ECLI:NL:RBNNE:2022:4001

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
18/088332-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en verkrachting met TBS en gevangenisstraf

Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Oentsjerk, die werd beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder mensenhandel en verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en TBS met dwangverpleging. De verdachte werd schuldig bevonden aan viermaal seksuele uitbuiting (mensenhandel), eenmaal poging tot seksuele uitbuiting en tweemaal verkrachting. De slachtoffers waren jonge, kwetsbare vrouwen, waaronder de dochter van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare posities van de slachtoffers, die te maken hadden met verslavingsproblematiek en psychische problemen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers, met name die van de dochter van de verdachte, als consistent en logisch beoordeeld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn slachtoffers, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar laten wegen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en heeft besloten tot TBS met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/088332-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/347043-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 van 5 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 18/347043-21 - kort gezegd en na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging - het volgende ten laste gelegd:
het in vereniging plegen van mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 1] (sub 1, 4, 6, 9) in de periode van 26 september 2018 tot en met 24 oktober 2018
primair het in vereniging plegen van mensenhandel ten opzichte van [naam 2] (sub 2) in de periodevan 17 april 2018 tot en met 21 juni 2018
subsidiair poging tot mensenhandel ten opzichte van [naam 2]
3. mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 2] (sub 1, 4, 6, 9) in de periode van 1 januari 2018 toten met 10 november 2018.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 18/088332-21 - kort gezegd en na een toegewezen vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging - het volgende ten laste gelegd:
mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 2] (sub 1, 4, 6, 9) in de periode van 1 oktober 2019 toten met 30 juni 2020
verkrachting van [slachtoffer 2] in de periode van 1 juli 2019 tot en met
30 juni 2020, meermalen gepleegd
3. mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 3] (sub 1, 4, 6, 9) in de periodevan 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020
4. primair verkrachting van [slachtoffer 3] in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020,meermalen gepleegd subsidiair seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3] terwijl zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020, meermalen gepleegd.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/088332-21 veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4 primair en in de zaak met parketnummer 18/347043-21 voor de feiten 1, 2 subsidiair en 3.
De officier van justitie heeft - kort gezegd - met betrekking tot de mensenhandelfeiten aangevoerd dat verdachte ten opzichte van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Alle drie vrouwen waren een stuk jonger dan verdachte, hadden te kampen met een verstandelijke beperking en/of verslavingsproblematiek, hadden geen geschikte huisvesting en/of verbleven in instellingen voor begeleid wonen en hadden een beperkt netwerk. Bij [slachtoffer 2] is voorts van belang dat verdachte haar vader was en vanaf enig moment zelfs haar mentor.
Verdachte wist in welke situatie zijn slachtoffers verkeerden - hij zocht ze hier zelfs op uit - en dat zij door zijn handelen werden uitgebuit, terwijl het hem financieel voordeel op zou leveren. Alle ten laste gelegde sub-onderdelen van mensenhandel kunnen ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] worden bewezen.
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/347043-21 onder 2 primair vrijspraak en onder 2 subsidiair veroordeling gevorderd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) foto’s van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft laten zien aan verdachte en heeft geprobeerd om met [naam 2] af te spreken met als doel haar voor verdachte in de prostitutie te laten werken. Nu het niet tot een afspraak is gekomen, kan werven (sub 2) niet worden bewezen, maar een poging daartoe wel.
De officier van justitie heeft - kort gezegd - met betrekking tot de verkrachtingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zoals in de zaak met parketnummer 18/088332-21 ten laste gelegde onder 2 en 4 primair, aangevoerd dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dezelfde dwangmiddelen als met betrekking tot de mensenhandelfeiten, wat kan worden gekwalificeerd als verkrachting.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft verdachte tevens gebruik gemaakt van fysiek geweld door haar keel dicht te knijpen en haar met een mes te snijden in haar vagina.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. De (belastende) telefonische chatberichten die vanaf het account van verdachte zijn gestuurd, zijn deels door [slachtoffer 2] gestuurd. Zij gebruikte de telefoon van verdachte ook.
Zowel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] deden het prostitutiewerk vrijwillig; verdachte had daar niets of weinig mee te maken. Verdachte wist niets van het benaderen van [naam 2] door [naam 1] .
Verkrachting van [slachtoffer 2] kan niet bewezen worden. De seks tussen [slachtoffer 2] en verdachte was altijd vrijwillig. Dat verdachte haar vader is, maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de seks tussen verdachte en [slachtoffer 3] heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 3] wel wilde penetreren, maar dat dit moeilijk ging. Op het moment dat [slachtoffer 3] niet meer wilde, stopte verdachte. Van verkrachting was dan ook geen sprake en [slachtoffer 3] was evenmin gedrogeerd op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] beoordelen (tussenkopje 1) en de feiten vaststellen op basis van de bewijsmiddelen (tussenkopje 2). Vervolgens zal de rechtbank de juridische kaders met betrekking tot (poging tot) mensenhandel en verkrachting schetsen (tussenkopje 3), om aan de hand daarvan per slachtoffer conclusies te trekken ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (tussenkopje 4).

1. Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2]

De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster is van belang of deze consistent en logisch zijn. Ook en vooral is van belang of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] op grote lijnen consistent en logisch. De verklaringen zijn gedetailleerd en komen authentiek over. [slachtoffer 2] geeft in haar verklaringen ook meermalen aan dat zij tegenstrijdige gevoelens heeft voor verdachte. Ze is boos op hem, maar vindt het ook lastig: ze mist hem en voelt zich schuldig over wat haar aangifte teweegbrengt. Dit komt authentiek over en past niet bij het door verdachte geschetste beeld van [slachtoffer 2] , dat ze wraak wil en op zoek is naar een zondebok voor al haar problemen.
De verklaringen van onder meer [naam 1] , [slachtoffer 3] en klanten [naam 3] en [naam 4] ondersteunen de kern van de verklaringen van [slachtoffer 2] . De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de vele chatberichten die het dossier bevat, onder meer de berichten tussen [slachtoffer 2] en verdachte. Uit dit alles blijkt - in tegenstelling tot wat verdachte heeft verklaard - dat verdachte wel degelijk een belangrijke rol speelde in het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] (en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ) en dat hij ook profiteerde van het geld dat zij daarmee verdiende(n).
Het is de rechtbank, evenals de verdediging, opgevallen dat de verklaringen van aangeefster niet op alle punten volledig worden ondersteund door / overeenkomen met andere bewijsmiddelen. Dat voor bepaalde voorvallen waar [slachtoffer 2] over heeft verklaard geen steun is, betekent echter nog niet dat deze voorvallen niet hebben plaatsgevonden. Inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer 2] kunnen naar het oordeel van de rechtbank heel wel verklaard worden door de lastige positie waarin [slachtoffer 2] zich bevond. Zij is aanvankelijk zelf aangemerkt als verdachte in het mensenhandelonderzoek van de politie Oost-Nederland en wellicht meende ze er belang bij te hebben om haar eigen rol kleiner te maken en die van verdachte groter.
Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat haar verklaringen in het geheel als onbetrouwbaar en dus als niet bruikbaar voor het bewijs zouden moeten worden beschouwd, vooral gelet op de mate van steun die zij vinden in andere bewijsmiddelen, zoals de door verdachte verstuurde WhatsApp-/chat-berichten.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] in de kern dan ook betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddel gebruiken.

2. Vaststelling van de feiten

De rechtbank past de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Deze bewijsmiddelen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
[slachtoffer 2] is de dochter van verdachte. [slachtoffer 2] groeide onder slechte omstandigheden op bij haar moeder. Toen ze 11 jaar oud was, heeft ze een paar maanden bij verdachte in huis gewoond. In die periode werd ze seksueel misbruikt door haar zestienjarige stiefbroer, die eveneens bij verdachte in huis woonde. Na het verblijf bij verdachte woonde [slachtoffer 2] in verschillende instellingen en bij pleeggezinnen.
In januari 2015 werd [slachtoffer 2] 18 jaar oud en nam verdachte weer contact met haar op. [slachtoffer 2] was op dat moment verslaafd aan drugs en verbleef in een afkickkliniek. Op 19 maart 2015 werd [slachtoffer 2] onder curatele gesteld.
In maart 2017 trok [slachtoffer 2] bij verdachte in. Verdachte woonde toen in een caravan op een vakantiepark in Harderwijk.
Op 8 juni 2017 werd de ondercuratelestelling van [slachtoffer 2] opgeheven en werd verdachte door de kantonrechter benoemd als mentor van [slachtoffer 2] . Daarmee was hij dus verantwoordelijk voor het waarnemen van haar vermogensrechtelijke belangen. Op 18 juli 2017 werd een bedrijf van verdachte, [naam bedrijf] ingeschreven in het handelsregister met [slachtoffer 2] als enig aandeelhouder en bestuurder. In februari 2018 ging het bedrijf van verdachte failliet. Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat het bedrijf grote schulden had die door haar betaald moesten worden.
