4.11.Inzake de hoogte van de toe te kennen kostenvergoeding voor het inroepen van de deskundige overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 7:15, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt als volgt:
“Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.”
Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit luidt als volgt:
“Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
(…)
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.”
Artikel 2, eerste lid aanhef en onderdeel b, van het Besluit luidt als volgt:
“Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
(…)
b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken;”
In artikel 3, eerste lid onder a, van die Wet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur tarieven voor de vergoedingen voor werkzaamheden worden vastgesteld. Die algemene maatregel van bestuur is het Besluit tarieven strafzaken 2003. Nu in het Besluit tarieven strafzaken 2003 geen speciaal tarief is bepaald voor de werkzaamheden van een taxateur, is het in artikel 6 van het Besluit tarieven strafzaken 2003 genoemde tarief van toepassing.
Artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 luidt voor zover thans van belang als volgt:
“Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur, (…)”
In de Nota van Toelichting (Staatsblad 2003, nr. 330) is bij artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief. (…).”