In deze zaak vorderde eiser, bijgestaan door mr. C.H.J. van der Maas, schadevergoeding van Draad Advocaten c.s. wegens beroepsfouten van mr. [Gedaagde, sub 2]. Eiser stelde dat mr. [Gedaagde, sub 2] hem niet had geadviseerd om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis van 27 juni 2012, waarin een bedrag van € 116.720,00 aan hem was toegewezen. Eiser was van mening dat het ontbreken van een uiterste datum voor de betaling in het vonnis een beroepsfout was, wat hem in financiële problemen had gebracht. Daarnaast stelde eiser dat mr. [Gedaagde, sub 2] niet adequaat had gereageerd op het voornemen van de Raad voor Rechtsbijstand om de toevoegingen in te trekken, wat ook schade had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding wegens het niet instellen van hoger beroep was verjaard, omdat eiser niet tijdig had geklaagd. De rechtbank oordeelde verder dat er geen sprake was van een beroepsfout, omdat mr. [Gedaagde, sub 2] niet had gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De vorderingen van eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.