Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
appellante in het incidenteel appel,
1.Het geding
Vervolgens hebben partijen de zaak op 16 januari 2015 doen bepleiten door de voornoemde advocaten. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
2.Beoordeling van het hoger beroepDe feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
- De SNCU is in februari 2004 opgericht door werknemersorganisaties (FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en de Unie) en de werkgeversorganisatie in de uitzendbranche Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU).
- De taken en bevoegdheden van SNCU zijn vastgelegd in de CAO, welke CAO bij besluit van de Minister van Sociale Zaken van 13 september 2005 algemeen verbindend is verklaard. De algemeenverbindendverklaring gold tot en met 1 april 2007.
- In artikel 45 van de CAO is de toezichthoudende taak van de SNCU omschreven.
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende 14 dagen volhardt bij het niet naleven van de CAO op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij - onverminderd het gestelde onder a. - verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO.
3. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die de SNCU maakt en de ter deze zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de SNCU tot dekking van de kosten die de SNCU moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de CAO wordt nageleefd.
De SNCU hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.”
- Op grond van artikel 7 lid 4 van de statuten van de SNCU kan het bestuur zijn bevoegdheid opdragen aan een Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU). Door twee reglementen (vastgesteld krachtens artikel 13 van de statuten) heeft de instelling van en de opdracht aan de CNCU gestalte gekregen: Reglement I en Reglement II. De statuten van de SNCU en de twee reglementen maken deel uit van de algemeen verbindendverklaring.
- Artikel 4 van de statuten van SNCU luidt – voor zover van belang:
- Artikel 6 van Reglement II (versie 2005-2007) luidt:
- Artikel 7 van dat Reglement luidt:
- Axidus stelt personeel te werk bij derden. Zij gaat daartoe arbeidsovereenkomsten aan waarin een uitzendbeding, als bedoeld in artikel 7:691 lid 1 BW, is opgenomen.
- Axidus is niet op grond van een lidmaatschap van een werkgeversvereniging gebonden aan de CAO voor Uitzendkrachten 2005/2007 (verder: de CAO). In de arbeidsovereenkomsten die zij destijds is aangegaan met personeel is die CAO niet van toepassing verklaard
- In opdracht van de SNCU heeft de stichting VRO (“VRO”) onderzoek gedaan naar de naleving van de CAO door Axidus in de periode 15 september 2005 t/m 31 maart 2007 (verder te noemen: “de onderzoeksperiode”). Op 12 juli 2007 heeft VRO de voorlopige uitkomsten van het onderzoek aan Axidus medegedeeld. Axidus is in gelegenheid gesteld op de voorlopige uitkomsten van het onderzoek te reageren voor 27 juli 2007. Nadat VRO geen (inhoudelijke) reactie op de voorlopige uitkomsten van Axidus ontving heeft VRO bij brief van 27 juli 2007 de definitieve rapportage aan Axidus gezonden. De totale indicatieve schadelast over de periode 15 september 2005 t/m 31 maart 2007 werd door VRO berekend op € 116.379,-- (verder: de “materiële benadeling”).
- Bij brief van 7 maart 2008 heeft SNCU Axidus, onder verwijzing naar de brief van 27 juli 2007 van VRO, gemeld dat het onderzoek door VRO had uitgewezen dat Axidus de CAO op een aantal – met name in de brief genoemde – onderdelen niet volledig had nageleefd en een materiële benadeling van de medewerkers van Axidus was vastgesteld van € 116.379,--. Axidus is in die brief in gebreke gesteld en gesommeerd om uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te verklaren – kort gezegd – (1) dat Axidus de CAO voortaan volledig zou naleven (2) dat Axidus de CAO met terugwerkende kracht vanaf 31 maart 2006 alsnog volledig zou naleven door nabetaling van het op grond van de CAO verschuldigde achterstallige salaris en andere emolumenten aan de werknemers, en (3) dat Axidus volledige medewerking zou verlenen aan een hercontrole ter vaststelling dat Axidus aan de haar onder (1) en (2) genoemde verplichtingen voldoet respectievelijk heeft voldaan.
