3.11.Er is aanvankelijk een tweetal Nota's van Inlichtingen door de gemeenten gepubliceerd.
- In de
eerste Nota van Inlichtingenis onder meer vermeld:
Vraag 5:
In artikel 14.3 van de algemene inkoopvoorwaarden wordt de aansprakelijkheid van opdrachtnemer niet beperkt. Althans op grond van het derde lid is niet duidelijk tot welk bedrag de aansprakelijkheid voor deze opdracht is beperkt. Bij opdrachten boven de 400k wordt verwezen naar de verlangde verzekerde waarde in de overeenkomst. In de overeenkomst is daar echter geen bepaling over opgenomen. In het procesdocument wel. Kunt u gemotiveerd aangeven tot welk bedrag de aansprakelijkheid van opdrachtnemer wordt beperkt (per gebeurtenis en per jaar)? En kunt u dit expliciet in de overeenkomst opnemen?
Antwoord:
Hetgeen in het procesdocument is aangegeven is leidend. Polisblad/bewijs van bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering aanbieder (
minimaal € 1.000.000,- per gebeurtenis en minimaal 2 gebeurtenissen per jaar). Dit zal overgenomen worden in de overeenkomst.
(…)
Vraag 6:
De beperking van de aansprakelijkheid komt te vervallen in geval van aanspraken van derden. Ook bij aanspraken van derden wenst opdrachtnemer de aansprakelijkheid te beperken. Kunt u gemotiveerd aangeven of en zo ja tot welke hoogte u bereid bent de aansprakelijkheid bij aanspraken van derden te beperken?
Antwoord:
In situaties als bedoeld in lid 4 onder a, b en c van dit artikel wordt de hoogte van de aansprakelijkheid bepaald in onderling overleg, op basis van hetgeen redelijk en billijk is. Indien hier in onderling overleg geen overeenstemming over wordt bereikt stelt de rechtbank de hoogte van de schadevergoeding vast. Het is, in de genoemde situaties, niet op voorhand aan te geven tot welke hoogte de aansprakelijkheid wordt beperkt.
(…)
Vraag 16:
Uw definitie van overhead is het geheel aan functies (sturing en ondersteuning) en kosten die nodig zijn om de direct bij de cliënt in te zetten Fte te kunnen inzetten te kunnen laten functioneren maar die, los van de opleidingskosten van direct in te zetten fte's (exclusief opleidingstijd) niet direct of indirect cliëntgebonden zijn en nog niet zijn opgenomen in de bijlage kostprijsberekening. Zoals bijvoorbeeld indirect personeel als management, staf/expertise, algemene en administratieve functies, automatisering/informatisering, inkoop, facilitair, P&O. secretariele ondersteuning en overige kosten zoals personele kosten, materiele kosten, kosten inhuur, uitbestedingskosten, huisvestingskosten (exclusief intramurale huisvestingskosten en kosten voor locaties dagbesteding), opleidingskosten indirect personeel, persoonlijke werkmiddelen, afschrijvingskosten en huurkosten, hieronder vallen tevens kosten als gevolg van specifieke vereisten, rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen uit deze overeenkomst. De AMvB reële tarieven schrijft voor dat de reële prijs is gebaseerd op de volgende kostprijselementen:
a. Kosten van de beroepskracht;
b. Redelijke overheadkosten;
c. Kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
d. Reis- en opleidingskosten;
e. Indexatie van loon binnen een overeenkomst.
f. Kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
U voegt b., c., d. en f samen onder overhead. Dit is niet juist. Daarnaast hanteert Berenschot bij de Benchmark Care 2020 eveneens een andere definitie; terwijl u wel het overheadpercentage hanteert van de Benchmark Care 2020. Wij verzoeken u een eenduidig percentage voor overhead welke aansluit bij de AMvB reële tarieven.
(…)
Antwoord:
Er wordt een andere definitie gebruikt voor de overhead dan de definitie die Berenschot in de Benchmark Care ofwel uit de VNG rekentool hanteert. Kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen, maken deel uit van onze definitie, terwijl dit niet in de definitie zit van Berenschot. Om onduidelijkheden te voorkomen is dit uit de overhead gehaald en wordt dit apart weergegeven in de prijssheet. Hiervoor wordt een percentage van 2% gehanteerd. Uw analyse dat b, c, d en f zijn samengevoegd onder de overhead is onjuist. De prijselementen worden apart weergegeven in de prijssheet.
