ECLI:NL:HR:2011:BO9675
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
De waarheidsplicht in het burgerlijk procesrecht en de gevolgen van schending
In deze zaak, die op 25 maart 2011 door de Hoge Raad is behandeld, staat de waarheidsplicht van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering centraal. De zaak betreft een echtscheiding tussen de man en de vrouw, waarbij de man in cassatie is gegaan tegen een eerdere beschikking van het hof. De man had verzocht om de bijdrage voor de kosten van de kinderen te verlagen, maar het hof oordeelde dat beide partijen niet voldaan hadden aan hun verplichtingen onder artikel 21 Rv. Dit artikel verplicht partijen om de rechter en elkaar volledig en juist te informeren. De Hoge Raad bevestigde dat de rechter ambtshalve kan oordelen over de schending van deze verplichting, ook als partijen daar niet specifiek over hebben gedebatteerd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geconcludeerd dat beide partijen in staat waren om bij te dragen aan de kosten van de kinderen, ondanks de schending van de waarheidsplicht. De uitspraak benadrukt dat de verplichting tot waarheidsgetrouwe informatie geldt voor alle procedures die onder het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vallen. De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele cassatieberoep, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand bleven.