ECLI:NL:RBNNE:2019:5833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
7572395
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatig handelen van middellijk bestuurder in faillissementssituatie

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Rodopi Marine GmbH, gevestigd in Duitsland, schadevergoeding van Jetten Vastgoed Holding B.V. en [X] Management en Beheer B.V., beide gevestigd in Leeuwarden, alsook van [X], de middellijk bestuurder van Jetten Yachting B.V. Rodopi stelt dat [X] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door verplichtingen aan te gaan met Rodopi terwijl Jetten Yachting in financiële problemen verkeerde en al surseance van betaling had aangevraagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Jetten Yachting op het moment van de opdracht aan Rodopi al niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, wat blijkt uit de omstandigheden rondom het faillissement van Jetten Yachting. De kantonrechter oordeelt dat [X] als middellijk bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij Rodopi niet op de hoogte heeft gesteld van de surseance en faillissement, en Rodopi heeft laten doorwerken. De vordering van Rodopi wordt toegewezen, en [X] c.s. wordt hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven facturen van Rodopi, met een schadevergoeding van € 12.243,36, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van Rodopi toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 7572395 \ CV EXPL 19-1572
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 oktober 2019
inzake
de vennootschap naar Duits recht
RODOPI MARINE GMBH,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres,
gemachtigde: mr. U. Acker,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JETTEN VASTGOED HOLDING B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] MANAGEMENT EN BEHEER B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
3.
[X],
wonende te [Woonplaats] ,
gedaagden,
vertegenwoordigd door [X] en procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Rodopi en Jetten Vastgoed, [X] Management en [X] worden genoemd. Jetten Vastgoed, [X] Management en [X] zullen gezamenlijk [X] c.s. worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rodopi is actief in de scheepsbouw en offshore industrie. Rodopi zorgt voor corrosiebescherming en levert hiertoe strekkende verfwerkzaamheden en overige diensten aan werven en scheepsbouwers.
2.2.
[X] is enig aandeelhouder en bestuurder van [X] Management. [X] Management is op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van Jetten Vastgoed.
Jetten Vastgoed is enig aandeelhouder en bestuurder van Jetten Yachting B.V. (hierna: Jetten Yachting), een scheepsbouwer te Sneek, ook handelend onder de naam Jetten Shipyard.
2.3.
In een bericht op de website van watersport-tv van 3 mei 2018 staat vermeld dat Jetten Yachting in zwaar weer verkeert en haar betalingsverplichtingen niet meer kan nakomen. Ook staat op de website vermeld dat [X] in een bericht aan leveranciers heeft laten weten dat de verwachting is dat het faillissement uiterlijk 8 mei wordt uitgesproken.
2.4.
Op 8 mei 2018 heeft [X] , als indirect bestuurder van Jetten Yachting, een verzoekschrift tot verlening van voorlopige surseance van betaling ingediend bij rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
2.5.
Bij beschikking van 9 mei 2018 heeft de rechtbank de voorlopig gevraagde surseance van betaling aan Jetten Yachting verleend, met benoeming van mr. C. Geffroy tot bewindvoerder.
2.6.
Op 9 mei 2018 heeft [B] , werkzaam bij Jetten Yachting, om 13.49 uur aan [X] , [C] (hierna: [C] ), voorman op de werf van Jetten Yachting en [D] Janssen, eveneens werkzaam bij Jetten Yachting, gemaild:
Zojuist belden [X] (ktr: [X] ) en ik naar mijnheer [E] (ktr: koper boot), om definitief af te stemmen hoe we nu verder gaan:
Afgesproken is nu het volgende:
- [C] : snel bellen met de partij Europia, vragen wanneer ze hier kunnen komen.
Dit het liefst zo snel mogelijk !!!
- [D] : de openstaande rekening geeft [E] aan al betaald te hebben.
- [D] : rekening opmaken voor het bij te betalen bedrag voor al het lakwerk aan boord: € 25.000,=
excl. BTW
(…)
- [X] : [E] op de hoogte houden van voortgangen en mogelijke veranderingen werf.
(…).
2.7.
Op 9 mei 2018 heeft Jetten Yachting de familie [E] een factuur gestuurd voor het lakwerk aan boord van € 25.000,00, te voldoen voor 9 mei 2018.