In het Paasweekend van 2018 verhuisden verdachte en [slachtoffer 2] naar camping [naam camping] in Ermelo. Medio april 2018 gingen verdachte en [slachtoffer 2] op de sekssite Chatgirl om seks te hebben met anderen en daarvoor betaald te krijgen. Het doel van het prostitutiewerk was om te overleven en toe te werken naar een reguliere woning.
Verdachte en [slachtoffer 2] waren op zoek naar andere vrouwen om seks mee te (laten) hebben.
[naam 1] , een jonge vrouw, kwam meerdere malen bij hen op de camping om seks te hebben met hen en met andere mannen, onder andere [naam 4] . Verdachte zei tegen haar dat ze geld zou kunnen verdienen als ze meer meisjes zou brengen die het ook willen doen; per meisje € 100,-. Via WhatsApp zei [slachtoffer 2] tegen [naam 1] dat ze “een X aantal meisjes zoeken van 10 tot 18 jaar oud”. Naar aanleiding hiervan heeft [naam 1] in juni 2018 foto’s aan verdachte gestuurd van een minderjarige meisje, [naam 2] , dat in dezelfde instelling verbleef als [naam 1] . [naam 1] heeft [naam 2] daadwerkelijk benaderd voor een afspraak en alvast aan verdachte gevraagd of ze kon zeggen dat hij hen zou ophalen, waarop verdachte stuurde “we hebben afspraken dus wij regelen het”. [naam 2] kwam echter niet opdagen voor de afspraak.
Op 25 september 2018 krijgt verdachte via ene [naam 5] het telefoonnummer van [slachtoffer 1] toegestuurd, waarna verdachte [slachtoffer 1] via WhatsApp bericht dat hij haar nummer van een Turkse man heeft gekregen en dat hij weet dat ze ‘hetzelfde doen’. [slachtoffer 1] was toen 35 jaar oud, woonde bij [instelling] , een instelling voor begeleid wonen, was verstandelijk beperkt en verslaafd aan drugs. Zij werkte voor een pooier in de prostitutie. Op 27 september 2018 haalden verdachte en [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] op bij [instelling] en namen haar mee naar de camping in Ermelo. Verdachte gaf aan het personeel van de instelling aan dat [slachtoffer 1] bij hen zou gaan wonen en dat ze haar van haar verslaving af zouden helpen. Het personeel gaf aan dat [slachtoffer 1] medicatie nodig had. [slachtoffer 1] ging met verdachte en [slachtoffer 2] mee en ging zich prostitueren vanaf de camping. [slachtoffer 1] hoorde van verdachte en [slachtoffer 2] wanneer ze klanten had. Die klanten kwamen via een seksadvertentie of telefonisch contact met verdachte of [slachtoffer 2] . De verdiensten gingen naar verdachte en [slachtoffer 2] . De afspraak was dat er geld zou worden gespaard voor onder andere een huis voor hun drieën.
Verdachte en [slachtoffer 2] hadden de pinpas van [slachtoffer 1] in beheer. Verdachte gaf [slachtoffer 1] een andere telefoon. Als de begeleiding van [instelling] belde met [slachtoffer 1] , bemoeide verdachte zich met het gesprek en beval hij haar om op te hangen. [slachtoffer 1] kwam enkel nog terug naar de instelling om haar weekgeld op te halen. Dit stond ze meteen af aan [slachtoffer 2] .
De medicatie die [slachtoffer 1] nodig had, werd nooit voor haar gehaald. Na een aantal weken werd
[slachtoffer 1] opgehaald door haar broer. Van haar verdiensten heeft zij niets teruggezien, dit terwijl zij hier - ook volgens verdachte - wel recht op had. Toen [slachtoffer 1] er nadien naar vroeg via WhatsApp, werd haar door [slachtoffer 2] gezegd dat er geen geld meer over was.
In november 2018 kregen verdachte en [slachtoffer 2] een forse ruzie waar klappen bij vielen en de politie aan te pas kwam. [slachtoffer 2] verlaat verdachte en gaat weer in een instelling wonen.
Na enkele maanden spreken verdachte en [slachtoffer 2] toch weer af. [slachtoffer 2] verbleef toen bij een zorgboerderij in Zeewolde. In die periode hebben [slachtoffer 2] en verdachte driemaal seks gehad in een bos. Een van die keren heeft verdachte [slachtoffer 2] bedreigd met een mes en haar daarmee in de vagina gesneden. De doek die zij heeft gebruikt om het bloed mee te stelpen is opgehaald door haar zowel gezien door haar toenmalige vriend, [naam 6] , en is gezien door haar ambulant begeleider. [slachtoffer 2] kon in de periode door haar verwondingen enkele weken geen seks met haar vriend hebben.
Het contact met verdachte blijft echter en in oktober 2019 gaat [slachtoffer 2] weer bij hem wonen en in de prostitutie werken. Verdachte woont dan inmiddels in [plaats] .
Op enig moment leert verdachte [slachtoffer 3] kennen. [slachtoffer 3] is een dan negentienjarige onzekere vrouw die is gediagnostiseerd met autisme. Zij woonde op kamers in Leeuwarden, maar wilde daar weg omdat ze zich er niet veilig voelde en overlast van muizen had. Ze kon niet meer bij haar moeder terecht. Verdachte bood haar toen aan om bij hem en [slachtoffer 2] in [plaats] te komen wonen. Eind 2019 trok ze bij hen in. Ze betaalde € 200,00 per maand als bijdrage voor boodschappen. [slachtoffer 2] ging werken op het kinderopvang waar [slachtoffer 3] stageliep. Verdachte maakte ruzie met personeel van het stageadres omdat [slachtoffer 2] niet genoeg betaald kreeg. [slachtoffer 3] raakte vervolgens haar stageplek kwijt en kwam thuis te zitten.
Kort daarna, in februari 2020, heeft verdachte haar omgepraat om prostitutiewerk te gaan doen samen met [slachtoffer 2] . De eerste keer zat [slachtoffer 3] er alleen bij toen [slachtoffer 2] een klant had. De keer erna had [slachtoffer 3] zelf seks met deze klant. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zowel trio-afspraken als individuele afspraken. Ze hebben allebei ook onbeschermde seks met klanten en lopen een soa op. De verdiensten werden ingeleverd bij of ingenomen door verdachte.
[slachtoffer 3] wilde geen seks met verdachte. Dit wist verdachte ook. Toch heeft hij enkele malen seks met haar gehad, in het bijzijn van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] was dan onder invloed van drugs en was niet in staat om weerstand bieden. Eenmaal kapte [slachtoffer 3] het wel af en raakte ze volledig in paniek.
In mei 2020 werd [slachtoffer 3] door ambulant begeleider [naam 7] weggehaald uit de woning in [plaats] en weer bij mijn moeder ondergebracht. Desondanks blijft [slachtoffer 3] enkele dagen per week prostitutiewerk doen vanuit de woning van verdachte.
Op 20 juni 2020 gaan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij verdachte weg. Enkele maanden later doen ze aangifte tegen verdachte.
Niet ter discussie staat dat verdachte zowel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] onderdak heeft verschaft in zijn woning en dat zij in zijn woning seksafspraken hadden met mannen.
Verdachte heeft echter verklaard dat hij geen rol in het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] , [slachtoffer
1] en [slachtoffer 3] heeft gespeeld en dat hij enkel wel eens telefonisch/online contacten met (potentiële) klanten onderhield als zij zelf even niet konden reageren omdat ze op dat moment met klanten bezig waren. Ook heeft hij ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft vervoerd naar prostitutieafspraken. Geconfronteerd met verklaringen van vrachtwagenchauffeur [naam 8]
1die aangaf dat hij betaalde seks had met [slachtoffer 2] op een parkeerplaats en dat zij daar door haar vriend was gebracht, gaf verdachte aan dat hij [slachtoffer 2] daar wel naartoe had gebracht, maar dat hij niet wist dat zij daar prostitutiewerk zou gaan doen.
Dat verdachtes verklaring onjuist is en dat verdachte ook op andere manieren een rol speelde die (veel) verder ging dan dat hij doet voorkomen blijkt niet alleen uit de verklaringen van de slachtoffers, maar ook uit onder meer de volgende passages uit getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten.

> Verklaring getuige [naam 4] d.d. 11 juni 20192

Als je [verdachte] en [slachtoffer 2] hoorde praten dan konden ze heel veel meisjes regelen. Ik heb aan twee meisjes gevraagd om voor [verdachte] te werken, maar die hebben nee gezegd. Ik vroeg aan [verdachte] waar wil je haar dan huisvesten. [verdachte] vertelde dat dit bij hem zou zijn. Ik heb ook van andere meiden weleens foto’s toegestuurd gekregen, deze foto’s kwamen veelal van dat getinte meisje. Zij was ook voor [verdachte] meiden aan het ritselen.

