ECLI:NL:RBNNE:2018:5344
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering wegens niet gemelde arbeid en opgelegde boete
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een WAO-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser heeft in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 februari 2017 werkzaamheden verricht bij een autobedrijf, zonder dit te melden aan het Uwv. Het Uwv heeft daarop de uitkering van eiser gewijzigd en een terugvordering van € 9.355,42 ingesteld, alsook een boete van € 40,- opgelegd wegens het niet voldoen aan de informatieplicht. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de terugvordering verlaagd naar € 7.628,76.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het Uwv. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inderdaad werkzaamheden heeft verricht die als arbeid kunnen worden aangemerkt, ondanks zijn betoog dat hij enkel voor sociale contacten en afleiding aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van eiser, gezien de aard en frequentie, een economische waarde vertegenwoordigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schatting van de inkomsten door het Uwv redelijk is en dat eiser niet heeft aangetoond dat deze onjuist is.
De rechtbank heeft de opgelegde boete van € 40,- als evenredig beoordeeld, ondanks het verweer van eiser dat hij niet op de hoogte was van zijn meldingsplicht. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten tot terugvordering van de uitkering en het opleggen van de boete. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.