2.8.
Voorts heeft [C] namens Jetting Yachting op 9 mei 2018 opdracht aan Rodopi verstrekt voor het uitvoeren van verfwerkzaamheden door drie werknemers van Rodopi.
2.9.
Op 14 mei 2018 zijn drie werknemers van Rodopi aan de slag gegaan in de hallen van Jetten Yachting te Sneek om voornoemde verfwerkzaamheden uit te voeren.
2.10.
Op 22 mei 2018 is de surseance van betaling omgezet in een faillissement van Jetten Yachting.
2.11.
In een factuur van 23 mei 2018 van Yec Yachtpaints Equipment & Consultancy (hierna: Yec) te Drachten aan Jetten Shipyard staat vermeld dat Jetten Shipyard voor een bedrag van € 1.396,09 aan verf voor het project 42 MPC 03 (het schip van [E] ) aan Yec dient te voldoen.
2.12.
Bij e-mailbericht van 24 mei 2018 om 11.44 uur heeft [F] , werkzaam bij Jetten Yachting, aan [G] , eveneens werkzaam bij Jetten Yachting, geschreven:
[H] van Yec heeft gebeld. Hij heeft voor morgenochtend verf nodig voor de boot 42MPC03. Dit moet vooraf betaald worden anders wordt er niet geleverd. Als dit vanmiddag nog betaald wordt dan zullen zij ervoor zorgen dat materiaal vanmiddag nog per spoedkoerier geleverd wordt. Graag verder afhandelen met de curator en wil je dan aan [H] doorgeven of dit lukt ?
2.13.
[X] heeft dit bericht op 24 mei 2018 om 13.05 uur doorgestuurd naar (onder meer) mr. W. Schoo, kantoorgenoot van de curator, mr. C. Geffroy en heeft daarbij aangegeven:
Wessel zie bijgaand, dit betreft te bestellen materiaal voor de 42MPC03, waarvan de klant € 25.000 extra heeft betaald om zijn boot afgeschilderd te krijgen. Graag accoord voor het betalen van schilder benodigdheden a 1.396,09.
2.14.
Vervolgens heeft [X] op 24 mei 2018 om 16.39 uur aan (onder meer) mr. Schoo en [D] gemaild:
[D] , Wessel is accoord graag overboeking doen.
2.15.
Op 28 mei 2018 is Rodopi ter ore gekomen dat Jetten Yachting failliet was. Rodopi heeft vervolgens op 29 mei 2018 een e-mail aan de curator gestuurd en navraag gedaan omtrent haar positie. In het bericht heeft Rodopi aangekondigd dat zij haar werkzaamheden stil zal leggen. Op 29 mei 2018 heeft Rodopi haar werkzaamheden beëindigd.
2.16.
Rodopi heeft Jetten Yachting voor de uitgevoerde werkzaamheden twee facturen verzonden, gedateerd 18 juni 2018, voor een bedrag van in totaal € 11.578,50.
2.17.
Rodopi heeft haar vordering in het faillissement ingediend. De curator heeft Rodopi bij brief van 28 juni 2018 laten weten dat er geen uitkering aan concurrente crediteuren zal plaatsvinden.
2.18.
Bij brief van 29 november 2018 heeft de advocaat van Rodopi aan [X] geschreven:
Op 29 mei 2018 heeft Rodopi moeten vernemen dat er sprake is van een faillissement en heeft zij haar werkzaamheden beëindigd. De facturen van Rodopi zijn vanwege het faillissement onbetaald gebleven.
(…)
U was op het moment van opdrachtverstrekking bestuurder van Jetten Yachting. Op het moment van het aangaan van de verbintenis met Rodopi wist u - vanwege de door uzelf aangevraagde surseance - dat Jetten Yachting aan haar verplichtingen niet zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Ook na 9 mei 2018 (de dag dat de surseance werd verleend) heeft u niets ondernomen om de werkzaamheden van Rodopi (op de werf in de hallen) te stoppen. U begreep derhalve of behoorde te begrijpen dat Rodopi hierdoor schade zou lijden.
(…).
2.19.