> WhatsApp-berichten tussen verdachte en [naam 9] op 25 juni en 6 juli 20183:

[naam 9] : Die ik heb is 25 uit Arnhem. Ze doet niet aan pay (
de rechtbank begrijpt: pay dates; betaalde seksafspraken) volgens mij
[verdachte] : Hm wat niet is kan nog komen
: Wij willen een vaste meid erbij die altijd is
[naam 9] : Is er niet nog een caravan te huur op het park bij jullie.
[verdachte] : Ja naast ons
[naam 9] : Als we daar nu een paar meisjes in kunnen zetten. En jij regelt het. En als het goed is betalen ze het zo wel terug [verdachte] : Zeker graag zelfs (..)
6-7-2018
[naam 9] : Moet eigenlijk nog ff een grietje hebben. [naam 1] gaat nog wel een paar weken duren denk ik
[verdachte] : [naam 1] niets van gehoord. Andere griet is afgehaakt. We zijn bezig met een andere meid maar via skype nog vandaag pas
> Telegram-berichten
4tussen verdachte en [slachtoffer 2] die zien op [naam 1] en een mogelijk nieuw meisje, geregeld door [naam 1] :
17 april 2018
[slachtoffer 2] : Ik ben echt chaggie. Omdat ze een grote bek heeft.
[verdachte] : Dim haar dan.
[slachtoffer 2] : Als ik zeg je moet je mond eens ff houden gaat ze nog door. Als ik zeg je krijgt geen peuk pakt ze het
[verdachte] : Wtf ik pak haar wel aan als zodra ik haar zie. Pakken der wel goed aan komt goed.
[verdachte] : Beter beetje laten zien wie de baas is
[slachtoffer 2] : Ja dat sowieso maar ben niet in die mood nu toch
[verdachte] : Nee maar net als gewoon personeel gee tegenspraak (
de rechtbank begrijpt: geen tegenspraak) en gewoon luisteren punt.
4 juni 2018
[verdachte] : “Je moet misschien even wat fixen” [slachtoffer 2] : Wat dan?
[verdachte] verstuurt twee afbeeldingen
[verdachte] : [naam 1]
[slachtoffer 2] : Oké
[verdachte] : Jij moet even je gezag laten gelden. Oke
[slachtoffer 2] : Komt goed
> Gesprek
5tussen verdachte
6en een contact met de naam “ [chatnaam] ” op 21 februari 2020, op het moment dat [slachtoffer 2] een betaalde seks had met vrachtwagenchauffeur [naam 8]
7:
Verdachte Zei nu vrachtwagen neuken [chatnaam] Hoe bedoel je dat? Voor geld ofzo?
Verdachte Ja. Nu half uurtje.
[chatnaam] Hoeveel krijg je dn.
Verdachte 100.
[chatnaam] hoe lang is al weg
Verdachte 14 min nu
[chatnaam] Maak zo een foto van haar uitgeneukte kutje dan als ze terug is
Verdachte Oke
[chatnaam] Doet ze vaak vrachtwagens neuken?
Verdachte nee eerste keer
Verdachte stuurt een mediabestand
Verdachte Zie schudden dan
[chatnaam] Haha lekker. Mag je niet kijken
Verdachte Nee volgende keer een trio [chatnaam] Verhuur je dr vaak?
Verdachte Nou vaak regelmatig doen we dit. Paar keer per week.
[chatnaam] Bijna klaar denk ik?
Verdachte Ja bijna klaar anders ga ik kloppen

> De verklaring van getuige [naam 3] d.d. 7 april 20218

[verdachte] heeft mij zijn nummer gegeven zodat ik contact met hem kon hebben, later. Ik ben daar wel geweest. Ze kwamen ook wel bij mij op het werk tanken. Ik werk bij het tankstation tussen Drachten en Burgum. Het was [verdachte] en dat meisje, zijn vriendin en er was nog een ander klein meisje die daar gewoon was. Het was een sfeertje wat alles wat hij zei gebeurde gewoon. We hadden van te voren via WhatsApp 120 euro afgesproken.
Ik heb toen seks gehad met dit meisje en [verdachte] . Tussendoor kwam er een nieuwe klant. Als ik weer eens wilde, kon ik via het telefoonnummer contact opnemen met [verdachte] . Soms kwamen ze bij mij op het werk. We hebben in het kantoortje seks gehad. [verdachte] zei: ga dan! Dat zei hij tegen ons allebei. Het meisje en ik zijn het kantoortje in gegaan. Ik heb 120/130 euro volgens mij betaald.
Op basis van onder meer het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte niet - zoals hij zelf stelde - enkel een faciliterende rol speelde en informatie doorgaf met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] en andere jonge dames, maar dat hij zelf actief op zoek was naar jonge vrouwen om seks mee te (laten) hebben, dat hij [slachtoffer 2] in dat kader instructies gaf en dat hij actief een rol in speelde bij (het zorgen voor) de seksafspraken.
3. De relevantie juridische kaders
3.1 (
Poging tot) Mensenhandel (art. 45 en 273f Sr)
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel staat in titel XVIII, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Uitbuiting moet daarbij beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.
De opbouw van de (aan verdachte ten laste gelegde) sub-onderdelen van artikel 273f Sr is als volgt. Er is telkens een
gedraging(bij sub 1 onder andere werven, bij sub 4 het dwingen/bewegen zich beschikbaar stellen voor het verrichten van arbeid of diensten, bij sub 6 en 9 voordeel trekken) beschreven. In het geval van sub 1, 4 en 6 is vereist dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van een
dwangmiddel(dwang, (dreiging met) geweld, (dreiging met) een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie). Met betrekking tot de dwangmiddelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van een kwetsbare positie wordt in de wetsgeschiedenis de vergelijking gemaakt met de mogelijkheid voor het slachtoffer om zich op te stellen als ‘een mondige Nederlandse prostitué(e)’. Dit moet worden afgeleid uit de omstandigheden. Zo verkeert een aan verdovende middelen verslaafde persoon meestal niet in een situatie waarin een onafhankelijke zelfstandige opstelling mogelijk is.
Voor het bewijs van door "misbruik" handelen is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de kwetsbare positie van het slachtoffer of de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
Er dient een causaal verband te bestaan tussen het gebruik van het dwangmiddel en de gedraging.
In het geval van een minderjarige slachtoffer vormen dwangmiddelen geen bestanddeel van de delictsomschrijving. (sub 2, 5 en 8). De wetgever gaat er blijkens de wetsgeschiedenis ten aanzien van minderjarige slachtoffers namelijk van uit dat er per definitie sprake is van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
9
Ten aanzien van alle ten laste gelegde sub-onderdelen geldt dat sprake dient te zijn van (
oogmerk van) uitbuiting. Als uitbuiting dient in elk geval te worden aangemerkt uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), niet in algemene termen is te beantwoorden, maar sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald.
10
Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.
Voor
oogmerk van uitbuitingis vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Ten aanzien van het leerstuk van de poging overweegt de rechtbank dat bij de vraag of een strafbare poging kan worden bewezen volgens vaste jurisprudentie geldt als criterium dat sprake moet zijn van gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Deze uitvoeringshandelingen moeten worden bezien in de context van het desbetreffende delict. Het delict mensenhandel wordt ruim geïnterpreteerd: immers ook zonder dat er daadwerkelijk een dienst is geleverd of is gewerkt zou bijvoorbeeld werven (sub 1) of beschikbaar stellen voor het verrichten van arbeid of diensten (sub 4) al een voltooid delict mensenhandel kunnen opleveren. De rechtbank verwijst in dit verband op een arrest van de Hoge Raad
11waaruit kan worden afgeleid dat het met het oogmerk van uitbuiting en met gebruikmaking van een dwangmiddel proberen te werven voor prostitutiewerk een poging tot mensenhandel kan opleveren als het slachtoffer niet instemt met het doen van de werkzaamheden.
3.2
Verkrachting (art. 242 Sr)
Volgens artikel 242 Sr maakt hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam zich schuldig aan verkrachting.
Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of dergelijke dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
12
In de literatuur wordt de ‘andere feitelijkheid’, met name waar het om afhankelijke en kwetsbare personen gaat, ook omschreven als het misbruik maken van een bepaald overwicht, het uitoefenen van psychische druk of het misbruik maken van een afhankelijkheidssituatie.
