ECLI:NL:RBNNE:2022:3565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
211456
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering wegens onrechtmatig handelen van bestuurder van een vennootschap in verband met niet nakomen verplichtingen en opheffing beslag

In deze zaak vordert Adelaarsvacht B.V. van [gedaagde] een schadevergoeding wegens vermeend onrechtmatig handelen als bestuurder van [bedrijf]. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 14 september 2022 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin het geschil draait om de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de schade die Adelaarsvacht zou lijden door het niet nakomen van verplichtingen door [bedrijf]. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat [bedrijf] haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De rechtbank wijst de vorderingen van Adelaarsvacht af en veroordeelt haar in de proceskosten. Tevens wordt het conservatoire beslag dat op de registergoederen van [gedaagde] was gelegd, opgeheven. De rechtbank concludeert dat de vordering van Adelaarsvacht niet voldoende onderbouwd is en dat er geen sprake is van verhaalsfrustratie. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/211456 / HA ZA 22-20
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADELAARSVACHT B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. R.H. Knegtering te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie
advocaat mr. W.J. Berghuis te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Adelaarsvacht en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2022,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 1 augustus 2022,
  • de mondelinge behandeling van 1 augustus 2022,
  • de spreekaantekeningen van de advocaten van partijen en de zittingsaantekeningen die door de griffier zijn gemaakt tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

2.1.
[gedaagde] is sinds 1993 bestuurder van [bedrijf] (hierna: [bedrijf]), voorheen gevestigd te ([het perceel]
(hierna: het perceel). [bedrijf] exploiteerde op het perceel een benzinepomp en runde een onderneming actief in de handel in en reparatie van auto’s van het merk Citroën.
2.2.
Adelaarsvacht houdt zich bezig met de koop, ontwikkeling en verkoop van onroerend goed.
2.3.
In 2003 heeft [bedrijf] de grond van het perceel laten onderzoeken en is er een saneringsplan opgesteld door Terra Bodemonderzoek B.V.
2.4.
Op 13 november 2006 heeft [bedrijf] het perceel aan Adelaar Ontwikkeling B.V. (destijds wisselend genaamd: Adelaar Projectontwikkeling B.V. en Adelaar Ontwikkeling B.V., hierna: Adelaar Ontwikkeling) verkocht en geleverd.
2.5.
Adelaar Ontwikkeling kocht het perceel met de bedoeling er woningen op te bouwen. Behalve dat het perceel moest worden gesaneerd, moest het perceel daarom ook bouwrijp worden gemaakt. De saneringswerkzaamheden en de voorbereiding van de bouw zouden gelijktijdig (kunnen) plaatsvinden.
2.6.
In de leveringsakte van 13 november 2006 tussen [bedrijf] en Adelaar Ontwikkeling is het volgende bepaald:

Verontreiniging bodem, tanks, asbest
1. Verkoper is op de hoogte van de verontreinigingssituatie zoals vermeld in het rapport van het bureau Terra Bodemonderzoek, nummer 03106, van 17 juni 2003. In dit rapport staan de hoeveelheden verontreinigde grond en grondwater aangegeven; tevens zijn de
verontreinigingscontouren aangegeven. De grond is sterk verontreinigd met PAK en minerale olie en licht verontreinigd met BTEX. Het grondwater is matig verontreinigd met minerale olie. Op de locatie is sprake van een ernstig, niet urgent, geval van bodemverontreiniging. Momenteel loopt een beschikkingsaanvraag bij de provincie Groningen. De bestemming van de locatie zal worden gewijzigd, waarbij de opstallen zullen worden verwijderd en nieuwbouw wordt gepleegd. Dit betekent dat er sprake is van ‘samenloop”. De zogenoemde “samenloopkosten” (kosten die voor de invulling van de locatie toch al gemaakt zouden worden), zoals bijvoorbeeld de sloopwerkzaamheden, het eventueel ontgraven van grond en eventuele bronbemaling zijn voor rekening van koper. Het is denkbaar dat geen of weinig grond wordt afgegraven daar het nieuw te realiseren bouwwerk mogelijkerwijs wordt onderheid. De verkoper neemt de saneringskosten sec voor haar rekening. Dit houdt in, dat slechts de kosten die worden gemaakt voor de daadwerkelijke sanering voor rekening zijn van verkoper. Onder de saneringskosten sec wordt onder meer verstaan de kosten die gemaakt worden voor het opstellen van een saneringsplan, het ontgraven, laden, afvoeren en storten van verontreinigde grond, de milieukundige begeleiding inclusief evaluatierapport, het verwijderen van de tank en
een grondwatersanering met monitoring.’
