderen, en dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen 'more than the normal emotional ties' bestaan.

De rechtbank heeft op 20 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij ook de referente (kleindochter van eiseres) en haar vader aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging correct heeft uitgevoerd. Hoewel er hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de belangen van de Nederlandse staat bij het controleren van immigratie zwaarder wegen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en haar gezin, en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1019

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum]
van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van 30 december 2020 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel familie of gezin.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag in het besluit van 7 juli 2021 afgewezen. In het bestreden besluit van 15 december 2022 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referente] (referente/kleindochter van eiseres), [zoon] zoon van eiseres, vader van referente), de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Aan referente is een asielvergunning verleend voor bepaalde tijd, geldig tot 20 maart 2024, waarna zij voor eiseres op 30 december 2020 een aanvraag voor een mvv voor het uitoefenen van het gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] heeft ingediend. Eiseres wil in Nederland verblijven met referente, haar andere kleinkinderen, haar zoon en zijn echtgenote. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen. Volgens de staatssecretaris is geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid (‘more than the normal emotional ties’) tussen eiseres en de ouders van referente en is er daarom geen familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft wel hechte persoonlijke banden (en dus familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM) aangenomen tussen eiseres en referente en haar minderjarige broers en zus, maar de belangenafweging, met aan de ene kant de persoonlijke belangen van eiseres, referente en hun gezinsleden, en aan de andere kant de belangen van de Nederlandse staat, is in het nadeel van eiseres, referente en hun gezinsleden uitgevallen. De familiebanden tussen eiseres en haar in Nederland verblijvende familie is daarom geen reden om toch een verblijfsvergunning te geven.
4. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022 [2] is het toetsingskader voor de beoordeling van het beroep op artikel 8 van het EVRM in zaken over gezinshereniging gewijzigd. Bij een beroep op artikel 8 van het EVRM mag de staatssecretaris niet meer volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat, maar hij moet altijd een belangenafweging maken, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken. De vraag of er ‘more than the normal emotional ties’ bestaan tussen een vreemdeling en referent maakt deel uit van die belangenafweging.
Is sprake van ‘more than the normal emotional ties’?
5. Eiseres voert aan dat sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ tussen haar en het gezin van haar zoon. Zij wijst daartoe op het altijd met elkaar hebben samengewoond, het zorgbereidheid van haar zoon en haar zorgbehoefte, financiële, emotionele, morele afhankelijkheid en haar medische omstandigheden. De banden met het land van herkomst zijn ook minder dan voorheen.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van de ‘more than the normal emotional ties’ in het gewijzigde toetsingskader onderdeel is van de belangenafweging. Dit aspect wordt nog op dezelfde wijze beoordeeld: bepaald moet worden of er tussen de gezinsleden sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Voor de beoordeling daarvan kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst [3] .
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd en terecht heeft gesteld dat geen sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiseres en de vader van referente. Weliswaar woonden eiseres en het gezin van referente in Irak met elkaar samen, maar de staatssecretaris stelt terecht dat uit de verklaringen van referente en haar vader volgt dat dit vooral was ingegeven door de cultuur en de behoefte om eiseres te ondersteunen, te beschermen en dat daaruit niet een bijzondere afhankelijkheid volgt. De enkele samenwoning is niet voldoende om ‘more than the normal emotional ties’ aan te nemen. De staatssecretaris acht verder aannemelijk dat de zoon van eiseres haar financieel ondersteunt en dat sprake is van financiële afhankelijkheid, maar stelt terecht dat de financiële steun ook op afstand kan plaatsvinden, zoals dat nu ook gebeurt. Verder erkent de staatssecretaris dat eiseres medische klachten heeft en dat zij, gelet op de medische verklaring van september 2021 psychosociale ondersteuning nodig heeft, maar de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn stelling dat niet gebleken is van afhankelijkheid van de zoon van eiseres en diens gezin vanwege die medische klachten. Daarbij heeft de staatssecretaris mede van belang mogen vinden dat niet gebleken is dat eiseres, sinds het vertrek van haar zoon en vrouw in augustus 2021, zich niet zelfstandig staande heeft kunnen houden. Verder heeft de staatssecretaris mogen wijzen op de aanwezigheid van twee nog in Irak verblijvende dochters van eiseres die een ondersteunende of verzorgende rol op zich zouden kunnen nemen. De enkele stelling dat dat niet kan, omdat zij gehuwd zijn dan wel ver weg van haar wonen, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Bovendien heeft de staatssecretaris bij de beoordeling mogen betrekken dat referente en haar vader hebben verklaard dat de buren in Irak eiseres ondersteunen door voor haar te koken, maaltijden naar haar toe te brengen, haar te helpen bij de inname van medicijnen en het bezoek aan het ziekenhuis. Verder heeft eiseres toegang tot medische zorg. De rechtbank begrijpt dat eiseres en referente en het gezin van haar zoon een emotionele band hebben, samen veel hebben meegemaakt, elkaar missen, dat haar zoon (en zijn gezin) de afwezigheid van eiseres in zijn dagelijks leven voelt en dat de huidige situatie waarbij zij op afstand contact met elkaar onderhouden lastig kan zijn, maar dat levert op zichzelf - zoals de staatssecretaris terecht stelt - geen ‘more than the normal emotional ties’ op. De staatssecretaris heeft mogen overwegen dat eiseres het contact met haar zoon en zijn gezin in de huidige vorm op afstand kan voortzetten. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris een juiste belangenafweging gemaakt?
