Bankrekeningen ten aanzien van wijlen [eisers moeder]
[eisers moeder] hield bij de UBS Interlaken te Zwitserland een bankrekening met daaraan gekoppeld een effecten- / obligatierekening aan onder klantnummer [nummer].
De enige informatie die hiervan door de UBS nog verstrekt kon worden, is de omzetting van het aandeel in de erfenis van [eiser] naar de bankrekening van [eiser] bij de UBS Interlaken onder nummer [nummer] (zie hierboven). Aangezien de depots 1 op 1 zijn overgedragen, betroffen dit Zwitserse en Luxemburgse UBS Beleggingsfondsen en Nederlandse obligaties. (…)
Voor zover [eiser] bijstaat, is er ook ten aanzien van [eisers moeder] geen sprake geweest van actief vermogensbeheer door de bank. (…)".
1.4 Eiser heeft in zijn aangiften IB/PVV 1997 tot en met 2008 en zijn aangiften vermogensbelasting (VB) 1998 tot en met 2000 geen inkomsten en/of vermogens aangegeven, die verband houden met de bankrekeningen, zoals vermeld onder 1.2. Eiser heeft de in verband met de verkrijging krachtens erfrecht de onder 1.2 vermelde bankrekening, met de daaraan gekoppelde rekeningen, niet aangegeven in zijn aangifte successierecht.
1.5 Eiser heeft bij brief van 2 juli 2009 bij de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Breda gemeld dat hij een bankrekening, met nummer [nummer], heeft in Zwitserland en doet in deze brief een verzoek om toepassing van de zogenoemde inkeerregeling van artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
1.6 Bij brief van 14 augustus 2009 heeft verweerder eiser verzocht om nadere informatie te verstrekken.
1.7 Bij brief van 19 augustus 2009 heeft de gemachtigde van eiser uitstel gevraagd voor het verstrekken van deze nadere informatie. Bij brief van 22 september 2009 heeft de gemachtigde van eiser de gevraagde gegevens verstrekt inzake de volgende Zwitserse bankrekeningen:
- UBS te Basel, nr. [nummer]
- UBS te Interlaken, nr. [nummer]
In de brief van de gemachtigde van eiser is - onder meer - vermeld:
"Op [datum] 2000 is de moeder van [eiser] overleden. Uit de erfenis hebben de erfgenamen aandelen en liquiditeiten ontvangen welke [eiser] op rekening [nummer] heeft gestort. (…) Op 20 mei 2003 zijn de fondsen en liquiditeiten overgeboekt naar rekeningnummer [nummer] te Bazel.".
In een bijlage bij de brief is een overzicht gegeven van de vermogensopbouw in 1997-2008.
1.8 Op 13 oktober 2009 heeft de behandeld ambtenaar [ambtenaar], per e-mail, contact opgenomen met zijn collega in Enschede, [collega], in verband met de afstemming in de zaak van de half broer van eiser, [halfbroer]. Als bijlage heeft [ambtenaar] een aantal excelbestanden met nadeelberekeningen meegestuurd.
1.9 Per e-mail van 29 oktober 2009 heeft [collega] richting [ambtenaar] gereageerd op de onder 1.8 vermelde e-mail, waarin hij informatie en een aantal berekeningen heeft verstrekt.
1.10 Op 23 december 2009 heeft verweerder met de gemachtigde telefonisch contact gehad over dreigende termijnoverschrijding van de op te leggen navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en VB 1998. Verweerder heeft op dezelfde datum per e-mail aan de gemachtigde van eiser een verklaring inzake verlenging navorderingstermijn toegezonden. Bij brief van 23 december 2009, ontvangen door verweerder op 28 december 2009, heeft de gemachtigde namens eiser verklaard, dat tegen de overschrijding van de reguliere aanslagtermijn (die eindigt op 31 december 2009) geen bezwaar en beroep zal worden aangetekend.
1.11 Op 4 maart 2010 heeft [collega] gebeld met [ambtenaar]. In een notitie heeft [collega] het volgende geschreven:
"Tel [ambtenaar] te Assen. Heeft net de stukken binnen van [advocaat] advocaten. Zal e.e.a. nog bekijken hij belt mij hierover terug.".
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat hij niet heeft gezien dat er andere stukken dan de stukken van 22 september 2009 zijn verstrekt.
1.12 Per e-mail van 16 juni 2010 heeft de behandeld ambtenaar aan een collega gevraagd het successienadeel te berekenen.
1.13 Bij brief van 25 juni 2010 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiser een aantal nadeelberekeningen toegestuurd. Als bijlagen bij deze brief heeft verweerder een aantal spreadsheets en een vaststellingsovereenkomst meegestuurd. In de brief is - onder meer - geschreven:
"Op basis van de gegevens van de aangeleverde buitenlandse bankstukken heb ik het belastingnadeel, voortvloeiende uit eerder genoemde buitenlandse vermogensbestanddelen, vastgesteld (…)
Buitenlands vermogen wijlen [eisers moeder]
De moeder van uw cliënt, wijlen [eisers moeder], had tot datum van overlijden (…) een eigen buitenlandse bankrekening, gehouden bij UBS AG te Zwitserland onder klantnummer [nummer]. (…) De helft van deze nalatenschap is overgeboekt/overgeheveld (depot) naar de buitenlandse rekening van uw cliënt, gehouden bij de UBS AG te Zwitserland onder klantennummer [nummer].(…)
Het vermogen van wijlen [eisers moeder] bestond namelijk uit buitenlandse beleggingsfondsen en obligaties (…).".
1.14 Bij brief van 12 augustus 2010 heeft de gemachtigde van eiser aan verweerder zijn reactie gegeven op de onder 1.13 vermelde brief. Daarna hebben verweerder en de gemachtigde van eiser een aantal malen telefonisch contact.
1.15 Op 26 oktober 2010 heeft verweerder de gemachtigde van eiser een e-mail gestuurd waarin een clausule is opgenomen dat eiser zich het recht voorbehoudt bezwaar en/of beroep te kunnen aantekenen tegen de nog op te leggen navorderingsaanslag om (uitsluitend) de bevoegdheid van de inspecteur te kunnen betwisten om op basis van art. 16, vierde lid, AWR na te vorderen.
1.16 Bij brief van 27 oktober 2010 heeft de gemachtigde van eiser de vaststellingsovereenkomst - zie 1.13 -, door eiser ondertekend, retour gezonden. In de vaststellingsovereenkomst is verwezen naar de onder 1.15 vermelde clausule en is verder onder meer bepaald:
"Onderwerp van deze vaststellingsovereenkomst is de (…) na te vorderen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1997 tot en met 2008 en de na te vorderen vermogensbelasting 1998 tot en met 2000 en successierecht (nalatenschap wijlen [eisers moeder]), alsmede de heffingsrente daarover. (…)
Uit praktische overwegingen zijn partijen overeengekomen om het totaal van de hiervoor genoemde bedragen, zijnde € 87.834 (NLG 193.560,66), als enkelvoudige inkomstenbelasting te heffen in één navorderingsaanslag over het jaar 2005.".
Partijen hebben daarna afgesproken dat in plaats van een navorderingsaanslag over het jaar 2005 een navorderingsaanslag 2006 zal worden opgelegd.
1.17 De navorderingsaanslag IB/PVV 2006 is met dagtekening 27 november 2010 opgelegd en vastgesteld op een verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van € 89.483, waarbij na verrekening van loonheffing (€ 1.649) een verschuldigde belasting en premie resteert van € 87.834.