ECLI:NL:RBAMS:2020:890

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
7878000 CV EXPL 19-14458
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake informatieverplichtingen bij overeenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. (eisende partij) en een consument (gedaagde partij) die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 157,32 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst voor vaste communicatiediensten die per 11 mei 2017 was gesloten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 2 augustus 2019 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een informatieformulier in te vullen en dit aan de gedaagde partij te sturen, zodat deze kon reageren. De eisende partij heeft dit formulier ingevuld, maar de kantonrechter oordeelde dat niet voldaan was aan de wettelijke informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 BW. De kantonrechter benadrukte dat de eisende partij moet aantonen dat de gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst op alle relevante informatie is gewezen. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende bewijs had geleverd dat aan deze verplichtingen was voldaan. Daarom werd de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij 50% van de gevorderde hoofdsom werd afgewezen als een doeltreffende en evenredige sanctie. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 78,66 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. E. Pennink, kantonrechter, in het openbaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7878000 CV EXPL 19-14458
vonnis van: 14 februari 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Tele2 Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te Amsterdam
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 2 augustus 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 23 augustus 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert betaling van € 157,32 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten. Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daaraan voldoet de dagvaarding niet.
Eisende partij stelt bij dagvaarding - kort weergegeven - dat met gedaagde partij per 11 mei 2017 een overeenkomst ter zake vaste communicatiediensten is gesloten voor de duur van een jaar. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Eisende partij heeft de overeenkomst voortijdig beëindigd vanwege wanbetaling. Gedaagde partij dient de door eisende partij geleden schade bestaande uit gederfde inkomsten, die is beperkt conform de formule van het LOVCK, te vergoeden.
Gedaagde partij is een consument. Bij dagvaarding is niet gesteld en ook is niet gebleken dat, en zo ja op welke wijze, aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen ter zake van de aan de vordering ten grondslag liggende overeenkomst is voldaan. Deze informatieverplichtingen zijn te beschouwen als verbintenissen die uit de wet voortvloeien.
Eisende partij is vervolgens in de gelegenheid gesteld haar vordering alsnog te onderbouwen met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten door invulling van de vragen van het informatieformulier, waar nodig de vragen toe te lichten en de daarin aangegeven stukken, waaronder de overeenkomst, in het geding te brengen.
Eisende partij heeft bij akte de vragen van het formulier beantwoord. Eisende partij stelt onder meer dat de overeenkomst tot levering van internet en/of tv en/of vaste telefonie online tot stand is gekomen. Aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan. Eisende partij verwijst in dat kader naar een uitgebreide uitwerking met bijlagen.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Nu de overeenkomst op afstand is gesloten, dient eisende partij te stellen én met stukken te onderbouwen dat gedaagde partij vóór het sluiten van de overeenkomst wordt gewezen op alle (van toepassing zijnde) informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW. Dat kan bijvoorbeeld door schermafdrukken van het gehele aanmeldproces met een toelichting te overleggen. Het doel van dit wetsartikel is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende.
Eisende partij licht in de uitwerking van de informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW toe dat bepaalde informatie, zoals de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub b, c, d en g BW, op haar website is terug te vinden. Eisende partij toont waar die informatie op haar website kan worden gevonden, zoals bijvoorbeeld bij de ‘veelgestelde vragen’. Eisende partij verwijst ook naar haar algemene voorwaarden, zoals de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub l BW. Mede gelet op hetgeen in de vorige alinea is overwogen, volstaat deze wijze van informatieverstrekking niet. Uit de stellingen en de daarbij overgelegde schermafdrukken blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan gedaagde partij heeft verstrekt. Bovendien heeft eisende partij in de bijlagen van haar uitwerking de stappen voor de aanschaf van een ‘Huawei P30 Pro’ smartphone weergegeven, met de persoonsgegevens, inkomensgegevens, paspoortgegevens en contactgegevens van een geheel andere persoon dan gedaagde partij, terwijl het in deze procedure gaat om een overeenkomst tot dienstverlening, bestaande uit de levering van internet en/of tv en/of vaste telefonie.
Voorts is niet gebleken dat eisende partij een bevestiging van de overeenkomst met daarin alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie heeft verstrekt op een duurzame gegevensdrager, zoals vereist op grond van artikel 6:230v lid 7 BW. Weliswaar verwijst eisende partij naar de verstuurde bevestigingse-mail, die kan worden gezien als een duurzame gegevensdrager, maar deze bevat niet alle informatie van artikel 6:230m lid 1 BW. Hierin ontbreekt bijvoorbeeld informatie over de geografische adresgegevens van de handelaar (artikel 6:230m lid 1 sub c BW), de wijze van betaling (artikel 6:230m lid 1 sub g BW) en een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden (artikel 6:230m lid 1 sub l BW).
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het HvJEU dienen de consequenties daarop doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Dat betekent dat de vordering, ook indien voor het overige aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid is voldaan, niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar eisende partijen die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt. Verder wordt in aanmerking genomen dat, in het geval eisende partij wel volledig aan de bovenbedoelde informatieverplichtingen zou hebben voldaan, er een gerede kans zou zijn geweest dat de gedaagde partij de overeenkomst tijdig zou hebben ontbonden. Deze kans dient in de sanctie te worden verdisconteerd. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 50% van de gevorderde hoofdsom acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, behoudens de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Omdat is aangemaand tot een te hoog bedrag zijn de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet in redelijkheid gemaakt en worden deze afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van € 78,66 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 36,00 aan salaris gemachtigde en € 85,18 aan explootkosten, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.