In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Palestijnse vrouw woonachtig in Syrië, heeft de aanvraag ingediend via haar meerderjarige zoon, referent, die in Nederland verblijft. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder vond wegen dan het persoonlijk belang van eiseres en referent. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het economisch belang van de staat zwaarder weegt dan de emotionele afhankelijkheid van eiseres van haar zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, en dat de afwijzing van de aanvraag niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de medische situatie van eiseres en de emotionele banden met haar zoon. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van minderjarige kinderen in de afweging onvoldoende zijn meegenomen.