(…)
Vraag 19:
In artikel 3.2. is een eenzijdige verlengingsoptie opgenomen op grond waarvan de gemeente(n) de overeenkomst tweemaal eenzijdig kunnen verlengen. Zorgaanbieder wenst de mogelijkheid te hebben om verlening van de overeenkomst te kunnen weigeren. Bent u bereid het artikel aan te passen? Indien u daartoe niet bereid bent, kunt u motiveren waarom niet?
Antwoord:
Nee, daartoe zijn we niet bereid omdat de overeenkomst inhoudelijk niet wijzigt en aanbieder met de verlenging al bij inschrijving rekening kan houden. Ook bevat de overeenkomst reeds een mogelijkheid tot beëindiging indien er sprake is van één van de op aanbieder van toepassing zijnde beëindigingsgronden zoals opgenomen in artikel 13.
(…)
Vraag 27:
U geeft aan dat de tarieven per 1-1-2023 worden geïndexeerd. Echter gaat het contract per 1-6-2022 in. Bent u bereid om genoemde tarieven bij aanvang van het contract te indexeren. Zo niet, kunt u dit beargumenteren?
Antwoord:
Nee, indexatie vindt plaats per 01-01-2023 omdat in het onderzoek reële tarieven de voor 2022 bekende elementen reeds zijn toegepast. Wel hebben we nog kritisch gekeken naar welke elementen zijn gewijzigd tussen publicatie van het onderzoek reële tarieven en 31 december 2021. De betreft de cao sociaal werk. En de volgende elementen:
(…)
De tarieven zijn op basis van deze elementen geactualiseerd en aangepast in de bijgevoegde prijssheet en de overeenkomst. Hiermee wordt een reële prijs gehanteerd in 2022.
(…)
Vraag 57:
U stelt dat medewerkers een 'mbo relevante opleiding' dienen te hebben en daarbij verwijst u naar Annex 2. In die annex geeft u mbo niveau 4 aan. Dat komt overeen met minimaal Sociaal Pedagogisch Werker 2 (zie pagina 82 van het functieboek cao Sociaal Werk). Deze functie zit in schaal 6 en 7 van deze cao. In de kostprijsopbouw hanteert u echter een 50/50 mix van schaal 5 en schaal 6. Het tarief dat u biedt voor het product Ambulant Regulier en Begeleiding Groep komt dus niet overeen met de door u gestelde specificaties. Wij verzoeken u dan ook de salarismix voor deze functies te wijzigen in 50/50 schaal 6/schaal 7 in plaats van de huidige 5/6.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen. Voor zover wij hebben kunnen herleiden uit het functieboek sociaal werk 2019-2021 gewijzigd 29 juli 2020 (beschikbaar bij het onderzoek reële tarieven) staat bij de functie Sociaal Pedagogisch Werker 2 MBO 3 of 4 werk- en denkniveau. Dit valt voor zover we kunnen nagaan binnen de aangegeven schaal 5 of 6. De prijssheet die initieel is gedeeld met de aanbestedingsstukken maakt gebruik van een referentie cao welke gehanteerd wordt voor een bepaald product. Uit het overzicht van tabblad "berekening aange loon cao SW" blijkt dat de cao van VVT nog steeds het beste gehanteerd kan worden als referentie cao kijken naar het gemiddelde van de verschillende cao's. Desondanks hebben we in de aangepaste versie gekozen om tevens het gemiddelde van de verschillende Cao's weer te geven en te hanteren.
(…)
Vraag 73:
In hoeverre wordt binnen de AVG wetgeving gehandeld als de zorgaanbieder het begeleidingplan dient te delen met de opdrachtgever?
Antwoord:
Wij zien hierin geen problemen in het kader van de AVG. Gegevensuitwisseling is (volgens art. 6 AVG) tussen gemeente en contractant onder andere mogelijk op basis van wettelijke grondslag om in de dienstverleningsrelatie gegevens uit te wisselen. De wettelijke grondslag is
neergelegd in "Hoofdstuk 5 Gegevensverwerking" van de Wmo 2015. Als de contractant meent dat er met andere partijen dan de in de Wmo 2015 genoemde gelimiteerde krijg uitwisseling van persoonsgegevens nodig is over de inwoner dan dient contractant dat zelf met de inwoner conform de AVG te regelen. Als een weigering om gegevens te delen met andere partijen het uitvoeren van de dienstverleningsopdracht belemmert, zal dat besproken moeten worden met de gemeente.