Bij e-mailbericht van 26 april 2019 heeft mr. W. Schoo namens mr. C. Geffroy
- desgevraagd - aan de advocaat van Rodopi geschreven:
Woensdag 9 mei 2018 is de surseance van Jetten Yachting B.V. uitgesproken. Aan het eind van de middag (tussen 15.00 en 17.00) heeft een eerste bespreking met de heer [X] , de bestuurder van Jetten, plaatsgevonden te Sneek. Tijdens deze bespreking zijn de achtergronden van de financiële problemen besproken, alsmede is in algemene zin gesproken over de mogelijkheden van een doorstart. Verder is de heer [X] er uitdrukkelijk op gewezen dat hij pas verplichtingen mag aangaan nadat hij de bewindvoerder op de hoogte heeft gebracht over de verbintenis (met offertes/berekeningen/begrotingen) én nadat de bewindvoerder zijn akkoord heeft gegeven voor het aangaan van de desbetreffende verbintenis. De heer [X] heeft tijdens de bespreking aangegeven dat er op dat moment geen acute kwesties speelden en voorts geen bijzondere verplichtingen waren aangegaan. Daarom werd afgesproken dat tijdens het hemelvaart weekend (10 tot en met 13 mei 2018) de werkzaamheden stil zouden liggen om vervolgens vanaf 14 mei 2018 verder te inventariseren welke werkzaamheden eventueel tijdens de surseance voortgezet konden worden.
De heer [X] heeft het inschakelen van Rodopi niet met de bewindvoerder besproken. Er is ook geen kostenbegroting en/of offerte gedeeld met de bewindvoerder. Dat dit niet is gebeurd blijkt onder meer uit de tijdslijn. Uit de mail van 9 mei 2018 om 13.49 (productie 1 bij conclusie van antwoord) blijkt dat vóór de bespreking tussen de bewindvoerder en de heer [X] al afspraken zouden zijn gemaakt met de opdrachtgever van het schip (de heer [E] ). Ook heeft de heer [X] blijkens deze mail al vóór de bespreking aan de heer [C] de opdracht gegeven om 'zo snel mogelijk' Rodopi de opdracht te geven om werkzaamheden te verrichten. Hieruit blijkt dat het onmogelijk is dat de bewindvoerder ervan zou afweten dat de opdracht werd verstrekt, laat staat dat hij daarmee zou hebben ingestemd. De stelling van de heer [X] dat de bewindvoerder toestemming zou hebben gegeven voor het aangaan van deze verplichting is daarom onjuist.
De bewindvoerder heeft uitsluitend ingestemd met de inkoop van materiaal (verf) op 24 mei 2018. Door de heer [X] is aangegeven dat er verf nodig was en de heer [X] heeft in dat kader gespecificeerd aangegeven welke materialen ingekocht moesten worden en wat de kosten daarvan waren. In dat specifieke geval is daarom toestemming verleend. Voor verdere verplichtingen is geen toestemming gegeven.
(…).

3.De vordering

3.1.
Rodopi vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [X] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.133,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2019, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling. Rodopi vordert voorts om [X] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[X] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Rodopi is gevestigd in Duitsland, zodat de zaak een internationaal karakter heeft en de kantonrechter ambtshalve dient te oordelen of hij rechtsmacht heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1215/2012 (Brussel I bis-Vo) van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Gedaagde partijen hebben woonplaats in Nederland dan wel zijn in Nederland gevestigd. Voorts is de onderhavige rechtbank bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 RV. Daarnaast zijn de gedaagde partijen in de procedure verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten, zodat naar het oordeel van de kantonrechter tevens sprake is van een stilzwijgende forumkeuze op grond van artikel 26 lid 1 Brussel I bis-Vo.
4.2.
Vervolgens dient te worden beoordeeld welk recht van toepassing is op de vordering uit hoofde van een onrechtmatige daad. De kantonrechter is van oordeel dat het Nederlands recht van toepassing is op grond van artikel 4 lid 3 van Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II). De vordering van Rodopi is gegrond op een zelfstandige onrechtmatige daad van [X] c.s. als (middelijk) bestuurders van Jetten Yachting B.V., zodat de kantonrechter "Rome II" van toepassing acht (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8049 en HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1165). Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de vordering de nauwste band met Nederland heeft. De schade in de vorm van verlies van verhaalsmogelijkheden speelt in Nederland.