- Bij brief van 14 maart 2008 heeft de advocaat van Axidus onder meer meegedeeld dat Axidus zich niet kan verenigen met de door SNCU vastgestelde hoogte van de materiële benadeling van € 116.379,--. De advocaat heeft verzocht hem het rapport toe te zenden waaruit blijkt hoe SNCU aan dat bedrag is gekomen. Voorts heeft de advocaat meegedeeld dat hij namens Axidus verklaarde dat zijn cliënte de CAO nakomt, dat zij de CAO vanaf 31 maart 2006 met terugwerkende kracht zal naleven door het voldoen van eventueel nog daadwerkelijk verschuldigd achterstallig salaris en andere emolumenten, terwijl Axidus voorts haar volledige medewerking zou verlenen aan een hercontrole. Gezien die verklaring nam de advocaat aan, zo schreef hij, dat de forfaitaire schadevergoeding van € 39.505,-- niet verschuldigd was.
- Het bestuur van de SNCU heeft twee beleidsdocumenten vastgesteld over schadevergoeding bij niet naleving van de CAO. In 2006 is het “Beleid inzake methodiek forfaitaire schadevergoeding SNCU 06-2006” opgesteld. Daarin is bepaald welke factoren de omvang van de op te leggen “forfaitaire schadevergoeding” beïnvloeden, en is de hoogte daarvan gemaximeerd op € 100.000,--.
- Bij brief van 10 november 2009 heeft de advocaat van SNCU zich tot Axidus gewend. In de brief is onder meer het verloop van het onderzoek vanaf 13 april 2006 tot en met de brief van de advocaat van Axidus van 14 maart 2008 weergegeven. In de brief werd melding gemaakt van het telefonisch contact dat op 17 juni 2008 had plaatsgevonden tussen SNCU en Axidus, waarbij werd afgesproken dat Axidus binnen 2 weken over zou gaan tot het overleggen van de berekeningen met betrekking tot de materiële benadelingen. De advocaat van SNCU heeft Axidus gesommeerd de gevraagde bescheiden binnen 14 dagen na dagtekening van de brief aan hem te zenden en tot voldoening van de reeds verbeurde schadevergoeding ad € 39.505,--, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.190,--. Axidus heeft aan voormelde sommatie geen gehoor gegeven.
Vorderingen in het principaal en incidenteel appel
Beoordeling van het principaal appel
grieven I en IIIbestrijdt Axidus de beslissing van de kantonrechter de SNCU, ondanks het daartegen door Axidus gemaakte bezwaar, toe te staan haar vordering bij akte van 31 maart 2011 te wijzigen, dit nadat Axidus haar conclusie van repliek (met daarin ook al een eiswijziging) had genomen en er een comparitie van partijen had plaatsgevonden,
grief IIvan Axidus aldus dat in het feitenoverzicht in het vonnis van 12 januari 2012 in haar visie verzuimd is melding te maken van het – eerst op of omstreeks 19 juni 2008 vastgestelde – bestuursbeleid omtrent de ‘aanvullende schadevergoeding’.
Het hof heeft dit bestuursbesluit hierboven vermeld, en deels geciteerd, in het bovenstaande overzicht van de voor deze zaak relevante feiten en zal één en ander in zijn oordeelsvorming betrekken. Aldus heeft Axidus geen belang meer bij deze grief.
grief Vbrengt Axidus vooral naar voren dat de SNCU zich op grond van de algemeen verbindend verklaarde CAO als een “particuliere politie” gedraagt. In de toelichting op haar grief stelt Axidus echter uiteenlopende onderwerpen aan de orde. Het hof destilleert uit dat betoog de volgende – hierna te bespreken – bezwaren tegen het vonnis van de kantonrechter.
Het hof volgt Axidus hierin niet. De SNCU heeft bij memorie van antwoord in het principaal hoger beroep in reactie op dit betoog van Axidus uiteengezet dat in de CAO 2004-2009, die van kracht is geworden op 29 maart 2004, is bepaald (en wel in artikel 41 sub b) dat de “overige artikelen” van de CAO een geldigheidsduur hebben van één jaar. Tot die categorie “overige artikelen” behoren ook de regeling van de taak en bevoegdheden van de SNCU. Deze “overige artikelen” maken deel uit van de algemeen verbindendverklaring tot 3 april 2005.