(…)
Vraag 109:
Kunt u aangeven van welke juridische grondslag het volgens u is toegestaan dat de aanbieder het begeleidingsplan van de client met de gemeente deelt?
Motivatie vraag:
In de processtappen is opgenomen dat aanbieder het begeleidingsplan bij de gemeente moet aanleveren. Zoals u weet vallen medische gegevens onder het medisch beroepsgeheim (o.g.v. de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst). In het begeleidingsplan staan veelal veel medische gegevens. Denk bijvoorbeeld aan een diagnose, medicatie etc. Er bestaat geen wettelijke plicht op grond waarvan de beroepsprofessional het medisch beroepsgeheim kan doorbreken. Daarnaast geldt dat voor het verstrekken c.q. verwerken van dergelijke gegevens o.g.v. de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) een juridische grondslag aanwezig moet zijn. Door het volledige begeleidingsplan te delen worden er meer gegevens verstrekt dan de gemeente nodig heeft om de zorgbehoefte te beoordelen hetgeen o.g.v. de AVG niet is toegestaan. Bovendien is de zorgbehoefte al beoordeeld omdat de indicatie immers al is afgegeven. Kortom, vanuit het perspectief van de aanbieder is er geen juridische grondslag om het begeleidingsplan met de gemeente te kunnen delen.
Antwoord:
Wmo-begeleiding, voor zover het deze aanbesteding betreft, is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Door verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt. De gemeente stelt vast welke beperkingen er zijn. Medische diagnoses an sich zijn geen beperking en in zoverre niet relevant. Uitzonderingen daargelaten zijn zij daarom geen noodzakelijk onderdeel van het onderzoek door gemeente noch het begeleidingsplan van aanbieder. Zie verder het antwoord op vraag 73.
(…)
Vraag 110:
Wij verzoeken u de termijn(en) voor het aanleveren van gevraagde stukken te laten vervallen danwel aan te passen naar een indicatie van het tijdspad van aanleveren. Bent u hiertoe bereid?
Motivatie vraag:
In stap 8 staat genoemd dat aanbieder 20 werkdagen de tijd heeft om een concept begeleidingsplan aan te leveren (na ontvangst 301 bericht). De ambulante hulpvorm in combinatie met de doelgroep maakt dat er soms meer tijd nodig is om tot een zorgvuldige match te komen tussen hulpverlener en cliënt. Daarnaast hebben sommige cliënten baat bij aanpassing aan hun mogelijkheden en tempo. Het is een voorwaarde dat het begeleidingsplan sámen met de cliënt en indien gewenst met ondersteuners uit het netwerk van de cliënt wordt vormgegeven. Dit vergt afstemming en tijdsinvestering. Het is daarbij afhankelijk van de indicatie (inzet uren per week) hoe vaak deze afstemming kan plaatsvinden. Het grote risico bestaat dat deze eis van het binnen 20 werkdagen inleveren van het concept begeleidingsplan niet realiseerbaar is. Vanzelfsprekend leveren we eerder aan als dat kan. Echter kunnen er diverse factoren een rol spelen waardoor dit niet haalbaar is. Overigens speelt dit ook een rol bij het tijdspad van aanleveren indien noodzakelijk van het moeten aanpassen van het begeleidingsplan indien gemeente niet akkoord is.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen.
(…)
- In de
tweede Nota van Inlichtingenis onder meer vermeld:
Vraag 1:
Opdrachtnemer wenst een beperking in de aansprakelijkheid op te nemen. Nogmaals de vraag kunt u gemotiveerd aangeven tot welk bedrag de aansprakelijkheid van opdrachtnemer wordt beperkt?