Substantiëringsplicht
4.3.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [X] c.s. omtrent het ontbreken van de producties bij de dagvaarding aldus dat [X] c.s. zich beroept op schending van de substantiëringsplicht door Rodopi. Rodopi heeft bij conclusie van repliek erkend dat de producties die zij bij dagvaarding heeft overgelegd, door een misverstand niet bij [X] c.s. terecht zijn gekomen.
4.4.
Niet in geschil is dat Rodopi de producties bij conclusie van repliek alsnog in het geding heeft gebracht en dat [X] c.s. de producties heeft ontvangen. Gelet op het feit dat [X] c.s. hierop bij conclusie van dupliek heeft kunnen reageren, is de kantonrechter van oordeel dat [X] c.s. niet in zijn belangen is geschaad. De kantonrechter zal daarom geen gevolgen verbinden aan de schending van de substantiëringsplicht.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.5.
Rodopi stelt, verkort weergegeven, dat [X] c.s. als middellijk bestuurder van Jetten Yachting hoofdelijk aansprakelijk is jegens Rodopi uit hoofde van onrechtmatige daad, wegens schending van de zogenoemde Beklamel-norm. Volgens Rodopi heeft
[X] c.s. als middellijk bestuurder van Jetten Yachting bewerkstelligd dat Jetten Yachting op 9 mei 2018 verplichtingen jegens Rodopi is aangegaan, waarvan zij toen al wist, althans behoorde te weten, dat Jetten Yachting deze verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Volgens Rodopi heeft [X] c.s. haar tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden vanaf
9 mei 2018 tot en met 29 mei 2018 bewust in het ongewisse gelaten ten aanzien van de surseance van betaling en nadien ook van het faillissement. Alleen de Nederlandse leveranciers waren ingelicht over het verwachte faillissement. Tijdens het gesprek met de curator op 9 mei 2018 is [X] erop gewezen dat Jetten Yachting zonder toestemming van de bewindvoerder geen verplichtingen mocht aangaan. Volgens de bewindvoerder/curator heeft [X] toen aangegeven dat er op dat moment geen bijzondere acute kwesties speelden en dat er geen lopende verplichtingen waren. Het hele project 42MPC03 is niet aan de orde gesteld, aldus Rodopi. [X] c.s. heeft ook niet ingegrepen voor het begin van de werkzaamheden op 14 mei 2018. Volgens Rodopi is hiermee voldaan aan de Beklamel-norm, zodat [X] c.s. aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade van Rodopi. Op grond van artikel 2:11 BW is [X] c.s. hoofdelijk aansprakelijk, aldus Rodopi.
4.6.
[X] c.s. betwist dit en voert daartoe aan dat met de klant eerst overeenstemming was bereikt over het voldoen van alle te maken kosten en een redelijke winstopslag, zodat Jetten Yachting zeker wist dat de verplichting die zij jegens Rodopi aanging ook nagekomen kon worden. Alle berekende uren en materiaalkosten waren zowel door [C] als door leverancier Yec begroot op € 19.250,00. Met een kleine risico opslag en een winst percentage werd met de klant overeengekomen dat hij € 25.000,00 diende te betalen. Dit bedrag werd volgens [X] c.s. eerst aan Jetten Yachting betaald, alvorens de opdracht aan Rodopi werd verstrekt. Een weergave van de met [E] gemaakte afspraken wordt volgens [X] c.s. in de e-mail van 9 mei 2018 (zie 2.6.) aangegeven. Hierbij wordt de naam van Rodopi onterecht aangeduid als Europia, aldus [X] c.s. [X] c.s. voert voorts aan dat op 9 mei 2018 overleg over deze zaak werd gevoerd met de bewindvoerder, althans zijn vertegenwoordiger mr. Schoo. Volgens [X] c.s. is de bewindvoerder akkoord gegaan met het aangaan van de verplichting, omdat de opbrengst hoger was dan de kosten. De eerste factuur die op dit project binnenkwam, te weten de factuur van Yec van 24 mei 2018, is aan de bewindvoerder, inmiddels curator, voorgelegd en door de curator geaccordeerd. Van bestuurdersaansprakelijkheid is dan ook geen sprake. [X] c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen en verzoekt daarnaast om een vergoeding van € 500,00 in verband met gemaakte kosten voor gevraagde rechtshulp.
