Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2006, opgelegd aan belanghebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De navorderingsaanslag, ter hoogte van € 87.834, is gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 173.350 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 291.980. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de navorderingsaanslag met toepassing van de verlengde navorderingstermijn, zoals bedoeld in artikel 16, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kon worden opgelegd. Belanghebbende betwist dit en stelt dat de regeling van de verlengde navorderingstermijn een beperking van het kapitaalverkeer vormt onder de standstillbepaling van artikel 64, lid 1, van het Verdrag werking Europese Unie (VWEU). De Inspecteur daarentegen stelt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat belanghebbende bankrekeningen in Zwitserland aanhield en dat hij geen inkomsten of vermogens heeft aangegeven die verband houden met deze rekeningen. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en de argumenten van beide partijen gehoord. Het Hof concludeert dat de regeling van de verlengde navorderingstermijn niet in strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer en dat de Inspecteur gerechtigd was om deze termijn toe te passen. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.