Motivatie vraag:
Aanbieder stelde de vraag of u kunt aangeven tot welk bedrag de aansprakelijkheid van opdrachtnemer wordt beperkt (per gebeurtenis per jaar) en of u dit in de overeenkomst wilt opnemen. Met uw antwoord wordt de vraag niet beantwoord. Met uw antwoord geeft u immers alleen aan, aan welke minimum eisen de aansprakelijkheidsverzekering van de aanbieder moet voldoen. U geeft aan dat de verzekering minimaal 1 mio per gebeurtenis moet zijn dekken en minimaal twee gebeurtenissen per jaar. Eisen aan de verzekering is iets anders dan het beperken van de aansprakelijkheid. Zeker gelet op het feit dat u het over minimaal 2 gebeurtenissen per jaar heeft.
Antwoord:
Zoals aangegeven in artikel 14.3. lid c wordt aangesloten bij het verzekerde waarde in de overeenkomst. In dit geval is dit 1 miljoen per gebeurtenis en maximaal 2 gebeurtenissen per jaar.
(…)
Vraag 9:
Uit uw antwoord op vraag 16 komt naar voren dat u een andere definitie gebruikt voor de overhead dan de definitie die Berenschot in de Benchmark Care ofwel uit de VNG rekentool hanteert. Wij vragen u de tarieven opnieuw te berekenen waarbij alle elementen die van invloed zijn op een reële koopprijs mee te nemen en hierover transparant te communiceren. Bent u hiertoe bereid? Zo niet, dan maken wij bezwaar tegen de tot standkoming van de berekening van de reële tarieven. Wij zijn van mening dat er andere percentages gebruikt dienen te worden wat resulteert in een andere uitkomst van de reële tarieven.
Motivatie vraag:
Wij zien dat de kosten van gemeentelijke eisen in de aangepaste tariefberekening inderdaad zijn losgemaakt uit de overhead. Met het resterende overheadpercentage van 19,58% sluit u aan bij de uitkomst van de VNG rekentool, zoals u ook aangeeft in de nadere uitleg behorende bij de tariefberekening. In het overheadpercentage van 19,58% uit de VNG rekentool zijn echter de kosten voor vastgoed en de kosten voor overige personele kosten niet verwerkt. Het percentage voor vastgoed is hierin afhankelijk gemaakt van de verdeling op 'locatie' en 'thuis', maar u zou hier uit kunnen gaan van 3%. Voor de overige personele kosten wordt een aanbeveling gedaan van 3,1% (o.b.v. Benchmark Care 2020). De kostencomponenten voor vastgoed en overige personele kosten zien wij niet terug in de berekening van de tarieven, maar maken naar onze mening wel deel uit van een reële kostprijs. Wij maken er bezwaar tegen dat de componenten voor vastgoed en overige personele kosten niet zijn verwerkt in de kostprijs.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen. Benadrukt wordt dat de reële tarieven inclusief percentages op een openbare en transparante wijze tot stand gekomen. Tijdens het onderzoek reële tarieven zijn alle in de AMvB voorgeschreven componenten meegenomen in het door gemeenten gepresenteerde model met inhoud (zo ook vastgoed en overige personele kosten). Alle aanbieders hebben tijdens het onderzoek de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Het gehanteerde model is des gemeentes en hoeft geenszins dezelfde opbouw, definities of duiding te bevatten als modellen van andere gemeenten, Berenschot of de VNG of anderszins.
De gemeenten zien dan ook geen aanleiding om op basis van uw vraagstelling de tarieven aan te passen.
Vraag 10:
U geeft aan dat u een andere definitie hanteert dan Beerenschot, terwijl u in de vastgestelde tarieven wel het percentage voor overhead van Beerenschot hanteert. Dit is tegenstrijdig met elkaar. Wij maken hier tegen bezwaar. Wij stellen voor dat u de definitie van Beerenschot hanteert en dat voor de elementen die u onder overhead heeft geschaard en beerenschot niet dat u deze als aparte elementen opneemt in de tariefberekening.
Motivatie vraag:
Tegenstrijdigheid in de definities.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
(…)
Vraag 16:
In uw antwoord op vraag 27 geeft u aan dat u niet voornemens bent de tarieven voor 2022 te indexeren. Bij deze nogmaals het dringende verzoek dit wel te doen. Zo niet, dan maken wij bezwaar tegen uw besluit.
