Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 november 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
kanhebben, dat verweer faalt.
dwingendebewijskracht heeft. Die dwingende bewijskracht heeft betrekking op de vraag
ofde veroordeelde een bepaald feit heeft gepleegd, maar niet op de civielrechtelijke toerekenbaarheid en verwijtbaarheid van de strafbaar verklaarde handeling aan de dader (zie hiervoor bijvoorbeeld: Gerechtshof
’s-Hertogenbosch 6 januari 1998, ECLI:NL:GHSHE:1998:AB9301). Wel kan de civiele rechter aan bepaalde kwalificaties uit de bewezenverklaring een vermoeden ontlenen (vgl.: HR 21 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5408). Uit de rechtspraak kan verder worden afgeleid dat het strafvonnis ook betekenis heeft ten laste of ten gunste van anderen dan de veroordeelde. Het strafvonnis heeft in zoverre vrije bewijskracht (zie: HR 20 juni 2003, ECLI:NL:HR: AF7682).
tegenbewijs aangeboden en de rechtbank ziet ook geen termen om hem desalniettemin tot het leveren van tegenbewijs toe te laten. Daarvoor is het navolgende redengevend.
"wanneer de gestelde feiten mede in het licht van het reeds aanwezige bewijsmateriaal voldoende gemotiveerd betwist zijn".
€ 2.500,00
productie 15worden kopieën van de nota's van de psychologische begeleiding van het Intituut voor Psychotrauma overgelegd.
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)