13
4. Conclusies ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
4.1 [
[slachtoffer 2] (parketnummer 18/088332-21 feit 1 en 2 en parketnummer 18/088332-21 feit 3)
Zoals uit de bewijsmiddelen volgt, is [slachtoffer 2] de dochter van verdachte en had ze een slechte band met haar moeder, was ze in haar vroege jeugd seksueel misbruikt door haar stiefbroer, heeft ze een groot deel van haar jeugd doorgebracht in instellingen en was ze verslaafd aan drugs toen verdachte op haar achttiende verjaardag opeens weer in haar leven kwam. Daarbij komt dat verdachte gedurende de eerste ten laste gelegde periode (1 januari 2018 - 10 november 2018) door de kantonrechter was benoemd als mentor van [slachtoffer 2] . Het bedrijf van verdachte was op naam van [slachtoffer 2] in het handelregister ingeschreven. Toen het bedrijf in februari 2018 failliet ging, zei verdachte tegen [slachtoffer 2] dat het bedrijf grote schulden had die door haar betaald moesten worden. Gedurende de tweede ten laste gelegde periode (1 oktober 2019 - 30 juni 2020) stond [slachtoffer 2] onder curatele, wat betekent dat zij in het geheel niet in staat werd geacht om haar eigen belangen waar te nemen. In die periode stilde [slachtoffer 2] haar zucht naar verdovende middelen met de medicijnen van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat [slachtoffer 2] verkeerde in een kwetsbare positie en dat verdachte overwicht op haar had gelet op de omschreven feitelijke omstandigheden. Haar verslaving, haar achtergrond van een jeugd met seksueel misbruik, geweld en verblijf in instellingen en het feit dat zij onder curatele stond en in een bepaalde periode zelfs onder mentorschap van verdachte wegen hier zwaar in mee, maar zeker ook de omstandigheid dat verdachte haar vader was.
De verdediging wil dit aspect buiten beschouwing laten omdat verdachte haar niet als dochter maar als gelijkwaardige partner zag en omdat seks met een volwassen dochter niet strafbaar is, maar deze vlieger gaat wat de rechtbank betreft niet op.
[slachtoffer 2] zag verdachte namelijk wel degelijk als haar vader. [slachtoffer 2] droeg verdachtes achternaam, hij stond in haar telefoon onder ‘Pap’ en zij sprak hem ook in chatgesprekken geregeld aan met ‘papa’. Zoals geschetst was [slachtoffer 2] een kwetsbare jonge vrouw. Dit gaf verdachte, júist omdat hij haar vader was, extra overwicht en maakte [slachtoffer 2] extra afhankelijk van haar vader. [slachtoffer 2] moet, na een jeugd als de hare, immers hebben gehunkerd naar liefde, aandacht, veiligheid en zorgzaamheid en kon de strohalm die verdachte in dit verband voor haar moet zijn geweest maar moeilijk loslaten, getuige bijvoorbeeld haar smeekbede richting verdachte in een viberchat: “Soms haat ik me zelf en hoe kan jij dan van mij houden? (..) Je hoeft niet lief voor me te zijn als je dat niet wilt...maar ga alsjeblieft niet meer bij me weg".
Alles overwegend was het voor [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk om zich ten overstaan van hem op te stellen als mondige prostituee. Verdachte was zich bewust van alle genoemde omstandigheden en heeft sommige zelfs zelf veroorzaakt. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zelf ook zag dat het niet goed ging met [slachtoffer 2] en dat het zelfs steeds slechter met haar ging in de periode dat zij bij hem was. De rechtbank stelt dan ook vast dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en zijn overwicht op haar, waarmee gebruik van dwangmiddelen is bewezen.
Uit de vastgestelde feiten volgt dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geworven voor het prostitutiewerk en haar in dat verband heeft vervoerd, gehuisvest en opgenomen. Verdachte heeft onder meer afspraken voor haar gemaakt en geprofiteerd van haar verdiensten.
Gelet op de beschreven omstandigheden en het feit dat [slachtoffer 2] prostitutiewerk deed waarvan verdachte profiteerde, moet verdachte hebben beseft dat [slachtoffer 2] zou worden uitgebuit. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had.
Een afweging van de voor uitbuiting relevante factoren (de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen voor het slachtoffer en het financieel gewin voor de verdachte) maakt dat [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank daadwerkelijk is uitgebuit door verdachte.
[slachtoffer 2] heeft in beide ten laste gelegde periodes langere tijd prostitutiewerk gedaan (onder andere zonder condoom), waarbij per definitie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit. [slachtoffer 2] werd door verdachte gecontroleerd en verdachte profiteerde (ook al was het alleen voor zijn levensonderhoud en in zijn ogen niet significant) van haar verdiensten; dit alles terwijl het met [slachtoffer 2] steeds slechter ging.
Alles overwegend concludeert de rechtbank dat de ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6, 9 bewezen kunnen worden in zowel het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 1 ten laste gelegde als het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 3 ten laste gelegde.
Met betrekking tot de ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat uit de vastgesteld feiten en de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 2] zowel door geweld (onder meer door haar te snijden met een mes) als door feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. De rechtbank wijst in dit verband op hetgeen zojuist overwogen met betrekking tot de bij de mensenhandelfeiten gehanteerde dwangmiddelen. [slachtoffer 2] was een kwetsbare vrouw en was op verschillende manieren afhankelijk van verdachte. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze afhankelijkheidssituatie en zijn overwicht op haar en heeft psychische druk op haar uitgeoefend. Daarbij wegen ook eerdere situaties waarin verdachte zich van zijn agressieve kant heeft laten zien - zoals tijdens het voorval op 10 november 2018 waarbij verdachte [slachtoffer 2] bij de keel heeft gepakt - in mee. Door dit alles voelde [slachtoffer 2] zich gedwongen om de seksuele handelingen van verdachte te ondergaan. Daar was naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte ook op gericht.
De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 2 ten laste gelegde verkrachtingen dan ook bewezen.
4.2 [
[slachtoffer 1]
Zoals in de beschrijving van de feiten al benoemd, was [slachtoffer 1] verstandelijk beperkt, drugsverslaafd, en had ze begeleiding nodig, onder meer bij haar financiën. Verdachte was hiervan op de hoogte. Hij omschreef [slachtoffer 1] als “een meisje met een rugzak” en noemde dat ze in een penibele situatie zat op het moment dat [slachtoffer 2] en hij haar vanuit de instelling voor beschermd wonen waar zij op dat moment verbleef ophaalden en in huis namen. Hoewel verdachte en [slachtoffer 2] de beschikking over de bankpas, het weekgeld en de verdiensten uit het prostitutiewerk van [slachtoffer 1] hadden en wisten dat [slachtoffer 1] medicatie nodig had, betaalden en haalden ze dit niet voor haar. Ook bemoeide verdachte zich met de telefoongesprekken die [slachtoffer 1] met haar (bezorgde) begeleiding had en zei tegen haar dat ze moest ophangen, waardoor ze feitelijk geïsoleerd werd en steeds meer afhankelijk werd van verdachte en [slachtoffer 2] .
Voor [slachtoffer 1] was het dan ook niet mogelijk om zich ten overstaan van hen op te stellen als mondige prostituee.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte en [slachtoffer 2] misbruik hebben gemaakt van [slachtoffer 1] ’s kwetsbare positie en van het overwicht dat zij op haar hadden. Tevens is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misleiding, doordat [slachtoffer 1] onder het mom van sparen voor een gezamenlijke toekomst prostitutiewerk zou doen en haar verdiensten aan hen afstond, terwijl dit geld niet bij haar terecht is gekomen.
Dat verdachte het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] had, leidt de rechtbank onder meer af uit zijn de verklaring inhoudend “We wilden een tweede meisje erbij hebben om ons spelletje te kunnen uitbreiden. Zodat we wat meer de kosten konden delen en zelf wat meer tijd over hielden.”
14Dat verdachte bewust koos voor een kwetsbare vrouw als [slachtoffer 1] , leidt de rechtbank onder meer af uit de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudend dat verdachte meisjes uit instellingen wilde en dat hij een meisje wilde dat alles zou doen wat hij wilde.
15
[slachtoffer 2] stuurde in oktober 2018 een WhatsApp-bericht aan een klant " [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) blijft hier, ik kan zelf niet meer werken vandaar." De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het de bedoeling was dat [slachtoffer 1] zou blijven werken zodat verdachte en [slachtoffer 2] een inkomen zouden houden ook als [slachtoffer 2] niet meer zou werken.
Gelet op het voorgaande moet verdachte hebben beseft dat [slachtoffer 1] zou worden uitgebuit.
De rechtbank wijst in het bijzonder nog op de verklaring van een klant van [slachtoffer 1] , [naam
10]
16en de chatgesprekken tussen hem en [slachtoffer 2] .