Motivatie vraag:
Wij zien dat de wijziging in de cao sociaal werk en de diverse looncomponenten inderdaad zijn verwerkt in de tariefberekening. Intussen is er ook overeenstemming over een nieuwe cao GGZ inclusief loonstijging, verschuiving van de periodieken en het toekennen van een balansbudget aan de werknemers. De cao's voor de GHZ en VVT zijn inmiddels verlopen en de laatste loonstijgingen waren in juni of juli 2021. Naar onze mening is het realistisch dat er in 2022 sprake zal zijn van een loonstijging in deze nog af te sluiten cao's. Indexatie per 1-1-2023 zal ertoe leiden dat er over de verwachte loonstijging van 2022 ten opzichte van 2021 geen indexatie toegekend zal worden. De VNG heeft gemeenten op 9 november jl. verzocht de OVA index voor 2022 toe te passen. Daarnaast is er een dringende oproep aan gemeenten uitgegaan, mede vanuit de VNG, om de looncomponent in de tarieven 2022 binnen de Wmo (en Jeugdwet) met 1,3% te verhogen als gevolg van de motie Hijink/Bikker. Wij maken er bezwaar tegen dat u de OVA index 2022 en de indexatie als gevolg van de motie Hijink/Bikker niet doorvoert in de tarieven voor 2022.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen. Het antwoord op vraag 27 blijft gehandhaafd evenals het ijkmoment (t=0). Omdat op ijkmoment 31 december 2021 alle actuele elementen en componenten waaronder ook de bedragen behorende bij de loonschaal en periodiek zijn geactualiseerd zou indexering juist resulteren in een onjuiste of dubbele verhoging.
Het is overigens irreëel en onwerkbaar om bij iedere tussentijdse wijziging gedurende een kalenderjaar van een component/element of één van de cao's het tarief aan te passen. Ook een indexering als OVA vindt plaats op jaarbasis en niet tussentijds gedurende het kalenderjaar.
(…)
Vraag 19:
Aanbieder stelde de vraag of u kunt aangeven op welke wijze u objectief meet/vaststelt of de resultaten zijn behaald. In uw antwoord verwijst u naar Bijlage 4. In Bijlage 4 staat echter alleen dat de gemeente op basis van het evaluatieverslag de resultaten van de begeleiding beoordeelt (samen met aanbieder en cliënt). Verder staat er dat de aanbieder per doel moet beschrijven wat het resultaat is van de begeleiding. Ofwel in Bijlage 4 staan geen objectieve maatstaven op basis waarvan de gemeente vaststelt of de resultaten wel of niet zijn behaald. Derhalve stellen wij u nogmaals de vraag of u kunt aangeven op welke wijze u objectief meet/vaststelt of de resultaten zijn behaald? En kunt u aangeven of u dit nader concretiseert in Bijlage 4?
Antwoord:
Het proces begint met het onderzoek ('keukentafelgesprek') door de consulent of casusregisseur. Dat leidt tot het vaststellen van beperkingen in zelfredzaamheid of participatie. (Of tot de vaststelling dat die er niet zijn). Om deze beperkingen te compenseren (let op: dat betekent niet dat de beperkingen moeten worden weggenomen of verdwijnen, maar dat cliënt ondanks deze beperkingen in aanvaardbare mate zelfredzaam is en/of maatschappelijk kan participeren) formuleert de consulent of casusregisseur het doel of de doelen die middels de geïndiceerde begeleiding moet(en) worden gerealiseerd. Of deze zijn gerealiseerd wordt door de consulent of de casusregisseur getoetst aan de hand van evaluatieverslagen van aanbieder en in gesprek met de cliënt en aanbieder. Met andere woorden, de criteria waaraan getoetst wordt zijn de doelen die de consulent of casusregisseur heeft vastgesteld en die zijn ingevuld door de subdoelen die de aanbieder heeft geformuleerd. Het is in eerste instantie de aanbieder die zijn evaluaties opstelt aan de hand van vastgestelde doelen/geformuleerde subdoelen en zich daarmee uitspreekt over de vraag in hoeverre de doelen zijn gerealiseerd. De beoordeling van de resultaten door consulent of casusregisseur is objectief in die zin dat die beoordeling onderbouwd wordt door de evaluaties van aanbieder en de ervaring van de cliënt. Relevante informatie uit het dossier van cliënt zoals terugkerende terugval waardoor opnieuw begeleiding nodig bleek kan onderdeel zijn van de beoordeling van de resultaten. Wij zien geen aanleiding om Bijlage 4 aan te passen.
