Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2016 in de zaak tussen
[naam] , te Hoogezand, eiseres(gemachtigde: mr. B. van Dijk)
(gemachtigde: L. Bergsma).
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B. van Dijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door L. Bergsma. De zaak betreft de terugvordering van een bedrag van € 21.725,64 en de oplegging van een boete van € 7.580,00 aan eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, die zijn genomen naar aanleiding van een huisbezoek en een rapportage over haar inkomsten uit een persoonsgebonden budget (pgb) voor haar dochter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015 inkomsten heeft genoten uit het pgb, die zij niet heeft gemeld aan verweerder, wat heeft geleid tot de terugvordering en de boete. Eiseres heeft aangevoerd dat de terugvordering te hoog is en dat de boete gematigd zou moeten worden vanwege verminderde verwijtbaarheid, aangezien zij de Nederlandse taal niet goed beheerst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder terecht de terugvordering heeft ingesteld en dat de boete passend is, maar heeft de hoogte van de boete herzien naar € 2.710,00, rekening houdend met eiseres' aflossingscapaciteit.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de terugvordering ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de boete gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit voor zover het de boete betreft vernietigd en de boete herzien. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en is het betaalde griffierecht vergoed.