Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde] ,
De procedure
De aan de deskundige gestelde vragen en de antwoorden daarop
Ik ben van mening dat de [naam 1] ondernemingen wellicht, zij het voor een deel,
Voor zover ik kan nagaan zijn (alle) activa en passiva van de geliquideerde [naam 1]
Het is niet zeker dat de vordering van [naam 1] Drenthe B.V. is ontstaan door het
Onderzoeksvraag 4 sluit nauw aan op onderzoeksvraag 2 van de Rechtbank. Om deze
Met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid
[gedaagde] is mede aansprakelijk op basis van artikel 6:762 BW. Het moment dat de [naam 1] ondernemingen begonnen zijn met het benadelen van haar werknemers is
weliswaar nadat was meegedeeld dat volgens SNCU tekortkomingen waren geconstateerd en was aangekondigd dat VRO onderzoek zou verrichten, maar voordat VRO daadwerkelijk met haar onderzoek was aangevangen. Van de resultaten daarvan kunnen de bestuurders dus niet, ook niet voorlopig, op de hoogte zijn geweest toen het dividend over 2009 werd vastgesteld en uitgekeerd. (..). De bestuurders hadden wellicht op enig moment vanaf juni 2008 kunnen vermoeden dat aan Euro Aktief Uitzendburo B.V. een nabetalingsverplichting zou worden opgelegd, doch de hoogte daarvan was tot 13 december 2010 onbekend, terwijl dividendbetalingen in de loop der jaren – volgens [figures] Figures B.V. onmiddellijk na het vaststellen van de jaarrekening over het voorgaande jaar - gebruikelijk waren.".
Met betrekking tot frustratie van betaling en verhaal
met betrekking tot de interim-dividenden
met betrekking tot de betaling van € 465.741,--
Uit de balans per 31 december 2013 van [naam 1] Drente B.V. (voorheen De Brug
de activa/passiva-transactie van 17 december 2013
Op 17 december 2013 vindt er overdracht plaats van activa en passiva van diverse
Volgens de advocaat van [gedaagde] waren de vennootschappen [naam 2] Advice
de [naam 1] ondernemingen wellicht, zij het voor een deel, hadden kunnen voldoen aan de SNCU vorderingen als je uitgaat dat de schuld ontstond op het moment dat de onderzoeken plaatsgevonden. (…) Het is echter niet (meer) vast te stellen voor welk bedrag de vennootschappen hieraan hadden kunnen voldoen.". Door de selectieve (wan-)betalingen, waarvan de rechtmatigheid niet is gebleken, en vervolgens de snelle (turbo-)liquidatie van de B.V.'s, zonder beschrijving en waarderingsgrondslagen van de activa en passiva en zonder kenbare inbreng en activering op de balans daarvan in [naam 3] Bouwdiensten B.V., zodat deze ook niet kunnen worden achterhaald en verantwoord, heeft [gedaagde] als middellijk bestuurder betaling en verhaal van de vorderingen van de SNCU gefrustreerd. Daarvan kan [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. Dat niet (meer) is vast te stellen voor welk bedrag de vennootschappen hieraan hadden kunnen voldoen, is een gevolg van het onvoldoende voeren van een administratie, dan wel van het aanbieden van ontoereikende stukken voor de deskundige, wat voor rekening en risico van [gedaagde] komt.
Met betrekking tot de vorderingen van de SNCU
Het omstreden beding - dat volgens het hof neerkomt op een forfaitaire maandelijkse vergoeding voor overwerk - moet als ongeldig worden aangemerkt in zoverre hetniet voorziet in een bijkomende vergoeding(onderstreping ktr.)
over maanden waarin de werknemers een zodanige hoeveelheid overuren hebben gewerkt dat zij beter uit zouden zijn geweest met het salaris en de vergoeding van dat overwerk die hun ingevolge de cao minimaal zou toekomen.". Dat de arbeidsovereenkomst tussen de [naam 1] -ondernemingen en de werknemers
een beding bevatdat voorziet in een bijkomende vergoeding als door de Hoge Raad bedoeld, is gesteld noch gebleken. De kantonrechter verwerpt dus dit verweer van [gedaagde] . De kantonrechter deelt dan ook het standpunt van de SNCU dat het de [naam 1] -ondernemingen niet vrij stond een en ander uit te ruilen.