(…)
Vraag 20:
Aanbieder stelde de vraag wat het gevolg is indien de doelstelling(en) niet wordt/worden behaald. In uw antwoord verwijst u naar stap 12 van bijlage 4. In stap 12 van bijlage 4 staat onder andere dat aanbieder de begeleiding moet voortzetten zonder dat daar een vergoeding tegenover staat indien zij verwijtbaar de doelen niet heeft behaald. Kunt u aangeven hoe u objectief vaststelt dat aanbieder verwijtbaar de doelen niet heeft behaald en kunt u expliciet aangeven wanneer volgens u sprake is van verwijtbaarheid? En kunt u aangeven of u dit nader concretiseert in bijlage 4?
Antwoord:
Er is sprake van verwijtbaarheid indien aanbesteder niet gehandeld heeft in overeenstemming met de overeenkomst en de dienstverleningsopdracht, waar de doelrealisatieopdracht onderdeel van uitmaakt. Of daarvan sprake is, zal van geval tot geval worden beoordeeld. Een dergelijke beoordeling kan plaatsvinden door de consulent of casusregisseur, maar ook door de toezichthouder Wmo.
(…)
Vraag 58:
Het is juist dat op grond van H5 van de Wmo aan gemeenten de bevoegdheid toekomt (bijzondere) persoonsgegevens te verwerken welke noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de zorgbehoefte. In de eerste plaats betreft dit gegevens die tijdens het onderzoek door de cliënt aan de gemeente worden verstrekt en niet door de zorgaanbieder. Bovendien hebben de hulpverleners doorgaans met het medisch beroepsgeheim te maken. In de tweede plaats gaat het om gegevens die nodig zijn om de zorgbehoefte vast te stellen. Op het moment dat de aanbieder het begeleidingsplan aan de gemeente moet verstrekken, is de zorgbehoefte al beoordeeld en vastgesteld waardoor deze wettelijke grondslag niet opgaat. In de derde plaats mag de gemeente niet meer gegevens verwerken dan noodzakelijk. Inzage in en afschrift van een begeleidingsplan past niet bij de uitvoering van de wettelijke taak waar u zich op beroept en is niet in lijn met het noodzakelijkheidsvereiste. Ook de mogelijkheden die in artikel 5.1.1. en 5.2.2. Wmo 2015 worden genoemd zijn allemaal niet van toepassing. Kortom, volgens aanbieder is er geen wettelijke grondslag aanwezig op grond waarvan aanbieder begeleidingsplannen aan de gemeente kan verstrekken. Van aanbieder kan niet worden gevergd in strijd met de wet- en regelgeving te handelen. Derhalve verzoekt aanbieder u de artikelen waarin u aanbieder verplicht om de begeleidingsplannen te verstrekken te schrappen. Kunt u aangeven of u daartoe bereid bent? Indien u daartoe niet bereid bent verzoekt aanbieder u uitgebreid te motiveren onder verwijzing naar wetsartikelen waarom het volgens u wel is toegestaan.
Antwoord:
Als uitgangpunt heeft te gelden dat de Wmo aan het College de wettelijke basis biedt voor het verwerken van (al dan niet bijzondere) persoonsgegevens.
Op grond van artikel 5.1.1. Wmo is het College bevoegd tot het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens van de cliënt die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van diens behoefte aan ondersteuning. Het wetsartikel verschaft het College de bevoegdheid persoonsgegevens van de cliënt te verwerken voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken. Hieronder moet onder meer worden begrepen het onderzoek, de verstrekking van maatwerkvoorziening of budget, bijdrageheffing, periode heroverweging, controle op de geleverde ondersteuning, etc. De uitvoering van de taak is dan ook ruimer dan alleen het beoordelen van de zorgbehoefte.
