Voetnoten
1.Artikel 6:230m geldt ook voor overeenkomsten die buiten verkoopruimte worden gesloten. In artikel 6:230l BW zijn vergelijkbare informatieverplichtingen opgenomen voor overeenkomsten die binnen verkoopruimte worden aangegaan.
2.Voor overeenkomsten buiten verkoopruimte is dat gebeurd in 6:230t BW.
3.Artikel 6:230g lid 1 BW onder h definieert het begrip duurzame gegevensdrager als volgt: "ieder hulpmiddel dat de consument of de handelaar in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt". Voorbeelden hiervan zijn: papier, e-mails en harde schijven van computers.
4.Richtlijn 2011/83/EU, artikel 23.
5.Dat is ook het geval indien een vordering wordt ingesteld als bedoeld in artikel 6:230j BW (alleen aanvullende betaling voor prestaties die niet de kern van de prestatie betreffen, indien de consument daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd), 6:230k lid 1 BW (de vergoeding voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel bedraagt ten hoogste de kosten die de handelaar heeft voor het gebruik daarvan), en 6:230k lid 2 BW (de vergoeding voor telefonisch contact over de overeenkomst bedraagt ten hoogste het basistarief).
6.Kamerstukken II 2012/13, 33.520, nr. 3, MvT, artikelsgewijze toelichting, blz. 35: "Onderdeel e ziet niet op de prijs voor de zaak of de dienst zelf".
7.Artikel 6:230v lid 3: "De handelaar richt zijn bestelproces op zodanige wijze in dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop of soortgelijke functie, is aan de vorige zin voldaan indien bij het plaatsen van de bestelling in niet voor misverstand vatbare termen en op goed leesbare wijze blijkt dat de aanvaarding een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. Een knop of soortgelijke functie wordt daartoe op een goed leesbare wijze aangemerkt met een ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. De enkele zinsnede wordt aangemerkt als een dergelijke ondubbelzinnige verklaring. Een overeenkomst die in strijd met dit lid tot stand komt, is vernietigbaar."
8.Artikel 3:39 BW: "Tenzij uit de wet anders voortvloeit, zijn rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht, nietig."
15.Artikel 149 lid 1 Rv, tweede volzin: "Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat."
16.Richtlijn 2011/83/EU, considerans, sub 14 : "Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het nationale recht op het gebied van het verbintenissenrecht voor de verbintenissenrechtelijke aspecten die niet door deze richtlijn worden geregeld. Deze richtlijn dient derhalve het nationale recht inzake bijvoorbeeld het sluiten of de geldigheid van een overeenkomst, zoals in het geval van het ontbreken van overeenstemming, onverlet te laten. De richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan het nationale recht inzake de algemene contractuele rechtsmiddelen, de regels inzake de openbare economische orde, bijvoorbeeld regels betreffende buitensporige prijzen of woekerprijzen, en de regels betreffende onethische rechtshandelingen."
17.Artikel 7:4 BW: "Wanneer de koop is gesloten voordat de prijs is bepaald, is de koper een redelijke prijs verschuldigd; bij de bepaling van die prijs wordt rekening gehouden met de door verkoper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen." Artikel 7:405 lid 2 BW bevat een vergelijkbare bepaling voor overeenkomsten van opdracht.
18.Kamerstukken II 2012/13, 33.520, nr. 3, hoofdstuk 6 "Toezicht en handhaving", blz. 10 en artikelsgewijze toelichting blz. 27.
19.Richtlijn 2005/29/EG, Pb. EU 2015, L 149/22.
20.Artikel 6:193d lid 2 BW: "Een misleidende omissie is iedere handelspraktijk waarbij essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen."
21.Dat betreft informatie over respectievelijk (a) de voornaamste kenmerken van de zaak, (b) de identiteit en (c) het geografische adres van de handelaar, (e) de totale prijs van de zaak, (f) de kosten voor het gebruik van middelen voor communicatie op afstand, (g) de wijze van betaling, levering en eventuele klachtafhandeling, (h) het herroepingsrecht, (o) de duur en eventuele verlenging en voorwaarden voor opzegging van de overeenkomst en (p) de eventuele minimum duur van daaruit voortvloeiende verplichtingen voor de consument.
22.Artikel 6:230s lid 1 BW: "Tenzij de handelaar heeft aangeboden de op basis van de ontbonden overeenkomst geleverde zaken zelf af te halen, zendt de consument onverwijld en in ieder geval binnen veertien dagen na het uitbrengen van de in artikel 230o lid 3 bedoelde verklaring de door hem ontvangen zaken terug of overhandigt deze aan de handelaar of aan een persoon die door de handelaar is gemachtigd om de zaken in ontvangst te nemen."
23.Zie onder meer: M.B.M. Loos en C.M.D.S. Pavillon, NJB 2020/1888, "Civielrechtelijke sancties op de schending van informatieplichten: handvatten voor de ambtshalve toetsingspraktijk aan de richtlijn consumentenrechten", J. Rutgers, NJB 2020/960, "Kroniek van het Europees privaatrecht" en C.M.D.S. Pavillon en L.B.A. Tigelaar, Contracteren 2018, nr. 3, p. 71 e.v., "Vernietiging van de overeenkomst bij een oneerlijke handelspraktijk; een hanteerbare sanctie?".