4.7.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voorvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van die aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (HR, 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, Beklamel en ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 Ontvanger/
Roelofsen). De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is (artikel 2:11 BW).
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat Jetten Yachting de facturen van Rodopi onbetaald heeft gelaten en dat Jetten Yachting geen verhaal biedt, zodat Jetten Yachting haar verplichtingen jegens Rodopi niet is nagekomen. In geschil is of [X] c.s. als (middellijk) bestuurder van Jetten Yachting bij het aangaan van de overeenkomst met Rodopi wist of behoorde te begrijpen dat de financiële situatie van Jetten Yachting zodanig slecht was dat Jetten Yachting haar betalingsverplichtingen jegens Rodopi niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de schade van Rodopi. De kantonrechter begrijpt het verweer van [X] c.s. aldus dat Jetten Yachting bij het aangaan van de overeenkomst niet aan de mogelijkheid van betaling van de facturen van Rodopi behoefde te twijfelen, omdat de opbrengsten van het project hoger waren dan de kosten, alsmede omdat de klant van Jetten Yachting, [E] , de factuur van Jetten Yachting al had betaald. Daarnaast zou ook de bewindvoerder/curator met het project hebben ingestemd.
4.9.
De kantonrechter stelt voorop dat concrete feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [E] de factuur van Jetten Yachting ten behoeve van de door Rodopi uit te voeren verfwerkzaamheden op het moment van het aangaan van de overeenkomst met Rodopi al had betaald, niet door [X] c.s. tot zijn verweer zijn aangevoerd en de kantonrechter ook overigens niet zijn gebleken. De factuur waarin de verfwerkzaamheden bij [E] in rekening zijn gebracht is immers verzonden op 9 mei 2018, dezelfde dag waarop Jetten Yachting de opdracht aan Rodopi heeft verstrekt. Uit de factuur van 9 mei 2018 blijkt weliswaar dat [E] voor of op 9 mei 2018 € 25.000,00 aan Jetten Yachting moest betalen, maar [X] c.s. heeft niet geconcretiseerd op welk moment zij deze betaling heeft ontvangen en heeft geen betalingsbewijs overgelegd waaruit volgt dat dit bedrag ook daadwerkelijk aan Jetten Yachting is betaald. Dit betekent dat onvoldoende is komen vast te staan dat Jetten Yachting op het moment van de opdrachtverlening aan Rodopi over voldoende financiële middelen beschikte om Rodopi te kunnen voldoen. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat Jetten Yachting op 3 mei 2018, zes dagen voor de opdrachtverlening aan Rodopi, blijkens de niet weersproken tekst op de website van watersport-tv al niet meer aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen en dat Jetten Yachting haar (overige) leveranciers al had gemeld dat een faillissement van Jetten Yachting in zicht was. Ook acht de kantonrechter in dit verband van belang dat [X] een dag voor de opdrachtverlening aan Rodopi een verzoekschrift tot verlening van voorlopige surseance van betaling bij de rechtbank had ingediend.
4.10.
Voor het geval zou moeten worden aangenomen dat Jetten Yachting de betaling van [E] van € 25.000,00 heeft ontvangen, dan is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken [X] c.s. ten tijde van het verstrekken van de opdracht aan Rodopi ervan uit mocht gaan dat die betaling, na ontvangst daarvan, zou kunnen worden aangewend om Rodopi te voldoen. [X] c.s. heeft weliswaar betoogd dat de bewindvoerder, althans zijn vertegenwoordiger mr. Schoo, op 9 mei 2018 heeft ingestemd met het project en de kostenbegroting, maar mr. Schoo heeft in zijn e-mail van 26 april 2019 aan de advocaat van Rodopi (zie 2.19.) uitgebreid aangegeven dat de stelling van [X] c.s. niet juist is. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De enkele omstandigheid dat de bewindvoerder/curator op 24 mei 2018 heeft ingestemd met de inkoop van verf voor de boot van [E] betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de bewindvoerder/curator, althans mr. Schoo namens de bewindvoerder, met de inschakeling van en opdrachtverlening aan Rodopi heeft ingestemd. [X] c.s. heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat mr. Schoo de factuur van Rodopi niet wilde betalen omdat het ging om ingehuurde medewerkers, zodat ook hieruit volgt dat geen sprake is geweest van instemming van de bewindvoerder dan wel van mr. Schoo met de opdrachtverlening aan Rodopi. Ook overigens heeft [X] c.s. geen feiten of omstandigheden tot zijn verweer aangevoerd waaruit volgt dat [X] c.s. ervan uit mocht gaan dat de betaling van € 25.000,00 zou kunnen worden aangewend voor de betaling van de facturen van Rodopi, gelet op de financiële situatie waarin Jetten Yachting destijds verkeerde. Jetten Yachting ging blijkens haar eigen berichtgeving immers uit van een faillissement.