17[naam 10] maakte de afspraak met [slachtoffer 2] en betaalde ook aan haar. Hij gaf nadien aan dat hij geen goed gevoel had bij de seksafspraak met [slachtoffer 1] . Ze was onder invloed en nam drugs tijdens de seksafspraak. [naam 10] vond haar zielig, had het idee dat ze niet bijster intelligent was en dat ze het moeilijk vond haar leven op orde te houden.
Een afweging van de voor uitbuiting relevante factoren maakt dat [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank daadwerkelijk is uitgebuit door verdachte en [slachtoffer 2] . Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [slachtoffer 2] die was gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 1] . Zij hebben [slachtoffer 1] - kort gezegd - geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen, geregeld dat zij prostitutiewerk kon doen en hebben geprofiteerd van haar inkomsten (sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9). Nu sprake is van gebruik van dwangmiddelen, doet de (aanvankelijke) instemming van [slachtoffer 1] niet terzake.
De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 1 ten laste gelegde seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] dan ook bewezen.
4.3 [
[naam 2]
De zestienjarige [naam 2] en verdachte kennen elkaar niet. [naam 1] heeft [naam 2] op 4 juni
2018 aangesproken en heeft geprobeerd een afspraak met haar te maken. Dit deed zij in (algemene) opdracht van verdachte en [slachtoffer 2] om meer meisjes naar verdachte en [slachtoffer 2] te brengen “die het ook willen doen”, waarvoor [naam 1] betaald zou krijgen. [naam 1] had van tevoren foto’s van [naam 2] en een beschrijving (16 à 17 jaar, houdt van seks en je kan goed op haar inpraten) aan verdachte gestuurd en vroeg aan hem of hij het vervoer zou regelen, wat hij bevestigde.
De verklaring van verdachte inhoudend dat hij hier niets vanaf wist en dat hij dit gesprek met [naam 1] niet heeft gevoerd maar dat [slachtoffer 2] dat met zijn telefoon heeft gedaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De door [naam 1] aan verdachte gestuurde foto’s van [naam 2] worden binnen het tijdsbestek van een uur namelijk doorgestuurd vanaf de telefoon van verdachte naar de telefoon van [slachtoffer 2] , waarbij verdachte aangeeft “Je moet misschien even wat fixen”, “Jij moet even je gezag laten gelden”, “Als wel komt moeten we de garage deur even uit stelleb”, “Dit levert meer op”, “16 of 17” en “ [chatnaam] (
de rechtbank begrijpt: [naam 4] )) wilde vanavond gelijk komen ik heb gezegd gaat niet gebeuren”.
Dit past volledig bij de verklaring van [naam 1] dat zij in opdracht van verdachte en [slachtoffer 2] meisjes ronselde. Ook [naam 4] , die zowel in het berichtenverkeer tussen verdachte en
[slachtoffer 2] als tussen verdachte en [naam 1] voorkomt, bevestigt - kort gezegd - dat verdachte meisjes laat ronselen.
Nu [naam 2] niet is komen opdagen bij de afspraak en (daardoor) niet is gevraagd om prostitutiewerk voor verdachte te gaan doen, is van daadwerkelijk werven geen gesprake. De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte en [naam 1] een poging hebben gedaan om [naam 2] te werven voor prostitutiewerk.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 18/08833221 onder 2 primair ten laste gelegde mensenhandel (sub 2). De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot mensenhandel bewezen.
4.4 [
[slachtoffer 3]
Zoals uit de beschrijving van de feiten en de bewijsmiddelen volgt, was [slachtoffer 3] een negentienjarige, onzekere, beïnvloedbare vrouw die is gediagnostiseerd met autisme. Als haar stage (door toedoen van verdachte) wegvalt, het contact met haar familie moeizaam verloopt en ze niet meer welkom is bij haar moeder en ze op uitnodiging van verdachte bij verdachte intrekt, is ze volledig aangewezen op hem en [slachtoffer 2] . Verdachte, die toen 45 jaar oud en dus 26 jaar ouder was dan [slachtoffer 3] , was regelmatig agressief (tegenover [slachtoffer 2] ) en vanaf enig moment was [slachtoffer 3] bang voor hem.
In haar eigen woorden omschrijft [slachtoffer 3] dat verdachte had gezorgd dat ze alles kwijt was, op haar breekbaarste punt was en dat hij haar toen in de prostitutie heeft “gedouwd”.
18
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 3] verkeerde in een kwetsbare positie en dat verdachte overwicht op haar had gelet op de omschreven feitelijke omstandigheden. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat [slachtoffer 3] verlegen was en dat hij de indruk had dat ze “alles deed wat je zei”. Alles overwegend was het voor [slachtoffer 3] naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet mogelijk om zich ten overstaan van verdachte op te stellen als mondige prostituee.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich bewust was van de genoemde omstandigheden en dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 3] en zijn overwicht op haar. Daarmee is gebruikmaking van deze twee dwangmiddelen dan ook bewezen.
Uit de vastgestelde feiten volgt dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geworven voor het prostitutiewerk en haar in dat verband heeft gehuisvest en opgenomen. Verdachte heeft seksafspraken voor haar gemaakt en heeft geprofiteerd van haar verdiensten.
Gelet op het voorgaande moet verdachte hebben beseft dat [slachtoffer 3] zou worden uitgebuit. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte oogmerk van uitbuiting had.
Een afweging van de voor uitbuiting relevante factoren maakt dat [slachtoffer 3] naar het oordeel van de rechtbank ook daadwerkelijk is uitgebuit door verdachte. [slachtoffer 3] heeft prostitutiewerk gedaan (onder andere zonder condoom waarbij zij een soa heeft opgelopen), waarbij per definitie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit, werd gecontroleerd door verdachte en verdachte profiteerde van de verdiensten.
Alles overwegend concludeert de rechtbank dat de ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6, 9 bewezen kunnen worden in zowel het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 3 ten laste gelegde.
Met betrekking tot de ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat uit de vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 3] door feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
De rechtbank wijst in dit verband op hetgeen zojuist overwogen met betrekking tot de bij de mensenhandelfeiten gehanteerde dwangmiddelen. [slachtoffer 3] was een kwetsbare en beïnvloedbare vrouw. Verdachte wist dat zij geen seks met hem wilde. Toen zij zwaar onder invloed van drugs was en niet bij machte om weerstand te bieden, heeft verdachte misbruik van haar kwetsbare situatie en van zijn overwicht op haar gemaakt door toch seksuele handelingen bij haar te verrichten. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van opzettelijk dwingen door feitelijkheden.
De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 4 primair ten laste gelegde verkrachtingen dan ook bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/088332-21 de feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 te [plaats] , in de gemeente
Tietjerksteradeel en te Damwoude, in de gemeente Dantumadiel, en te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, en elders in de provincie Friesland,
A) een ander, te weten zijn dochter [slachtoffer 2] , misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuitingvan die [slachtoffer 2] (sub 1°), en
  • heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub4°), en
  • heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] , seksuelehandelingen met een derde (sub 9°), en
B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 2] (sub 6°),
bestaande hierin dat verdachte in voornoemde periode
  • die [slachtoffer 2] heeft overgehaald om bij hem, in zijn woning gelegen aan de [straatnaam] te[plaats] te komen wonen en
  • via zijn laptop en via een mobiele telefoon en via de website Chatgirl en via Whatsapp en eenandere berichtendienst seksafspraken voor die [slachtoffer 2] heeft gemaakt waarna zij zich prostitueerde in zijn, verdachtes, woning en elders in voornoemde plaatsen, en
  • een werktelefoon aan die [slachtoffer 2] heeft gegeven, en
  • erotische foto’s en filmpjes heeft gemaakt van seks met die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven erotische foto’s en filmpjes te maken, al dan niet bestemd voor om te versturen naar (potentiële) klanten, en
  • die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven om geen condoom te gebruiken omdat klanten dan meerbetaalden, en
  • die [slachtoffer 2] heeft vervoerd om op locatie seks tegen betaling te hebben, onder andere naarhet OK tankstation aan de weg tussen Leeuwarden en Drachten en dat die [slachtoffer 2] daar seks tegen betaling moest hebben met een medewerker van dat tankstation, en
  • die [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 3] en met hem, verdachte, zogenoemde trio’s heeft latendoen, waarbij over en weer seksuele handelingen werden verricht welke vervolgens werden opgenomen op een telefoon en welke video’s aan (potentiële) klanten werden getoond, en - de telefoon van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] zelf heeft gecontroleerd, en - het door die [slachtoffer 2] in de prostitutie verdiende geld aan zich heeft laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, onder andere omdat zij een verstandelijke beperking heeft en onder curatele was gesteld en kampte met psychische en sociale problemen en met verslavingsproblematiek, en verdachte met gebruikmaking van zijn geestelijk overwicht op die [slachtoffer 2] een situatie heeft gecreëerd waardoor die [slachtoffer 2] niet in staat was om zich tegen verdachte te verzetten of zich niet aan de werkzaamheden in de prostitutie kon onttrekken; 2.
