In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een dwangsombesluit door de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen. De heffingsambtenaar had op 30 april 2019 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld en een aanslag rioolheffing opgelegd. Eiseres maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de heffingsambtenaar heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiseres heeft de heffingsambtenaar bij brief van 14 februari 2020 in gebreke gesteld, maar de heffingsambtenaar heeft pas op 3 maart 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar. Eiseres heeft vervolgens op 22 april 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing inzake de dwangsombeschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar geen verweerschrift heeft ingediend en dat de feiten zoals door eiseres gesteld, vaststaan. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 23 per bezwaarschrift, in totaal € 46. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch op 26 juni 2020.