In de uitgave van de CAO van juli 2005 is het looptijdartikel – inmiddels artikel 42 – aangepast en is de looptijd van de “overige artikelen” verlengd (van 4 april 2005) tot 2 april 2007. De CAO is vervolgens algemeen verbindend verklaard over de periode 17 september 2005 tot en met 1 april 2007 (zie bijvoegsel bij de Staatscourant van 3 juli 2006, nr. 126), de periode waarin het (vrijwel gehele) onderzoek in opdracht van de SNCU door VRO bij Axidus heeft plaatsgevonden. De “overige artikelen” bedoeld in artikel 42 aanhef en sub c van de CAO, en daarmee ook al hetgeen in de CAO geregeld was over de taak en de bevoegdheden van de SNCU, maakten aldus van die algemeen verbindendverklaring deel uit.
grief VIkomt Axidus op tegen het oordeel van de kantonrechter (in r.o. 4.5 van het vonnis) dat de SNCU haar bevoegdheid de naleving van de CAO in een bepaald tijdvak te controleren behoudt nadat de periode van algemeen verbindendverklaring van de CAO inmiddels verstreken is. Daarmee heeft de kantonrechter, zo betoogt Axidus, een ongeoorloofde nawerking van de algemeen verbindendverklaring aanvaard.
grief VIIkomt Axidus op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de SNCU belang, als bedoeld in artikel 3:303 BW, heeft bij haar vordering. Zij voert daartoe aan dat de vordering tot nakoming van verplichtingen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst uitsluitend de partijen bij die arbeidsovereenkomst aangaat, ook als de (inhoud van een) arbeidsovereenkomst invloed ondervindt van een algemeen verbindend verklaarde cao.
grief IXbevat verschillende punten van kritiek op de beoordeling van de kantonrechter. Het hof bespreekt deze achtereenvolgens.
De ‘aanvullende schadevergoeding’ (in dit geval € 116.379,-- en evenzeer te zien als een boete) vordert de SNCU als de werkgever aan een sommatie tot naleving van de CAO binnen twaalf weken geen gehoor heeft gegeven. Nu de SNCU in dit geval volstaat met het vorderen van schadevergoeding, en dus niet tevens (alsnog) naleving van de CAO in de onderzoeksperiode eist, doet zich hier niet het geval voor als bedoeld in artikel 6:92 lid 1 BW.
Bij de beoordeling van het incidenteel appel, hierna, komt het hof op het beroep op matiging terug, gelet op het daarin door de SNCU geuite bezwaar tegen de matiging.
grief XIklachten tegen diverse onderdelen van r.o. 5 in het vonnis van de kantonrechter van 12 januari 2012. Voor zover die grief zich richt tegen de hoogte van de schadevergoeding en de daarover verschuldigde wettelijke rente, is deze hiervoor reeds behandeld en verworpen.
Het door Axidus geuite bezwaar tegen de toewijzing van buitengerechtelijke kosten strandt evenzeer: al in het geding in eerste instantie heeft de SNCU haar vordering op dat punt nader – en naar het oordeel van het hof voldoende – onderbouwd, zoals uit het vonnis van de kantonrechter blijkt, namelijk ter comparitie. Bij memorie van antwoord heeft zij die activiteiten nogmaals beschreven. De omstandigheid dat artikel 46 lid 3 CAO bepaalt voor welk doel ontvangen schadevergoedingen door de SNCU zullen worden aangewend, staat er niet aan in de weg dat zij ook aanspraak kan maken op de voldoening van buitengerechtelijke kosten die zijn gemaakt teneinde de aansprakelijkheid en de omvang van de schade waarvan zij vergoeding vordert vast te stellen en ter verkrijging van betaling buiten rechte. Van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de veroordeling van Axidus niet uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard – althans uitsluitend na het stellen van zekerheid – is ook in hoger beroep niet gebleken, zodat ook deze klacht over het oordeel van de kantonrechter geen hout snijdt.
grief XIIkomt Axidus op tegen het uitblijven van enige bewijsopdracht. Die grief mist reeds doel omdat Axidus niet aanduidt op welk onderdeel van het geschil de kantonrechter – tegen de achtergrond van alle in dit geding vaststaande feiten – enige bewijsopdracht niet heeft gegeven waar deze wel op zijn plaats zou zijn geweest.
grief XIIIhebben, met inachtneming van al hetgeen hiervoor is behandeld naar aanleiding van de overigens door Axidus geformuleerde grieven, geen zelfstandige betekenis en worden aldus ook verworpen.