24.Artikel 6:230v lid 2: "Voordat op elektronische wijze een overeenkomst op afstand wordt gesloten waaruit een betalingsverplichting voor de consument voortvloeit, wijst de handelaar de consument op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, op de in artikel 230m lid 1, onderdelen a, e, o en p genoemde informatie."
25.ECLI:NL:HR:2014:1385 en ECLI:NL:HR:2016:236, rov. 3.8.2: "Indien de rechter heeft vastgesteld dat de desbetreffende overeenkomst in strijd is met bepalingen die bescherming van de consument ten doel hebben, dient hij daaraan – zo nodig eveneens ambtshalve – passende maatregelen te verbinden die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Dit vloeit voort uit het doel en de strekking van deze bepalingen. Teneinde een effectieve bescherming van de consument te verzekeren die aan de specifieke omstandigheden van het geval is aangepast, kan een maatregel als het vernietigen van de overeenkomst passend zijn, voor zover daardoor de niet-nakoming van een verplichting wordt bestraft waarvan de vervulling essentieel is voor de wilsvorming van de consument en voor het bereiken van het door de Uniewetgever gewenste beschermingsniveau (HvJ EU 17 december 2009, C-227/08, punten 31-34 (Martín Martín); vgl. ook HvJ EU 3 oktober 2013, C-32/12, ECLI:EU:C:2013:637, punten 39-43 (Duarte Hueros/Autociba))." 26.Zie rov. 4.5.
27.Kamerstukken II 2012/13, 33.520, nr. 3, p.27.
29.In de literatuur zijn een aantal kanttekeningen bij (de praktische uitwerking) van het arrest geplaatst. Zie o.m. N. Huppes, C.M.D.S. Pavillon en T.L. Wildenbeest, NTBR 2019/5, "De fabel van het gratis mobieltje".
30.Richtlijn 2011/83/EU, considerans sub 7.
31.Uit de bij rov. 4.10 genoemde vonnissen van de kantonrechter Amsterdam en de kantonrechter Noord-Holland, waarin de gevorderde hoofdsom deels is afgewezen, blijkt overigens niet of deze rechtsfiguur is toegepast.
32.Hof van Justitie 19 september 2018, zaak C-109/17, ECLI:EU:C:2018:735 (Bankia/Merino. Zie onder meer
33.Bij overeenkomsten die binnen verkoopruimte zijn gesloten (zie artikel 6:230l BW) is dat nog lastiger.
34.Hof van Justitie 11 maart 2020, C‑511/17, ECLI:EU:C:2020:188 (Lintner/UniCredit Bank Hungary Zrt.), rov. 30: "Vervolgens kan de doeltreffendheid van de bescherming die de nationale rechter de consument op grond van de richtlijn wordt geacht te bieden door ambtshalve in te grijpen, niet zo ver gaan dat de grenzen van het voorwerp van het geding – zoals dat door de partijen is omschreven in hun vorderingen, gelezen in het licht van de door hen aangevoerde middelen – buiten beschouwing worden gelaten of worden overschreden. Derhalve is die nationale rechter niet verplicht om dat geding zodanig uit te breiden dat het verder gaat dan de voor hem ingestelde vorderingen en aangevoerde middelen, door alle andere bedingen van een overeenkomst waarvan slechts bepaalde bedingen het voorwerp uitmaken van het bij hem ingestelde beroep, individueel te onderzoeken om na te gaan of zij mogelijkerwijs oneerlijk zijn."
35.M.B.M. Loos en C.M.D.S. Pavillon, NJB 2020/1888, "Civielrechtelijke sancties op de schending van informatieplichten: handvatten voor de ambtshalve toetsingspraktijk aan de richtlijn consumentenrechten".
36.Hof van Justitie 23 januari 2019, C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch).
37.Zie over het verstrekken van informatie op websites Hof van Justitie 5 juli 2012, C-49,11, ECLI:EU:C:2012:419 (Content Services) bij overeenkomsten op afstand en Hof van Justitie 25 januari 2017, C-375/15, ECLI:EU:C:2017:38 (BAWAG) bij betalingsdiensten. In eerstgenoemd arrest is uitgesproken (rov. 44) dat het begrip "duurzame drager" in het Unierecht dezelfde betekenis heeft. Zie voorts rechtbank Overijssel, 4 februari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:442 en rechtbank Noord-Holland, 6 mei 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3342. In laatstgenoemd vonnis is geoordeeld dat de handelaar een account op een website in de volgende (uitzonderings-)situaties wel mag deactiveren: (1) als de consument gebruik maakt van het recht op vergetelheid, (2) ingeval het account gedurende zeven jaren niet is gebruikt en (3) ingeval van fraude (een hack of adresfraude). 38.Hof van Justitie 25 januari 2017, C-375/15, ECLI:EU:C:2017:38 (BAWAG)