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020, te [plaats] , in de gemeente
Tietjerksteradeel, en te of bij Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, en te of bij Elspeet, in de gemeente Nunspeet, en te of bij Zeewolde, in de gemeente Zeewolde,
meermalen, door geweld of een andere feitelijkheden en bedreiging met geweld zijn dochter [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
  • vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en
  • zijn, verdachtes, penis, in de anus en in de vagina gebracht en geslachtsgemeenschap met die[slachtoffer 2] gehad,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hierin dat verdachte,
  • die [slachtoffer 2] heeft mishandeld en/of vastgebonden, en
  • die [slachtoffer 2] met een mes bij de vagina en in haar been heeft gesneden, en
  • die [slachtoffer 2] drugs en/of medicijnen (onder meer een morfinepreparaat) heeft verstrekt, en/of
  • die [slachtoffer 2] met zijn handen om de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen,waardoor zij (al dan niet) enige tijd het bewustzijn verloor, en
  • telkens met gebruikmaking van zijn fysieke overwicht en psychisch overwicht op die [slachtoffer 2] telkens voor die [slachtoffer 2] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich onvoldoende tegen voornoemde seksuele handelingen en geslachtsgemeenschap met hem, verdachte, kon verzetten of onttrekken en geen weerstand kon en durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer 2] telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 te [plaats] , in de gemeente Tietjerksteradeel, en te Damwoude, in de gemeente Dantumadiel,
A) een ander, te weten [slachtoffer 3] , door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuitingvan die [slachtoffer 3] (sub 1°), en
  • heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub4°), en
  • heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 3] , seksuelehandelingen met een derde (sub 9°), en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 3] (sub 6°),
bestaande hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • die [slachtoffer 3] heeft aangeboden om bij hem, in zijn woning gelegen aan de [straatnaam] te[plaats] , te komen wonen en aldus die [slachtoffer 3] in huis heeft genomen, en
  • via zijn laptop en via een mobiele telefoon en de website Chatgirl en via WhatsApp en een andereberichtendienst seksafspraken voor die [slachtoffer 3] heeft gemaakt waarna zij zich prostitueerde in zijn, verdachtes, woning en elders in voornoemde plaatsen, en
  • erotische foto’s en filmpjes heeft gemaakt van seks met die [slachtoffer 3] , bestemd om te versturennaar (potentiële) klanten, en
  • die [slachtoffer 3] opdracht heeft gegeven om geen condoom te gebruiken omdat klanten dan meerbetaalden, en
  • die [slachtoffer 3] tegen betaling webcamseks heeft laten doen met een klant, en
  • die [slachtoffer 3] samen met [slachtoffer 2] en met hem, verdachte, zogenoemde trio’s heeft latendoen, waarbij over en weer seksuele handelingen werden verricht welke vervolgens werden opgenomen op een telefoon en welke video’s aan potentiële klanten werden getoond, en
  • die [slachtoffer 3] heeft gecontroleerd, en/of
  • het door die [slachtoffer 3] in de prostitutie verdiende geld aan zich heeft laten afstaan, en/of
zulks terwijl die [slachtoffer 3] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, onder andere omdat zij kampte met psychische en sociale problemen, en verdachte met gebruikmaking van zijn (geestelijk) overwicht op die [slachtoffer 3] een situatie heeft gecreëerd waardoor die [slachtoffer 3] niet in staat was om zich tegen verdachte te verzetten en zich niet aan de werkzaamheden in de prostitutie kon onttrekken;
4.
hij in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020, te [plaats] , in de gemeente Tietjerksteradeel, meermalen, door feitelijkheden, [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , hebbende verdachte
  • die [slachtoffer 3] gezoend, en
  • de onbedekte vagina en borsten van die [slachtoffer 3] betast, en
  • de vagina van die [slachtoffer 3] gelikt, en
  • vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht, en
  • een vibrator in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht, en
  • zich door die [slachtoffer 3] heeft laten aftrekken en
  • zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] heeft gebracht, en
  • zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht en vervolgens geslachtsgemeenschapmet die [slachtoffer 3] gehad,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
  • die [slachtoffer 3] heeft gedrogeerd, waardoor die [slachtoffer 3] in staat van verminderd bewustzijnof lichamelijke onmacht kwam te verkeren en waardoor die [slachtoffer 3] niet in staat was zich te verzetten en weerstand te bieden, en
  • met gebruikmaking van zijn fysieke overwicht en psychisch overwicht op die [slachtoffer 3] voor die[slachtoffer 3] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet tegen voornoemde seksuele handelingen en geslachtsgemeenschap met hem, verdachte, kon verzetten en geen weerstand kon of durfde te bieden en aldus voor die [slachtoffer 3] telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht in de zaak met
parketnummer 18/347043-21de feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 26 september 2018 tot en met 24 oktober 2018, te Ermelo en Almere en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een ander te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1983,
A. door misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
  • heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, telkens met het oogmerk van uitbuitingvan die [slachtoffer 1] (sub 1) en
  • heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en
  • die [slachtoffer 1] heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (sub 9) en
B. opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
immers hebben verdachte en/of zijn mededader
  • via een seksinternetsite en telefonisch contact met die [slachtoffer 1] gezocht en onderhouden en
  • die [slachtoffer 1] met de auto bij de instelling voor begeleid wonen waar die [slachtoffer 1] verbleef,[instelling] in Almere, opgehaald en vervoerd naar hun woning in Ermelo en
  • een seksuele relatie met die [slachtoffer 1] aangegaan en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zijsamen met verdachte en zijn mededader een familie waren en een gezamenlijke huishouding gingen voeren en dat daarvoor geld nodig was en
  • tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader samen met [slachtoffer 1] eennieuwe woning zouden betrekken en dat daarvoor snel geld nodig was en vervolgens
  • een werkruimte waar die [slachtoffer 1] klanten moest ontvangen gearrangeerd en
  • die [slachtoffer 1] opgedragen om zichzelf te prostitueren en
  • de eigen mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] aan hem en/of zijn mededader laten afdragen en
  • een werktelefoon aan die [slachtoffer 1] gegeven en
  • een foto en/of een film van die [slachtoffer 1] naar potentiële klanten gestuurd en
  • die [slachtoffer 1] aan een adverteerder aangeboden voor betaalde seks en
  • bepaald welke klanten die [slachtoffer 1] moest ontvangen en
  • bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 1] moest verrichten en of daar wel of geencondoom bij werd gebruikt en
  • die [slachtoffer 1] mishandeld; met zweep op haar billen geslagen en een elleboogstoot tegen haarbenen gegeven als zij niet goed deed wat hij of zijn mededader wilde(n) en
  • die [slachtoffer 1] geïntimideerd door aan te geven dat de mensen in de omgeving een hekel aanzwarte mensen zoals [slachtoffer 1] hadden en dat zij dan ook in de woning moest blijven en
  • die [slachtoffer 1] geïsoleerd van haar familie en hulpverleners en
  • het door die [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende geld door die [slachtoffer 1] aan hem,verdachte, en/of aan zijn mededader laten afdragen en
  • haar bankpas met pincode en ID-kaart en zorgpas en meermalen haar leefgeld door die [slachtoffer1] aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader laten afstaan en meermalen geld van de rekening van die [slachtoffer 1] gepind,
terwijl die [slachtoffer 1] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, onder andere omdat deze een verstandelijke beperking heeft en kampte met psychische problemen en verslavingsproblematiek en onder bewind was gesteld en verliefd was op verdachte en bang was om hem kwijt te raken, waardoor ze alles deed wat hij en/of zijn mededader van haar wilde(n) en hij en zijn mededader haar totaal in hun macht hadden,
welke feiten werden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld;
2 subsidiair
hij in de periode van 17 april 2018 tot en met 21 juni 2018 te Ermelo, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [naam 2] , geboren op 9 september 2002 te werven met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam 2] terwijl die [naam 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader
  • die [naam 2] in de instelling waar die [naam 2] verbleef, [instelling] te Ermelo, benaderd en
  • een afspraak met die [naam 2] gemaakt, op 4 juni 2018 om 15.00 uur achter [supermarkt] , desupermarkt op het terrein van [instelling] , voor een ontmoeting met verdachte en/of zijn mededader; terwijl de uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 10 november 2018 te Harderwijk en Ermelo en Lelystad en elders in Nederland een ander, te weten zijn dochter [slachtoffer 2] geboren op
[geboortedatum] 1997
A. (sub 1) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en vervoerd en gehuisvest en opgenomen, telkens met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] en
