4.3.1. Het hof stelt voorop dat voor het leveren van tegenbewijs voldoende is dat het voorshands geleverde bewijs wordt ontkracht. Het hof is met SNCU van oordeel dat het voorshands geleverde bewijs met de genoemde getuigenverklaringen niet is ontkracht op grond van het volgende.
De verklaring van [geintimeerde sub2.] dat acht van 21 ‘zzp-ers’ op hetzelfde adres gevestigd waren omdat zij allemaal familie van elkaar zijn, acht het hof onvoldoende. Weliswaar hebben vier ‘zzp-ers’ die gevestigd waren op het adres [woonadres] te [woonplaats] dezelfde achternaam, te weten [achternaam], doch dit enkele feit zegt – mede gezien het feit dat sprake is van drie verschillende geboorteplaatsen in Bulgarije - onvoldoende over hun familieband, terwijl de overige, op genoemd adres gevestigde ‘zzp-ers’ ieder een andere achternaam hebben. Bewijs van een familieband tussen de op de [woonadres]wonende of gewoond hebbende ‘zzp-ers’ is niet voorhanden.
De verklaring die [geintimeerde sub2.] heeft gegeven voor het ontbreken van een aantal VAR-verklaringen van de ‘zzp-ers’, namelijk dat dit te maken heeft met het feit dat het kantoor van de voormalige boekhouder werd gesloten, is oncontroleerbaar. Niet duidelijk is geworden wie die boekhouder was, waarom zijn kantoor gesloten is en dat en waarom de administratie die [geintimeerde sub2.] daar heeft opgehaald incompleet zou zijn geweest. De verklaring van getuige [getuige], dat enkele VAR-verklaringen zijn achtergebleven bij de vorige boekhouders, zegt in dit verband niets. Onduidelijk is immers gebleven waar [getuige], die pas sinds een jaar ten tijde van zijn getuigenverklaring bij de boekhouding van [Vastgoed] Vastgoed betrokken was, deze wetenschap vandaan heeft. Tenslotte heeft SCNU er terecht opgewezen dat de VAR-verklaringen (of afschriften daarvan) ook op te vragen zouden zijn geweest bij de respectieve ‘zzp-ers’.
De verklaring die [geintimeerde sub2.] heeft gegeven over de gelijke opmaak van de facturen van de ‘zzp-ers’, is eveneens niet controleerbaar. Zo is niet duidelijk geworden welk administratiekantoor de facturen heeft gemaakt en tegen welk lage tarief dat dan zou zijn gedaan. De verklaring van de getuige [getuige] zegt ook op dit punt niets. Niet duidelijk is ook hier hoe hij weet dat ‘een boekhouder’ ‘tegen een laag tarief’ facturen maakte.
De verklaring van [geintimeerde sub2.] voor het niet gespecificeerd zijn van de facturen acht het hof niet geloofwaardig. Zij zouden volgens [geintimeerde sub2.] in een uur zeer verschillende werkzaamheden verrichten, terwijl eerder in de procedure door [Vastgoed] Vastgoed is gesteld dat haar bedrijfsactiviteiten sloopklussen in de tuinbouw zijn en dat dit neer komt op de sloop van kassen (punt 7 verzetdagvaarding, zie ook het vonnis van 3 mei 2012 als in 4.1.7. geciteerd). Verder valt niet in te zien waarom veel verschillende werkzaamheden niet te specificeren zouden zijn.
De reden van de bedrijfsomschrijving van [Vastgoed] Vastgoed B.V. in het handelsregister (zie hiervoor onder r.o. 4.1.7.) - op advies van zijn niet nader genoemde boekhouder - heeft [geintimeerde sub2.] niet nader verklaard. ‘Een breder terrein van werk kunnen doen’ acht het hof zonder nadere toelichting nietszeggend.
[geintimeerde sub2.] heeft omtrent de totstandkoming van de volgens hem mondeling gesloten (onder)aannemingsovereenkomsten met de ‘zzp-ers’ en de uitvoering daarvan niets verklaard.
De verklaring van [getuige] dat hij een keer met [geintimeerde sub2.] mee is geweest en dat hem toen is gebleken dat geen sprake was van dienstverbanden en dat de ‘zzp-ers’ voor zichzelf werken is zonder nadere uitleg niets zeggend en geeft bovendien geen uitsluitsel over de relevante periode in deze procedure, nu [getuige] slechts sinds 2011 voor [Vastgoed] Vastgoed werkzaam is.