Deze clausule zal hierna als de saneringsclausule worden aangeduid.
2.7.
Na levering van het perceel zijn in de periode tussen 24 november 2006 en 8 december 2006 in opdracht van [bedrijf] sloop- en saneringswerkzaamheden verricht op het perceel door [sloop-en grondwerken bedrijf] Sloop- en Grondwerken B.V. (hierna: [sloop-en grondwerken bedrijf]). Zo zijn onder meer verschillende leidingen en een olietank met toebehoren verwijderd. Verder heeft een volledige en grondige asbestsanering plaatsgevonden. Het totaalbedrag aan saneringskosten ter hoogte van € 23.888,68 is vervolgens door [bedrijf] volledig voldaan.
De uitgevoerde werkzaamheden zijn door [sloop-en grondwerken bedrijf] als volgt omschreven:
datum: 12-12-2006 Plaats en adres sloopwerk [het perceel]
werkomschri)ving garage [gedaagde] grondvervuiling opdrachtgever auto bedrijf [gedaagde]
adres opdrachtgever [het perceel] contact persoon [gedaagde])
tel.fax en handy [telefoonnummer 1] offerte·nr
[gegevens sloopbedrijf]
Totaal excl btw
€ 23.888,68
werk omschrijving:
Ontgraven van+/- 200 m3 grond vervuilt met minerale olie, volgens het saneringsplan dd 17-12-2003
mbt het saneringswerk is door ons het volgende gerekend.
1 melden en
opde hoogte brengen van de juiste instanties
2 verzorgen van een draaiboek, de nodige gondanalyse’s mbt storten en eindbemonstering.
3 ontgraven en afvoeren van het met olie vervuilt grond. 200 m3
4 verwijderen en afvoeren van 1 olietank (afgewerkte olie) Incl de kiwa certificaat.
5 verwijderen en afvoeren van de oliafscheider nadat deze door ons is gecleanerd.
6 opstellen van evaluatie rapport.
de vereken prijs per ton Is +of- 10 % = aanneemsom per/ ton meer of minder af te voeren buiten de 320 ton::€ 35,=p/ton
7 om deze pak's vervulling met zware metalen ook af te voeren kunnen wij u een prijs aanbieden van € 5100,= tbv de 50 m3 grond vervuilt met pak's en zware matalen volgens aanvullend onderzoek en saneringsplan.·
de vereken prijs per ton Is +of- 10 % = aanneemsom per/ ton meer of minder af te voeren buiten de 90 ton = € 42,=p/ton
Veiligheid en gezondheid:
Is aanwezigheid van asbest bekend? nee
wat zijn de risico's in dit werk? Instorten en verspreiding vervuiling
lso 9001 certificaat:
Is het werk opgeleverd volgens de afspraken
zijn er eventueel schade's ontstaan bv aan bestrating Is alles bezem schoon
Is er een bon nodig bij de factuur
Zijn er klachten door de opdrachtgever danwel de opdrachtnemer
algemene voorwaarden:
geen sanering gerekend anders dan de 200 m3 met olievervuild grond.
geen aanvullingen gerekend.
exclusief het verwijderen van asbest (behalve het omschreven asbest)
uitvoering in 1 fase
,onder reguliere uren:
wat dus blijft als vervuiling Is het grond met paks vervuiling en/of licht verontreiniging met zware metalen
Wat zijn er voor standaard extra's nodig op het werk al dan niet voor de veiligheid
Rijplaten voor het beschermen van het terrein, en of gemeentelijke verhardingen 40 m2 Hekwerken voor het dichtzetten van de terreinen · 56· m1 · ·
Klicmeldlngen mbt Informatie ondergrondse lnfra tel [telefoonnummer 2] 1 keer
Is met betrekking tot het afvoeren van grond een grondonderzoek aanwezig ja
Moeten er nutsleidingen worden afgesloten nvt
Is er een sloopvergunning aanwezig of aangevraagd nee
Is er een sloopveiligheidsplan nodig 1 keer
Met
betrekkingtot de
duur van het werk moet er een schaftruimte komen? 1 keer
2.8.
In 2009 heeft Adelaar Ontwikkeling het perceel overgedragen aan Adelaarsveld B.V. (hierna: Adelaarsveld). In de akte van levering van 9 november 2009 is in artikel 4 onder meer het volgende bepaald:
Alle aanspraken die verkoopster ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen
doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwers, (onder)aannemers,
installateurs en leveranciers gaan over op koopster.