(sub 4) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 2] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten bestaande uit seksuele handelingen en
(sub 9) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 2] heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde en
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2]
immers heeft hij, verdachte
  • contact met die [slachtoffer 2] gezocht en onderhouden en
  • die [slachtoffer 2] opgehaald en vervoerd naar zijn woning en
  • een seksuele relatie met die [slachtoffer 2] aangegaan en
  • die [slachtoffer 2] als enig aandeelhoudster en bestuurder van een bedrijf, [naam bedrijf] ,ingeschreven of laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en
  • tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat dit bedrijf grote schulden had en dat deze schulden door haarbetaald moesten worden en
  • die [slachtoffer 2] opgedragen om zichzelf te prostitueren en
  • een werkruimte waar die [slachtoffer 2] klanten moest ontvangen gearrangeerd en
  • het vervoer van die [slachtoffer 2] naar klanten geregeld en
  • die [slachtoffer 2] opgedragen foto's van zichzelf te maken en seksfilms van zichzelf te maken en diefoto's en die films naar potentiële klanten te sturen en
  • foto's en seksfilms van die [slachtoffer 2] naar potentiële klanten gestuurd en
  • foto's van die [slachtoffer 2] gebruikt bij het (laten) plaatsen van(een) seksadvertentie(s) (onder o.a.de werknaam [slachtoffer 2] ) op www.kinky.nl en/of www.seksjobs.nl en/of www.speurders.nl en/of andere (seks) (internet)sites en/of op social media en/of in kranten en/of
  • bepaald welke klanten die [slachtoffer 2] moest ontvangen en
  • bepaald welke seksuele handelingen die [slachtoffer 2] moest verrichten en daar wel of geencondoom bij werd gebruikt en
  • bepaald welke prijzen voor welke seksuele handelingen door [slachtoffer 2] moesten wordengevraagd en
  • die [slachtoffer 2] gedwongen althans bewogen om vele uren per dag en veel dagen achter elkaar te werken, ook als die [slachtoffer 2] moe, ongesteld of ziek was en
  • die [slachtoffer 2] veelvuldig verkracht
  • die [slachtoffer 2] veelvuldig psychisch mishandeld en geïntimideerd en
  • die [slachtoffer 2] geïsoleerd van haar hulpverlener en
  • die [slachtoffer 2] gemanipuleerd door haar aan te trekken en af te stoten en
  • die [slachtoffer 2] gecontroleerd door haar in de gaten te houden en het grootste deel van het doordie [slachtoffer 2] in de prostitutie verdiende geld door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte, laten afdragen en
  • haar eigen leefgeld door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte laten afstaan en geld van derekening van die [slachtoffer 2] gehaald
terwijl die [slachtoffer 2] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, onder andere omdat deze een verstandelijke beperking heeft en kampte met psychische problemen en verslavingsproblematiek en onder curatele of mentorschap van verdachte was gesteld en door verdachte verder afhankelijk werd gemaakt van drugs en zware medicatie, door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 2] een afhankelijkheidssituatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan zij geen weerstand heeft kunnen bieden aan verdachte (lid 3 sub 3).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert in de zaak met parketnummer 18/088332-21 op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd
Verkrachting, meermalen gepleegd
Mensenhandel, meermalen gepleegd
primair Verkrachting, meermalen gepleegd
Het bewezen verklaarde levert in de zaak met parketnummer 18/347043-21 op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigdepersonen
subsidiair Poging tot mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
18/088332-21 onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer
18/347043-21 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Tbs met dwangverpleging is een te verregaande maatregel, onder meer nu verdachte openstaat voor behandeling en in het verleden zelf ook hulp heeft gezocht. In eerder over verdachte opgemaakte rapportages wordt ook benoemd dat hij de behandeling waar hij reeds aan was begonnen kan voortzetten, bijvoorbeeld in het kader van een tbs met voorwaarden. Mocht de rechtbank tbs met dwangverpleging aan verdachte opleggen, dient de maatregel gemaximeerd te zijn, nu verdachte behandelbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en onder meer het psychiatrisch onderzoek d.d. 19 juli 2022, het psychologisch onderzoek d.d. 26 juni 2022, het reclasseringsadvies d.d. 29 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten, te weten kort gezegd viermaal seksuele uitbuiting (mensenhandel), eenmaal poging tot seksuele uitbuiting en tweemaal verkrachting. De slachtoffers waren allen jonge, kwetsbare vrouwen, waaronder de dochter van verdachte.
Verdachte was beperkt betrokken bij de jeugd van zijn dochter en heeft op haar achttiende verjaardag weer contact met haar gezocht. Zij was toen verslaafd aan drugs en zat in een afkickkliniek. Verdachte nam haar in huis, had seks met haar en liet haar prostitutiewerk doen om te voorzien in hun onderhoud.
Verdachte was daarnaast op zoek naar meer vrouwen om seks mee te (laten) hebben en schakelde onder meer een minderjarig meisje uit een instelling in om andere minderjarige meisjes , te werven om prostitutiewerk voor verdachte te gaan doen.
Daarnaast heeft hij een andere jonge, zwakbegaafde en drugsverslaafde vrouw, [slachtoffer 1] , die eveneens in een instelling verbleef, bij hem en zijn dochter laten wonen en prostitutiewerk laten doen, onder het voorwendsel van het sparen voor een eigen huis voor hun drieën. De nodige medische zorg werd haar echter onthouden en nadat ze bij verdachte en haar dochter weg was gehaald door haar familie, kreeg ze het door haar verdiende geld niet terug.
Ook de jonge, kwetsbare [slachtoffer 3] is bij verdachte en zijn dochter ingetrokken en is vanuit de woning van verdachte prostitutiewerk gaan doen. Ook had verdachte zelf seks met haar, terwijl zij dat niet wilde en onder invloed van drugs was.
Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn dochter en de twee andere jonge vrouwen, allen - naar hij wist kwetsbare slachtoffers. Verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer desondanks ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en behoefte aan geldelijk gewin. Verdachte heeft zich niet bekommerd om het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn slachtoffers, dit terwijl duidelijk voor hem was dat het niet goed met hen ging. Dat verdachte uitgerekend zijn eigen dochter - van wie hij als geen ander wist hoe kwetsbaar en getraumatiseerd ze was - nog verder in de psychische en lichamelijke (in de vorm van middelenmisbruik en soa’s) problemen heeft gebracht in plaats van haar de geborgenheid van een ouder te bieden, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Ook nadien heeft verdachte nauwelijks blijk gegeven van daadwerkelijk inzicht in hetgeen hij zijn dochter, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft aangedaan en de gevolgen hiervan. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van verkrachting en mensenhandel in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van hetgeen hun is aangedaan; dat de dader geen verantwoordelijkheid neemt voor de door hem aangerichte schade maakt het nog erger.
Over verdachte zijn verschillende rapportages uitgebracht. De rechtbank heeft met name acht geslagen op de volgende rapportages:
- het psychiatrisch onderzoek d.d. 19 juli 2022 opgesteld door F. Harmanny-Wiersma, psychiater; - het psychologisch onderzoek d.d. 26 juni 2022 opgesteld door E.M. van Engers, GZ-psycholoog; - het reclasseringsrapport (maatregelenrapport) d.d. 29 september 2022.
Het psychiatrisch rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een parafiele stoornis. Het advies is om de feiten (licht) verminderd toe te rekenen aan verdachte. De kans op recidive is matig tot hoog. Verdachte heeft een stevige klinische behandeling nodig voor zijn psychopathologie. Hij heeft een vrij dominante persoonlijkheid en er zal eerst gewerkt moeten worden aan zijn probleembesef. Gezien de ernst van de feiten, de ernst van de psychopathologie en het recidiverisico wordt een tbs met dwangverpleging geadviseerd.
Het psychologisch rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis (met borderline kenmerken), een parafiele stoornis en ADHD overwegend van het hyperactieve impulsieve type. Er is sprake van een hoog recidiverisico. Om de langdurige inslijping van stoornissen in de levensloop van verdachte bij te sturen, is een stevige behandeling in een verplicht kader aanbevolen. Gezien het hoge recidivegevaar kan het opleggen van een tbs-maatregel, al dan niet voorwaardelijk, opgelegd worden.
De reclassering rapporteert in het zogenoemde maatregelenrappport over de haalbaarheid van een tbs met voorwaarden. De reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekking aan voorwaarden hoog in. Verdachte beschikt niet over enig ziektebesef, is stellig ontkennend ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en heeft een (zeer) hoog recidive risico ten aanzien van een nieuw zedendelict of een geweldsdelict. De reclassering acht het ontoereikend om binnen een tbs met voorwaarden het risico op recidive voldoende af te wenden. Er is een langdurige klinische behandeling nodig; zonder behandeling zal het risico onverminderd hoog blijven. De reclassering adviseert daarom negatief over een tbs met voorwaarden en acht tbs met dwangverpleging passender.