4.11.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwend, is de kantonrechter van oordeel dat [X] als redelijk denkend en bekwaam (middellijk) bestuurder van Jetten Yachting wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat Jetten Yachting jegens Rodopi niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat dit anders zou zijn, zijn onvoldoende adequaat door [X] onderbouwd en zijn de kantonrechter ook overigens niet gebleken. Daarbij komt dat [X] Rodopi niet in kennis heeft gesteld van de op 9 mei 2018 door de rechtbank voorlopig verleende surseance van betaling en Rodopi op 14 mei 2018 heeft laten starten met haar werkzaamheden. Ook nadat de surseance van betaling op 22 mei 2018 was omgezet in een faillissement heeft [X] dit niet meegedeeld aan Rodopi en heeft [X] Rodopi laten doorwerken, terwijl [X] zijn (overige) leveranciers al voorafgaand aan de opdrachtverlening aan Rodopi had laten weten dat een faillissement van Jetten Yachting in zicht was. De kantonrechter is van oordeel dat [X] hiervan persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken, zodat [X] als middellijk bestuurder van Jetten Yachting onrechtmatig jegens Rodopi heeft gehandeld. Op grond van artikel 2:11 BW is de kantonrechter van oordeel dat het onrechtmatig handelen van middellijk bestuurder [X] mede dient te worden aangemerkt als onrechtmatig handelen van de rechtspersoon-bestuurders van Jetten Yachting, zijnde Jetten Vastgoed en (middellijk bestuurder) [X] Management.
4.12.
Door de handelwijze van [X] c.s. heeft Rodopi schade geleden, bestaande uit de onbetaald gebleven facturen ad € 11.578,50. Voor dit bedrag is [X] c.s. dan ook hoofdelijk aansprakelijk jegens Rodopi. De over voornoemd bedrag gevorderde wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen, het moment waarop de schade is geleden, acht de kantonrechter als niet betwist en gegrond op de wet eveneens toewijsbaar. Over de periode van 4 juni 2018 tot 20 februari 2019 komt dit neer op een bedrag van € 664,86. De gevorderde wettelijke rente over € 11.578,50 vanaf 21 februari 2019 acht de kantonrechter eveneens toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over voornoemde rente van € 664,86 is [X] c.s. pas na afloop van een jaar verschuldigd. Deze rente zal worden afgewezen omdat de vordering op dit moment nog niet opeisbaar is.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
Rodopi vordert voorts een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 890,00. Rodopi heeft in dit verband drie brieven overgelegd van 29 november 2018, 18 december 2018 en 23 januari 2019.
4.14.
De gevorderde hoofdsom, schadevergoeding uit hoofde van een onrechtmatige daad, heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
4.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de door Rodopi overgelegde brieven niet dat het gaat om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een - niet aanvaard - schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom als onvoldoende adequaat onderbouwd worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
[X] c.s. zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Rodopi worden vastgesteld op:
- explootkosten € 106,83
- griffierecht € 972,00
- salaris gemachtigde
€ 900,00(2,5 punten x tarief € 360,00)
totaal € 1.978,83.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Rodopi van een bedrag groot € 12.243,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.578,50 vanaf 21 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Rodopi vastgesteld op € 1.978,83 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.A. Werkema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. A. Hut, griffier.
c 429/ah