Op grond van artikel 5.2.2. aanhef en onder a Wmo is de aanbieder die een maatwerkvoorziening levert bevoegd uit eigen beweging, maar desgevraagd verplicht, kosteloos (bijzondere) persoonsgegevens van de cliënt te verstrekken aan het College, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van wettelijke taken óf verantwoording van een geleverde maatwerkvoorziening. De wettelijke grondslag die uit dit artikel voortvloeit is tweeledig: Enerzijds ziet het op de verplichtingen die op een aanbieder van een maatwerkvoorziening rust om verantwoording aan het College af te leggen, mede met het oog op betaling van zijn diensten. Daar komt bij dat aangezien de maatwerkvoorziening door de aanbieder namens (en in opdracht van) het College aan de cliënt wordt geleverd, en de toezichthoudende ambtenaren ten behoeve van het college toezien op de geleverde kwaliteit, de aanbieder de verplichting wordt opgelegd de persoonsgegevens van cliënt, waaronder persoonsgegevens betreffende gezondheid (in elk geval betreffende de te leveren of geleverde ondersteuning) aan het college en de toezichthouders te verstrekken die zij nodig hebben om hun taken goed te kunnen uitoefenen. Anderzijds ziet het op de verplichting die op het College rust om periodiek te toetsen of de verleende ondersteuning nog adequaat is. Op grond van artikel 2.3.9 en 2.3.10 Wmo rust op het College immers de verplichting periodiek te onderzoeken of er aanleiding bestaat een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5. (aanvraag maatwerkvoorziening) te heroverwegen of zelfs te herzien. Aangezien een maatwerkvoorziening een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel van maatregelen is, dient het College periodiek na te gaan of het pakket van maatregelen nog altijd op maat is. Onder bepaalde omstandigheden en in bepaalde gevallen heeft het College de bevoegdheid een verstrekte maatwerkvoorziening te herzien dan wel in te trekken. Bijvoorbeeld wanneer de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen, of de maatwerkvoorziening juist niet meer toereikend is te achten.
Kort en goed dient geconcludeerd te worden dat de aanbieder die een maatwerkvoorziening levert op grond van de Wmo verplicht is persoonsgegevens van de cliënt aan het College te verstrekken, niet alleen in het kader van de beoordeling van de zorgbehoefte (artikel 5.1.1.), maar ook zodat het College kan voldoen aan de op hem rustende wettelijke taken (artikel 5.2.2. aanhef en onder sub a jo. 2.3.10. jo. 2.3.5 Wmo).
Vraag 59:
Aanbieder verzoekt u nogmaals objectieve maatstaven op te nemen in Bijlage 4 op grond waarvan de consulent toetst of sprake is van verwijtbaarheid. Kunt u aangeven of u daartoe bereid bent? (…)
Motivatie van de vraag:
In uw antwoord geeft u aan dat de situatie de mate van verwijtbaarheid bepaalt en e.e.a. door de gemeenteconsulent wordt beoordeeld. Daarmee wordt de vraag van aanbieder niet beantwoord. In uw antwoord is bovendien een mate van subjectiviteit te lezen. De gemeente beoordeelt immers of sprake is van verwijtbaarheid zonder dat daar objectieve criteria aan ten grondslag liggen.
Antwoord:
Als een aanbieder betwist dat van verwijtbaarheid sprake is, dan zullen diens argumenten uiteraard in overweging worden genomen. Het beschreven proces is 'op hoofdlijnen en in meer detail', maar niet uitputtend. Immers, er moet ook ruimte blijven voor de praktijk. Daarom leggen wij ons niet op voorhand vast op de vorm waarin de consulent/casusregisseur zich over verwijtbaarheid uitspreekt en de manier waarop hierover met aanbieder kan worden gecommuniceerd. Overigens, een consulent/casusregisseur zal niet lichtvaardig spreken van verwijtbaarheid. Zie ook het antwoord op vraag 19 en 20.
(…)
Vraag 62:
Reiskosten woon-werk en werk-werk is als losse component opgenomen. Hierover worden geen overheadkosten gerekend. Het gehanteerde overheadpercentage van Beerenschot is een percentage ten opzichte van de totale kosten van zorgaanbieders. Reiskosten woon-werk en werk-werk maken onderdeel uit van de totale kosten van zorgaanbieders. Daarom zou het overheadpercentage hier ook over gerekend moeten worden. U hanteert dit niet en daarmee hanteert u geen reële tarieven. Wij maken hier tegen bezwaar. Wij stellen voor dat u ook overheadkosten rekent over de reiskosten woon-werk en werk-werk bij begeleiding regulier en plus.
Antwoord:
Uw suggestie wordt niet overgenomen zie tevens het antwoord op vraag 9.
(…)