De rechtbank kan zich vinden in voormelde conclusies van de psycholoog en psychiater aangaande de toerekeningsvatbaarheid en maakt die tot de hare. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte op grond van de ziekelijke stoornissen verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in (licht)verminderde mate.
De rechtbank neemt het advies van de psychiater en de reclassering met betrekking tot de oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging eveneens over. Gelet op de achtergrond van verdachte, het gebrek aan probleembesef en zijn jarenlang ingesleten gewoonten en denkbeelden, waaronder begrepen de door hem genormaliseerde situatie van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van zijn dochter, acht de rechtbank tbs met dwangverpleging de enige afdoende maatregel. Oplegging van een tbs met voorwaarden acht de rechtbank geen reëel alternatief, gelet op de ernst van de misdrijven, het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziekte-inzicht en betrouwbare behandelmotivatie bij verdachte.
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (geweldsmisdrijf). De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. De rechtbank zal geen maximale duur aan de tbs verbinden, omdat de wet de mogelijkheid niet kent in het geval - zoals hier - wordt vastgesteld dat sprake is van een geweldsmisdrijf.
19
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank naast de tbs met dwangverpleging oplegging van een gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de duur van de gevangenisstraf rekening met de (licht) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden, conform de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 91.138,36 ter zake van materiële schade en
€ 50.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 3.904,48 ter vergoeding van materiële schade en € 25.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat ten aanzien van beide vorderingen de gevorderde bedragen voor gemiste inkomsten dienen te worden toegewezen. De gevorderde medische kosten zijn in beide vorderingen onvoldoende onderbouwd, nu het causaal verband tussen de door zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] gemaakte medische kosten en de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is gebleken.
Ten aanzien van de door zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] gevorderde toekomstige kosten heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit toewijsbaar zou kunnen zijn.
De door [slachtoffer 2] gevorderde schadepost “gemaakte schulden door verdachte op naam van [slachtoffer 2] ” houdt geen rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde bedragen zowel ten aanzien van [slachtoffer 2] als ten aanzien van [slachtoffer 3] dienen te worden gematigd, gelet op de bedragen die in andere mensenhandelzaken zijn toegekend aan slachtoffers.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat beide vorderingen dusdanig gecompliceerd zijn dat zij een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengen. De benadeelde partijen dienen dan ook niet ontvankelijk in hun vordering te worden verklaard.
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vorderingen op verschillende punten dienen te worden afgewezen, dan wel gematigd.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] is ten aanzien van de gevorderde misgelopen inkomsten uitgegaan van zes maanden lang ontvangen van drie klanten per week, met een gemiddelde opbrengst van €
2.000,00 per week. Dit terwijl de politie slechts 45 potentiële klanten heeft gevonden. Uitgaand van een betaling van € 100,- per klant, is maximaal sprake van gederfde inkomsten ter hoogte van € 4.500,-. Dit kan echter worden weggestreept tegen de kost en inwoning die [slachtoffer 2] bij verdachte had.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom verdachte de kosten zal moeten vergoeden die [slachtoffer 2] heeft gemaakt ten behoeve van een hond, het reizen naar afspraken bij de GGZ en het eigen risico van de zorgverzekering. [slachtoffer 2] stond al onder behandeling bij de GGZ en gebruikte reeds medicatie vóór de ten laste gelegde periode.
De gevorderde kosten voor het op naam van [slachtoffer 2] zetten van auto’s heeft geen causaal verband met de strafzaak. De gevorderde toekomstige kosten zijn onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deel van deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 18/347043-21 onder 3 bewezen verklaarde.
De vordering is op het punt van de gederfde inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden onvoldoende gemotiveerd betwist en zal worden toegewezen. De tegenwerping van de verdediging inhoudend dat [slachtoffer 2] hooguit 45 klanten heeft gehad, wijst de rechtbank van de hand, nu uit het dossier ook blijkt dat [slachtoffer 2] (regelmatig) terugkerende klanten had en zij ook mogelijk aan klanten kwam langs andere wegen dan via de (bij het onderzoek betrokken) telefoon(s). De rechtbank wijst er tevens op dat verdachte in een chatgesprek op de vraag “Verhuur je dr vaak?” antwoordde “Nou vaak regelmatig doen we dit. Paar keer per week”. Mede gelet op de bewezenverklaarde periode van 1 oktober 2019 tot 30 juni 2020 (negen maanden) èn 1 januari 2018 - 10 november 2018 (ruim tien maanden) acht de rechtbank het gevorderde bedrag aan afgestane inkomsten dan ook alleszins redelijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de gevorderde medische kosten van € 770,00 toewijzen. Deze kosten bestaan uit het betaalde eigen risico voor de zorgverzekering in de jaren 2020 en 2021. Uit de onderbouwing volgt voldoende dat [slachtoffer 2] in die periode medische (psychische) zorg heeft ingeschakeld ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten. Dat zij die voor de tenlastegelegde periode ook al medische zorg nodig had, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van de gevorderde gemaakte schulden door verdachte op naam van [slachtoffer 2] , de gevorderde medische reiskosten en de gevorderde toekomstige medische reiskosten is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het causaal verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is gebleken en onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal vordering op dit punt niet ontvankelijk verklaren.
Materiële schade [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade (deels) een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 3 en 4 primair bewezen verklaarde.
De vordering is op het punt van de gederfde inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden onvoldoende betwist en zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige medische (reis- en parkeer)kosten is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het causaal verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is gebleken en onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal vordering op dit punt niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aanhef van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de benadeelde voor ander nadeel dan vermogensschade recht heeft op een ‘naar billijkheid’ vast te stellen schadevergoeding. De rechter komt een grote vrijheid toe bij de bepaling van de omvang van het smartengeld en mag rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Bij de begroting van de immateriële schade in deze zaak houdt de rechtbank met name rekening met de buitengewone omstandigheden waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, zoals benoemd bij de strafmaatbepalende factoren en met de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op schadebedragen die eerder zijn toegekend in ernstige zeden- en uitbuitingszaken.
De rechtbank wijst in dit verband onder meer op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-
Leeuwarden
20waarbij € 50.000,00 immateriële schadevergoeding is toegekend aan een (ten tijde van de aanvang van ten laste gelegde periode dertienjarig) meisje dat jarenlang door haar oom seksueel werd misbruikt en daarnaast seksueel werd uitgebuit doordat zij seks moest hebben met vreemde mannen. Een en ander afwegend schat de rechtbank de immateriële schade van [slachtoffer 2] op een bedrag van € 40.000,- en die van [slachtoffer 3] op
€ 15.000,-. De rechtbank zal de vorderingen tot deze bedragen toewijzen en voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 242 en 273f van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/347043-21 onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/088332-21 onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/347043-21 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van 18/088332-21, feit 1 en 2:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 2]met betrekking tot materiële schade voor het overige nietontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 2]met betrekking tot immateriële schade voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 85.068,96 (zegge: vijfentachtigduizendachtenzestig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 45.068,96 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Ten aanzien van 18/088332-21, feit 3 en 4 primair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 3]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van
[slachtoffer 3]met betrekking tot materiële schade voor het overige nietontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Wijst de vordering van
[slachtoffer 3]met betrekking tot immateriële schade voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 3]aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.529,48 (zegge: zeventienduizendvijfhonderdnegenentwintig euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.529,48 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2022.
Mrs. Nolta en Venema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 16 onder parketnummer 18/088332-21.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 23 onder parketnummer 18/347043-21.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 11 onder parketnummer 18/347043-21.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 25 onder 18/347043-21 feit 2. subsidiair.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 20 onder parketnummer 18/088332-21.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij gebruik maakte van het account “ [chatnaam] ” waarmee de genoemde chat-berichten zijn verstuurd.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 16 onder parketnummer 18/088332-21.
In de bijlage opgenomen als bewijsmiddel 13 onder parketnummer 18/088332-21.
Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 1990/91, 21 027, nr. 5.
HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca); HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309.
HR 2 oktober 2001, NJ 2002/187.
HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1301; HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494.
Noyon-Langemeijer-Remmelink Strafrecht, aant. 2 bij art. 242 Sr.
De verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 12 juni 2019 p.1076 e.v. van het dossier van de politie Oost-Nederland (bewijsmiddel …).
De verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 13 juni 2019, p.1330 e.v. van het dossier van de politie OostNederland (bewijsmiddel …).
De verklaring van [naam 10] d.d. 13 juni 2019, p.406 e.v. van het dossier van de politie OostNederland (bewijsmiddel …).
Kik Messenger-berichten tussen [slachtoffer 2] en [naam 11] (“ [chatnaam] ”) 2 oktober 2018, p.411 e.v. van het dossier van de politie Oost-Nederland (
opgenomen onder bewijsmiddel…).
De verklaring van [slachtoffer 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 13 december 2020 (bewijsmiddel …).