6. De staatssecretaris heeft hechte persoonlijke banden aangenomen tussen eiseres en haar kleinkinderen. Daarom heeft de staatssecretaris vastgesteld dat sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiseres, referent en haar overige kleinkinderen.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen, aan de ene kant, de persoonlijke belangen van eiseres en referente bij een gezinsleven in Nederland en, aan de andere kant, het publieke belang van de Nederlandse staat bij het controleren van immigratie. Bij het vinden van die balans moeten alle feiten en omstandigheden die van betekenis zijn kenbaar worden betrokken. Uit voornoemde uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 volgt dat de rechtbank het onderzoek van de staatssecretaris naar de relevante feiten en omstandigheden en de door hem gegeven motivering van die belangenafweging indringend moet toetsen.
6.2.
Eiseres voert aan dat haar belangen om in Nederland haar gezinsleven te kunnen uitoefenen met haar kleinkinderen en de andere gezinsleden zwaar weegt en dat het door de staatssecretaris aangevoerde economisch belang van de Nederlandse staat niet zwaar weegt. Daartoe is gewezen op de bijzondere omstandigheden van het gezin, de traumatische ervaringen als Yezidi’s in Irak. Er is genocide gepleegd op familieleden, die verdreven zijn uit hun woonplaatsen en verblijven in vluchtelingenkampen of in de diaspora. Er is sprake van een meer dan normale emotionele afhankelijkheid.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiseres en referente (en de overige gezinsleden) heeft mogen laten uitvallen. Anders dan eiseres betoogt, mogen de economische belangen van de Nederlandse staat in het nadeel van eiseres en referente worden meegewogen [4] . Het beroep van eiseres op de door haar aangehaalde uitspraken [5] treft daarom geen doel. Het ontbreken van middelen van bestaan is daarbij, nu referente nog minderjarig is, niet in haar nadeel meegewogen. Wat betreft het economisch belang heeft de staatssecretaris wel in aanmerking kunnen nemen dat de vader van referente, de zoon van eiseres, een bijstandsuitkering heeft en dat het in de lijn der verwachting ligt dat eiseres na aankomst in Nederland aanspraak zal maken op door algemene middelen gefinancierde faciliteiten waaronder medische voorzieningen en huisvesting. Dat de zoon, zodra hij de Nederlandse taal beheerst, zal gaan werken heeft de staatssecretaris een toekomstig onzekere gebeurtenis mogen vinden waarmee de staatssecretaris geen rekening hoefde te houden. Verder is van belang dat sprake is van een eerste toelating, wat leidt tot een minder sterke uitgangspositie. Weliswaar is er een objectieve belemmering om het gezinsleven in Irak uit te oefenen, maar de staatssecretaris heeft terecht gesteld dat dit slechts één van het geheel aan mee te wegen aspecten is. Naast een sterke binding met Irak volgt de rechtbank de staatssecretaris ook in zijn stelling dat de binding met Nederland niet sterk is. De enige band die eiseres met Nederland heeft is het feit dat referente, haar vader en de overige gezinsleden hier wonen. Tot slot heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiseres en referente mogen meewegen dat geen sprake is van ’more than the normal emotional ties’: eiseres en haar zoon en zijn gezin kunnen zonder elkaar functioneren, zij (en referente) hebben niet aannemelijk gemaakt dat het contact niet op afstand kan plaatsvinden. Dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres, referente en de andere kleinkinderen, maakt het voorgaande niet anders. In dit verband heeft verweerder kunnen meewegen dat niet is gebleken dat de dagelijkse opvoeding en verzorging van de kleinkinderen bij eiseres lag in plaats van hun ouders en dat dus in zoverre niet is gebleken dat de aanwezigheid van eiseres in het gezin van referente en haar ouders noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande, heeft de staatssecretaris alle feiten en omstandigheden kenbaar in de belangenafweging betrokken en de belangenafweging voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
6.4.
De staatssecretaris heeft ook terecht gesteld dat wat eiseres heeft aangevoerd over de algemene veiligheidssituatie in Irak, meer in het bijzonder in de vluchtelingenkamp Khanke, nabij Duhok, een asielgerelateerd karakter heeft en in de onderhavige procedure geen rol kan spelen. De beroepsgrond slaagt niet.
6.5.
Ten aanzien van de ter zitting ingebrachte medische informatie omtrent kleindochter [kleindochter] van 15 februari 2023 van het UMCG, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld daarin geen aanleiding te zien om de belangenafweging in het voordeel van eiseres te doen uitvallen, nu deze kleindochter voor epilepsie behandeling krijgt in Nederland, daarvoor niet afhankelijk is van eiseres en eiseres het contact met haar kleindochter met moderne communicatiemiddelen kan voortzetten.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een mvv voor het verblijfsdoel familie of gezin. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Werkinstructie 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2485.
5.Zittingsplaats Haarlem, 4 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2984, de Afdeling, 2 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2123, zittingsplaats Arnhem, 24 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1625.