In artikel 6 'verontreiniging' van deze leveringsakte is het volgende opgenomen:
Het risico dat enige verontreiniging in het verkochte heeft geleid of zou kunnen leiden
tot een verplichting tot schoning van het verkochte, dan wel het nemen van andere
maatregelen, is geheel voor rekening van koopster.
Voorzover aan verkoopster bekend zijn in het verkochte geen ondergrondse tanks
voor het opslaan van (vloei)stoffen aanwezig.
Aan verkoopster is niet bekend dat ten aanzien van het verkochte beschikkingen of
bevelen in de zin van artikel 55 Wet Bodembescherming genomen zijn door het
bevoegd gezag.
Aan verkoopster is niet bekend of in het verkochte asbest is verwerkt.
2.9.
Per 1 juli 2011 heeft [bedrijf] haar onderneming middels een activa-passivatransactie (gedeeltelijk) overgedragen aan Du Nord B.V. (hierna: Du Nord). Nadien heeft [bedrijf] geen activiteiten meer verricht. [gedaagde] is in 2012 teruggetreden als bestuurder van Du Nord. Du Nord is op 9 juli 2013 failliet verklaard.
2.10.
Nadat het perceel vele jaren braak heeft gelegen is in 2014 begonnen met de bouw van een tweetal twee-onder-een-kapwoningen op (een gedeelte van) het perceel. Deze werkzaamheden zijn in 2016 afgerond.
2.11.
Bij akte van 17 december 2018 heeft Adelaarsveld het perceel overgedragen aan Adelaarsvacht. In de akte is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 5
Aanspraken.
Voorzover de levering daarvan niet reeds heeft plaatsgehad, levert verkoper bij
deze aan koper, die aanvaardt, alle in de koopovereenkomst bedoelde aanspraken
die verkoper nu of te eniger tijd kan doen gelden ten aanzien van derden,
waaronder begrepen architecten, constructeurs, bouwers, aannemers,
onderaannemers, installateurs en/of leveranciers van het verkochte of gedeelte(n)
daarin/daarvan, alsmede de rechten uit eventuele premieregelingen,
garantieregelingen en garantiecertificaten, alles voorzover deze regelingen
overdraagbaar zijn en zonder dat verkoper tot enige vrijwaring gehouden is.
en
Artikel 7
Verontreiniging.
Aan verkoper is niet bekend, dat het verkochte enige verontreiniging bevat die ten
nadele strekt van het hiervoor omschreven gebruik door koper of die heeft geleid of
zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van het verkochte, dan wel het
nemen van andere maatregelen.
Voorzover aan verkoper bekend zijn in het verkochte geen ondergrondse tanks
voor het opslaan van (vloei)stoffen aanwezig.
Aan verkoper is niet bekend dat ten aanzien van het verkochte beschikkingen of
bevelen in de zin van artikel 55 Wet Bodembescherming genomen zijn door het
bevoegd gezag.
In voormelde koopovereenkomsten staat onder meer woordelijk vermeld:
“garantie verklaringen van verkoper
Artikel 10
Enzovoorts.
Koper zal verkoper nimmer aanspreken op welke vorm van verontreiniging dan
ook.”
2.12.
Op 10 september 2020 heeft Adelaarsvacht aan [bedrijf] een brief gestuurd waarin onder meer het volgende is geschreven:
Op vrijdag 4 september 2020 is bij de start van de bouw van 5 rijtjeswoningen aan de [weg] gebleken dat zich in het terrein kabels en leidingen bevinden en dat de grond is verontreinigd.
In de leveringsakte van 13 november 2006 wordt echter geen melding gemaakt van een opstalrecht ten behoeve van kabels en leidingen. Ook is in de leveringsakte door u verklaard dat het verkochte geen bodemverontreiniging bevat.
U bent derhalve tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst in de zin van artikel 6:74 BW.
Middels dezes brief stellen wij u daarom aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende door ons geleden en nog te lijden schade.
2.13.
Bij brief van 21 december 2021 heeft mr. Braamhaar, de toenmalige advocaat van [bedrijf], onder meer het volgende aan Adelaarsvacht geschreven:
Sinds 2011 zijn er geen activiteiten meer in [gedaagde] verricht en kent de vennootschap
uitsluitend schulden. De enige reden dat de vennootschap nog bestaat is de emotionele
waarde die de vennootschap voor de heer [gedaagde] heeft. Ter onderbouwing van het
voorgaande treft u bijgaand een kopie van de jaarrekening over het jaar 2020 aan.
