Op 14 maart 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres ontving sinds 7 april 2008 een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). In juni 2013 heeft verweerder, na een anonieme tip, een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering van eiseres. Verweerder concludeerde dat eiseres de inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij regelmatig bij een vriendin langsging en daar huishoudelijke klusjes deed. Dit leidde tot een herziening van de uitkering en een terugvordering van € 1.769,06.
Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 februari 2014 heeft eiseres verklaard dat haar bezoeken aan de vriendin vooral sociaal van aard waren en dat zij nooit een vergoeding voor haar hulp heeft ontvangen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat eiseres op geld waardeerbare activiteiten had verricht. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat eiseres de inlichtingenverplichting had geschonden, en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.888,- bedroegen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 maart 2014.