ECLI:NL:HR:2007:BB3442
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en verzekeringsverplichtingen na verwijzing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende, X Holding B.V., had beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1995 en 1996. De Hoge Raad had eerder, op 17 september 2004, een arrest gewezen waarin het Gerechtshof te Amsterdam werd terugverwezen voor verdere behandeling van de zaak. Het Hof had de beroepen van belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën behandeld en de aanslagen voor 1995 ongegrond verklaard, terwijl de aanslag voor 1996 werd verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 95.461.674.
In de cassatieprocedure hebben zowel belanghebbende als de Staatssecretaris beroep ingesteld. De Hoge Raad heeft de middelen van beide partijen beoordeeld. De Staatssecretaris stelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen premiereserve kon worden gevormd voor het spaardeel van de spaarhypotheekverzekeringen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof terecht had geoordeeld dat er wel een verzekeringsverplichting was waarvoor een premiereserve kon worden gevormd.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris en het principale beroep van belanghebbende ongegrond. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten voor het principale en incidentele cassatieberoep van belanghebbende.