2.14.
Op 18 januari 2022 heeft Adelaarsvacht verlof gekregen van de voorzieningenrechter om conservatoir beslag te leggen op een tweetal registergoederen van [gedaagde], waarbij het bedrag waarvoor verlof wordt verleend is begroot op € 60.000,00.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Adelaarsvacht vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
I. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Adelaarsvacht te betalen een bedrag van € 46.514,92 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf vijftien dagen na 15 oktober 2021 over € 43.226,67 dan wel vanaf de dag van dagvaarding, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
II. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Adelaarsvacht te betalen een bedrag van € 1.691,93 vanwege beslagkosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, dan wel een door u in goede Justitie te bepalen bedrag, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten ten bedrage van € 163,00 te vermeerderen met € 82,00 ingeval van betekening en te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan de veroordeling is voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Adelaarsvacht in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Adelaarsvacht in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert in (voorwaardelijke) reconventie om:
I. Adelaarsvacht te gebieden, binnen twee (2) werkdagen na het in dezen te wijzen vonnis, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het vonnis, alle door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen, de inschrijving van de beslagen in de openbare registers door te halen en mededeling te doen van het voldoen aan het voorgaande, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Adelaarsvacht met de volledige naleving van deze veroordeling in gebreke blijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de dwangsom tot de dag van algehele betaling, met een maximum van € 100.000,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, dan wel een zodanige voorziening te treffen die uw rechtbank juist zal voorkomen;
II. Adelaarsvacht te verbieden om opnieuw ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag
te doen leggen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 voor zover Adelaarsvacht met de naleving van deze veroordeling in gebreke blijft, dan wel een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, dan wel een zodanige voorziening te treffen die uw rechtbank juist zal voorkomen;
III. Adelaarsvacht te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten ten
bedrage van € 163,00 zonder betekening dan wel € 255,00 met betekening, met bepaling dat Adelaarsvacht wettelijke rente over de proces- en nakosten is verschuldigd vanaf acht dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
3.4.
Adelaarsvacht voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie, daaronder begrepen de nakosten.
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Inleiding
4.1.
Het gaat in deze procedure in de kern om de vraag of [gedaagde], als bestuurder van [bedrijf], onrechtmatig heeft gehandeld jegens Adelaarsvacht en of [gedaagde] de schade die Adelaarsvacht daardoor zou lijden moet vergoeden. Adelaarsvacht stelt dat er sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde], omdat hij ervoor verantwoordelijk is dat [bedrijf] sinds 2011 geen activiteiten meer verricht en hij verhaal van de vordering van Adelaarsvacht op de vennootschap heeft gefrustreerd. [gedaagde] had redelijkerwijs behoren te begrijpen dat deze door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap, bestaande uit het volledig leeg laten lopen van de vennootschap, tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
4.2.
[gedaagde] voert daartegen primair als verweer dat Adelaarsvacht geen vordering heeft op [bedrijf] zodat [gedaagde] als bestuurder niet is aan te spreken. [bedrijf] is haar verplichtingen jegens de rechtsvoorganger van Adelaarsvacht nagekomen.
Subsidiair verweert [gedaagde] zich tegen de vorderingen van Adelaarsvacht door te stellen dat hij niet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] is geen verplichtingen aangegaan waarvan hij wist dat [bedrijf] die niet zou kunnen nakomen en bovendien is geen sprake van verhaalsfrustratie. Ten slotte verweert [gedaagde] zich tegen de vordering tot betaling aan Adelaarsvacht van enerzijds beslag- en proceskosten uit een voorgaande procedure tegen [bedrijf], en anderzijds beslagkosten en handelsrente uit deze procedure tegen [gedaagde].
Juridisch kader
4.3.
Een bestuurder kan op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor schade indien een bestuurder jegens een derde een onrechtmatige daad pleegt waardoor deze derde schade lijdt. Volgens de Hoge Raad handelt een bestuurder onrechtmatig indien de bestuurder medewerking verleent aan een doen of nalaten van de rechtspersoon waardoor wordt bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. [1] Van belang hierbij is dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt treft. Van een dergelijk verwijt is in ieder geval sprake indien (1) de bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade. Hierbij gaat het om het moment van aangaan van een verbintenis (Beklamel-norm). Daarnaast is er sprake van een ernstig verwijt indien (2) de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Hierbij gaat het om verhaalsfrustratie door een gedraging van de bestuurder.