Beoordeling in het incidenteel appel
grief 1wijst de SNCU er op dat de schadevergoeding ad € 39.505,-- die zij vordert, ook haar grondslag vindt in artikel 46 lid 2 CAO, en niet in lid 1 van genoemd artikel, zoals de kantonrechter ten aanzien van die vergoeding in r.o. 4.25 van het vonnis ten onrechte overweegt.
Axidus heeft de juistheid van deze klacht bij memorie van antwoord in hoger beroep erkend. Bij de beoordeling van het principaal hoger beroep is het hof al uitgegaan van artikel 46 lid 2 CAO als grondslag van beide vorderingen.
grief 2beklaagt SNCU zich over de matiging van de beide gevorderde schadevergoedingen tot één bedrag van € 100.000,--. SNCU stelt dat de kantonrechter blijk heeft gegeven van een “evident onjuiste” interpretatie van de notulen van de SNCU omtrent het beleid. Kort gezegd brengt de SNCU naar voren dat er geen maximumbedrag geldt voor de aanvullende schadevergoeding die de SNCU vordert wegens de materiële benadeling van werknemers.
Los daarvan vordert het bestuur van de SNCU op basis van datzelfde artikel 46 lid 2 de “aanvullende schadevergoeding” (die in de vastlegging van het beleid weer enigszins verwarrend (aanvullende) ”forfaitaire schadevergoeding” wordt genoemd). Die schadevergoeding wordt gevorderd als het uitzendbureau vervolgens langere tijd – twaalf weken – toch nalatig blijft de “materiële benadeling” ongedaan te maken. Deze “aanvullende schadevergoeding” doet niet af aan de eerder opgelegde “forfaitaire schadevergoeding” (berekend volgens de methodiek), aldus het in 2008 ontwikkelde beleid.
Dat verweer baat Axidus niet nu de SNCU deze beide schadevergoedingen ontleent aan een haar zelf toekomend recht op naleving van de CAO door Axidus. Dit vorderingsrecht va de SNCU, waarvan de verjaring is gestuit voordat de verjaringstermijn was voltooid, staat los van het vorderingsrecht van de (ex-) werknemers. Het is dus denkbaar dat de SNCU naleving van de CAO vordert jegens (ex-)werknemers, terwijl die (ex-)werknemers zelf nog slechts een vordering hebben uit hoofde van een natuurlijke verbintenis.
Slotsom in het principaal en in het incidenteel appel
In de memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep is het petitum ten aanzien van de gevorderde veroordeling tot betaling van de wettelijke rente niet geheel begrijpelijk. Het hof zal de – op dit punt wel duidelijke – vordering van de SNCU uit de eerste instantie volgen, waarin de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011 werd gevorderd. Ook voor Axidus moet duidelijk zijn geweest dat dit is wat de SNCU, ten aanzien van de wettelijke rente, eiste.
3.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 12 januari 2012 uitsluitend voor wat betreft het dictum onder 1. en veroordeelt in plaats daarvan Axidus aan de SNCU te voldoen € 39.505,- wegens schadevergoeding en € 116.379,-- wegens aanvullende schadevergoeding, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011;
- veroordeelt Axidus in de kosten, aan de zijde van de SNCU tot aan deze uitspraak in het principaal hoger beroep bepaald op € 7.246,-- en in het incidenteel hoger beroep op € 1.316,--;
- verklaart Axidus niet ontvankelijk in haar hoger beroep, gericht tegen de vonnissen van februari 2011, 7 juli 2011, 29 september 2011 en 3 november 2011;