4.4.
Zoals door de advocaat van Adelaarsvacht is bevestigd tijdens de mondelinge behandeling is het door Adelaarsvacht gevorderde uitsluitend gebaseerd op geval (2). In r.o. 3.5 van het arrest Ontvanger/Roelofsen is hierover het volgende bepaald:
In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen.
Saneringsclausule is niet overgegaan als kwalitatief recht
4.5.
Adelaarsvacht heeft gesteld dat de vordering van Adelaar Ontwikkeling op grond van de saneringsclausule als kwalitatief recht op haar is overgegaan. Zij heeft daarbij gewezen op de inhoud van artikel 4 van de leveringsakte van 9 november 2009 en artikel 5 van de akte van 17 december 2018. Volgens Adelaarsvacht kan artikel 6 van de leveringsakte van 2009 niet worden gezien als een beding waarmee Adelaar Ontwikkeling derden vrijwaart; zij vrijwaart daarmee slechts zichzelf. Volgens Adelaarsvacht komt aan het beding geen derdenwerking toe. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.6.
Het verweer van [gedaagde] dat op grond van de akte van levering een aanspraak van Adelaar Ontwikkeling op de saneringsclausule op grond van het bepaalde in artikel 6:251 lid 4 BW niet bij wege van kwalitatief recht is overgegaan op Adelaarsveld, is gegrond. Terecht heeft [gedaagde] aangevoerd dat uit artikel 6 van de leveringsakte van 9 november 2009 volgt dat geen overgang van rechten op [bedrijf] plaatsvindt in verband met sanering van de grond. De rechtbank licht haar oordeel hierna toe.
4.7.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen niet alleen wordt gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen in de overeenkomst, maar het komt tevens aan op de zin die partijen in gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gebruikte bewoordingen mochten toekennen en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van de partijen verwacht kan worden.
Bij de uitleg zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de redelijkheid en billijkheid meebrengen telkens van beslissende betekenis. [2] Dat het bij de uitleg niet alleen aankomt op de gebruikte bewoordingen, neemt echter niet weg dat de gekozen bewoordingen een belangrijke rol kunnen spelen.
4.8.
In artikel 6 van de leveringsakte gaat het specifiek over de aanwezigheid van (een risico dat) enige verontreiniging (aanwezig is) in het verkochte waarvoor de koopster (Adelaarsveld) de verkoopster (Adelaar Ontwikkeling) niet kan aanspreken. In dit artikel wordt dus een uitzondering gemaakt op artikel 4 waarin in algemene bewoordingen wordt bepaald dat aanspraken op derden worden overgedragen. Dat deze partijen bedoeld hebben om, ondanks de uitdrukkelijke bepaling dat het risico van aanwezigheid van enige verontreiniging uitsluitend bij de koopster berust, dit risico ook bij [bedrijf] te laten is door Adelaarsvacht onvoldoende gemotiveerd gesteld. In dit verband heeft [gedaagde] erop gewezen dat de levering in 2009 heeft plaatsgevonden nadat er in 2006 een sanering van de grond in opdracht van [bedrijf] heeft plaatsgevonden en dat een uitdrukkelijke clausule in de leveringsakte ontbreekt waarin de aanspraak op [bedrijf] wordt overgedragen op de verkrijgende vennootschap. De logica waarop Adelaarsvacht bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gewag heeft gemaakt, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel brengen. Wanneer de aanspraken uit de saneringsclausule niet zijn overgedragen aan Adelaarsveld, kan deze vennootschap een dergelijke aanspraak evenmin aan Adelaarsvacht hebben overgedragen bij de levering in 2018. Adelaarsveld kan immers niet meer rechten overdragen dan zij heeft.
Geldigheid cessie blijft in het midden
4.9.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Adelaarsvacht tevens naar voren gebracht dat er in de week voorafgaand aan de zitting een cessie heeft plaatsgevonden waarmee de vordering op [bedrijf] aan Adelaarsvacht is overgedragen. De raadsman heeft hiervan tijdens de mondelinge behandeling mededeling gedaan aan [gedaagde]. De akte waarmee de vordering zou zijn overgedragen is door Adelaarsvacht niet in het geding gebracht, zodat de juistheid van de stelling dat de vordering is overgedragen niet kan worden vastgesteld. Maar zelfs als de rechtbank er veronderstellenderwijs van uitgaat dat deze overdracht geldig zou zijn, kan de vordering onder I op [gedaagde] niet zonder meer worden toegewezen. De rechtbank werkt dit hierna verder uit.
Onvoldoende is komen vast te staan dat [bedrijf] tekortgeschoten is in de nakoming van de saneringsclausule
4.10.
Op grond van artikel 150 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rust op Adelaarsvacht de verplichting om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [bedrijf] is tekortgeschoten in de nakoming van de saneringsclausule. Adelaarsvacht heeft onvoldoende gesteld dat een situatie zich heeft voorgedaan die aanspraak geeft op vergoeding van gemaakte saneringskosten onder de overeengekomen saneringsclausule. In dat verband heeft Adelaarsvacht in de dagvaarding niet meer naar voren gebracht dan een verwijzing naar de bijlagen bij een brief van haar raadsman van 15 oktober 2021. Adelaarsvacht heeft aldus verzuimd om overeenkomstig artikel 111 lid 2 Rv de feitelijke gronden van haar vordering in de dagvaarding te noemen. Daarnaast heeft [gedaagde] onweersproken aangedragen dat [bedrijf] op haar kosten in 2006 een sanering van het perceel heeft laten uitvoeren overeenkomstig de als productie 2 overgelegde werkomschrijving van [sloop-en grondwerken bedrijf]. Omdat Adelaarsvacht niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zal de rechtbank haar niet in de gelegenheid stellen om (nader) bewijs van de tekortkoming te leveren. De enkele verwijzing naar de passage in de werkomschrijving onder het opschrift '
algemene voorwaarden'is in dit verband onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Dit in het licht van het gegeven dat [bedrijf] pas in 2020 voor het eerst is aangesproken op grond van de in 2006 overeengekomen saneringsclausule.
Het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking kan daarom onbesproken blijven.
Verhaalsfrustratie is niet voldoende gebleken
4.11.
Volgens Adelaarsvacht heeft het staken van de ondernemingsactiviteiten in [bedrijf] in 2011 en het volledig leeg laten lopen van deze vennootschap tot gevolg gehad dat de vennootschap geen verhaal biedt voor de verplichtingen die zij jegens Adelaarsvacht heeft. Zij baseert de vordering mede op een mededeling van de toenmalige advocate van [bedrijf] dat laatstgenoemde uitsluitend schulden kent. Het handelen van [gedaagde] als bestuurder is zodanig onzorgvuldig dat hem hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, aldus Adelaarsvacht.
4.12.
Bij de beoordeling houdt de rechtbank allereerst rekening met het gegeven dat de activa-passivatransactie waarmee de bedrijfsactiviteiten zijn overgedragen aan Du Nord plaatsvond in 2011. Dus enkele jaren nadat het perceel aan Adelaar Ontwikkeling is verkocht en overgedragen en nadat in 2006 een sanering van de grond van het perceel heeft plaatsgevonden. Dat [gedaagde] op het moment dat hij zijn medewerking verleende aan de verkoop van de onderneming desondanks nog rekening moest houden met saneringskosten in verband met het perceel is onvoldoende toegelicht door Adelaarsvacht.
4.13.
Adelaarsvacht heeft bovendien onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [bedrijf] geen verhaal biedt. De mededeling van de toenmalige advocaat van [bedrijf] dat de vennootschap uitsluitend schulden kent roept in het licht van de door haar bij haar brief bijgesloten jaarrekening 2020 vragen op. Want volgens de bijgesloten jaarrekening 2020 van [bedrijf] (productie 13 bij de dagvaarding) beschikt [bedrijf] ultimo 2020 over een eigen vermogen van € 135.701,00. Gesteld noch gebleken is dat Adelaarsvacht hierover nadere inlichtingen bij (de toenmalige advocate van) [bedrijf] heeft ingewonnen. Weliswaar vermeldt de jaarrekening 2020 ten onrechte dat er leningen zijn verstrekt aan bestuurders in plaats van aan [vastgoed b.v. gedaagde] Heiligerlee B.V. (hierna: [vastgoed b.v. gedaagde]), maar dat gegeven is zonder toelichting die de rechtbank van Adelaarsvacht niet heeft gekregen, onvoldoende om te kunnen concluderen dat [bedrijf] geen verhaal biedt. Adelaarsvacht heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat [vastgoed b.v. gedaagde] een technisch-insolvente zustervennootschap is, maar deze stelling heeft Adelaarsvacht op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd. [gedaagde] heeft juist naar voren gebracht dat [vastgoed b.v. gedaagde] rente betaalt over de rekening-courantschuld aan [bedrijf]. Dat [gedaagde] als bestuurder van [bedrijf] schulden heeft gemaakt met als doel of als gevolg Adelaarsvacht in haar verhaalspositie te benadelen of te beperken is naar het oordeel van de rechtbank daarom door Adelaarsvacht onvoldoende uit de doeken gedaan.
De vordering onder I moet worden afgewezen
4.14.
De voorgaande rechtsoverwegingen leiden tot de slotsom dat de vordering onder I tot vergoeding van de schade groot € 43.226,67 inclusief BTW afgewezen moet worden. Onderdeel van de vordering onder I betreft de kosten van het leggen van beslag onder [bedrijf] en het voeren van een procedure tegen deze vennootschap. Hiermee is volgens Adelaarsvacht een bedrag van in totaal € 3.288,25 gemoeid. Volgens Adelaarsvacht zijn deze kosten nodeloos gemaakt voorafgaand aan de mededeling van mr. Braamhaar. In de dagvaarding waarmee de onderhavige procedure is ingeleid is door Adelaarsvacht niet aangegeven wat de grondslag voor deze vordering is, zodat dit gedeelte van de vordering onder I ook afgewezen wordt.
Vorderingen onder II en III worden eveneens afgewezen
4.15.
De gevorderde beslagkosten worden gelet op het voorgaande eveneens afgewezen. Bovendien heeft Adelaarsvacht verzuimd de beslagstukken, met uitzondering van het beslagrekest, in het geding te brengen.
4.16.
Adelaarsvacht is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.228,00
(2,00 punten × € 1.114,00)
Totaal
3.529,00
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.18.
[gedaagde] heeft een vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat de hoofdvordering van Adelaarsvacht geheel wordt afgewezen. Omdat gelet op de overwegingen van de rechtbank in conventie de gestelde voorwaarde is vervuld, zal de rechtbank hierna de vorderingen van [gedaagde] in reconventie beoordelen. [gedaagde] heeft gevorderd dat de gelegde beslagen op aan hem toebehorende registergoederen worden opgeheven en dat het Adelaarsvacht wordt verboden om opnieuw beslag te leggen. Volgens [gedaagde] is de vordering waarvoor beslag is gelegd ondeugdelijk en had Adelaarsvacht moeten weten dat haar vordering geen kans van slagen had. In het beslagrekest heeft Adelaarsvacht niet aannemelijk gemaakt dat er een vrees voor verduistering is. Bovendien is verzuimd om overeenkomstig artikel 21 Rv in het beslagrekest te vermelden dat er in 2006 een sanering heeft plaatsgevonden. Volgens [gedaagde] is het beslag niet gelegd ter verzekering van een vordering maar om hem schrik aan te jagen en naar de onderhandelingstafel te dwingen.
Beoordelingsmaatstaf
4.19.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. De opheffing van een conservatoir beslag kan op grond van artikel 705 lid 2 Rv onder meer worden bevolen indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag en, in het geval van beslag voor een geldvordering, indien daarvoor voldoende zekerheid wordt gesteld. Ook indien zich één van deze opheffingsgronden voordoet, zal een belangenafweging moeten worden gemaakt, waarbij het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag moet worden afgewogen tegen het belang van de beslaglegger bij handhaving daarvan. [3] De enkele omstandigheid dat de vorderingen in conventie, waarvoor de beslagen zijn gelegd, zullen worden afgewezen in dit vonnis, rechtvaardigt niet zonder meer het oordeel dat deze vorderingen ondeugdelijk zijn, nu tegen dit vonnis nog hoger beroep openstaat. [4] In dat geval moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden meegewogen. Van de rechter kan daarbij niet worden gevergd dat zij in haar vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis mogelijk aan te wenden rechtsmiddel. [5]
Het beslag moet worden opgeheven
4.20.
De rechtbank komt op basis van de hiervoor genoemde maatstaf alles afwegende tot het oordeel dat het beslag moet worden opgeheven. Zij licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.21.
[gedaagde] heeft terecht aangedragen dat in het beslagrekest geen vrees voor verduistering is gesteld zoals is vereist in artikel 711 lid 1 juncto 725 Rv. Er is derhalve sprake van een vormverzuim.
4.22.
In conventie zijn de vorderingen van Adelaarsvacht afgewezen. Het enkele feit dat in conventie de vorderingen van Adelaarsvacht zijn afgewezen, is op zichzelf niet voldoende om het gelegde conservatoire beslag op te heffen. De beslagsyllabus (versie augustus 2022) bepaalt echter, voor zover van belang, onder de voorwaarden voor het conservatoir beslag:
Daarnaast zijn partijen ingevolge artikel 21 Rv verplicht voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. [6] Zo dient in het beslagrekest melding gemaakt te worden van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak, waaronder mede begrepen eerder ingediende beslagrekesten bij dezelfde of een andere rechtbank.
Zeker nu ex parte (zonder dat de gerekwestreerde eerst wordt gehoord) op een beslagrekest wordt beslist, kan misleiding door onvoldoende toelichting in het beslagrekest de voorzieningenrechter reden geven om een latere vordering tot opheffing van het beslag reeds om die reden toe te wijzen [7] .
4.23.
De rechtbank is met [gedaagde] van oordeel dat het beslagrekest een aantal lacunes bevat in de feiten die hierin worden weergegeven. In het rekest wordt weliswaar melding gemaakt van een op 2 december 2021 aan [bedrijf] uitgebrachte dagvaarding alsmede dat deze vennootschap verstek laat gaan. Maar daarnaast worden de kosten van de procedure tegen de vennootschap in het rekest als (onderdeel van de) schade gevorderd. Daarin ligt naar het oordeel van de rechtbank de suggestie besloten dat genoemde verstekprocedure is ingetrokken. Ten onrechte evenwel, want een dag nadat er verlof is verleend is in de procedure tegen [bedrijf] een verstekvonnis gewezen. In het rekest wordt melding gemaakt van de (onjuiste) mededeling van de advocaat mr. Braamhaar dat [bedrijf] geen activiteiten meer verricht en alleen nog maar schulden kent. Gesteld wordt dat het om een lege vennootschap gaat en dat het door Adelaarsvacht gelegde beslag op [bedrijf] geen doel zal treffen. In het rekest wordt echter niet vermeld dat uit de jaarrekening 2020 van de vennootschap blijkt dat er nog eigen vermogen aanwezig is. Omdat de grondslag voor de vordering op [gedaagde] gelegen is in verhaalsfrustratie, is dit een relevant gegeven dat vermeld had moeten worden. Er is door Adelaarsvacht ten onrechte geen melding gemaakt van de sanering van het perceel in 2006 door [bedrijf]. Een toelichting op deze omissie heeft Adelaarsvacht in de onderhavige procedure ook niet gegeven. De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de selectie van de relevante feiten in het beslagrekest zodanig eenzijdig is dat er een misleidende voorstelling van zaken wordt gegeven. Relevante omstandigheden die van de zijde van Adelaarsvacht in de weegschaal gelegd moeten worden zijn met het oog op het handhaven van het beslag in deze procedure ook niet naar voren gebracht.
4.24.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden, komt de rechtbank bij de afweging van de in het geding zijnde belangen tot de slotsom dat het beslag moet worden opgeheven.
4.25.
Het gevorderde verbod om opnieuw beslag te leggen zal worden afgewezen, omdat dit verbod door [gedaagde] niet nader is toegelicht in de processtukken.
4.26.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als verwoord in de beslissing. De gevorderde wettelijke rente over de dwangsom zal worden toegewezen.
4.27.
Adelaarsvacht zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De rechtbank stelt deze kosten vast als volgt:
- salaris advocaat
563,00(2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 563,00)
Totaal € 563,00.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
4.28.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Adelaarsvacht af,
5.2.
veroordeelt Adelaarsvacht in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.529,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
gebiedt Adelaarsvacht om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis alle ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen, de inschrijving van de beslagen in de openbare registers door te halen en aan [gedaagde] mededeling te doen van het voldoen aan het voorgaande,
5.5.
veroordeelt Adelaarsvacht om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in r.o. 5.4. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de dwangsom tot de dag van algehele betaling,
5.6.
veroordeelt Adelaarsvacht in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de acht dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt Adelaarsvacht in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Adelaarsvacht niet binnen 8 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9.
verklaart de veroordeling onder r.o. 5.8. uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022. [8]

Voetnoten

1.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 Ontvanger/Roelofsen
2.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox)
3.HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR 1996:ZC1205; HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:AT9060
4.HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074
5.HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559
6.Dit geldt ook bij een beslagrekest, vergelijk HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675.
7.Vergelijk Gerechtshof Amsterdam 22 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108 en Gerechtshof Amsterdam 10 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV0477.
8.type: 564