Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
tevens handelend onder de naam [bedrijf],
1.De procedure
- het aanvullend vonnis in incident van 17 juli 2024
2.De feiten
€ 1.400.000,-. Daarvan heeft [eiser], na aflossing van de hypotheekhouder en kosten, een bedrag van € 1.212.567,37 ontvangen. Daarnaast heeft zij uit de verkoop van roerende zaken een bedrag van € 79.840,72 ontvangen, zodat [eiser] in totaal € 1.292.408,09 van [betrokkene 1] heeft ontvangen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Als sprake is van onverschuldigde betaling, komt de rechtbank toe aan de vraag of de vordering deels verjaard is en of aanleiding bestaat het door [betrokkene 1] aan [eiser] betaalde bedrag in mindering te brengen op de vordering en / of het terug te betalen bedrag (verder) te matigen, zoals [gedaagde] aanvoert.
[eiser] voert daar onder meer tegen aan, onder benoeming van een aantal hierna onder 4.7 te bespreken omstandigheden, dat [gedaagde] er niet redelijkerwijze van mocht uitgaan dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens [eiser] opdracht te geven aan [gedaagde] om de woning van [betrokkene 1] te verbouwen. Evenmin rechtvaardigen de omstandigheden dat dit voor risico van [eiser] dient te komen, aldus [eiser].
toedoen-vereiste”. De schijn van volmachtverlening kan ook worden toegerekend op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid,
“het risicobeginsel”. [1] Of sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen, hangt af van alle omstandigheden van het concrete geval. Op de wederpartij kan onder omstandigheden een onderzoeksplicht rusten naar de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de tussenpersoon. Relevant kan ook zijn of de wederpartij voor of bij het aangaan van de overeenkomst navraag kon doen bij de achterman of in het handelsregister de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de pseudovertegenwoordiger na kon gaan. Of navraag bij de achterman is geboden, hangt af van de aard en de omvang van de transactie. Ook kan van belang zijn of de achterman eerder onbevoegd handelen van de pseudovertegenwoordiger heeft bekrachtigd of gedoogd. Ten slotte kunnen het gedrag en de positie van de tussenpersoon van belang zijn bij het veroorzaken van gerechtvaardigd vertrouwen, als de achterman op dit gedrag en die positie redelijkerwijs invloed kon uitoefenen en daarvan wist of behoorde te weten. [2]
€ 414.000,00 had [gedaagde] aanleiding moeten geven voor twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene 1]. Die facturen zagen namelijk op materialen en door de schoonzoon verrichte arbeid aan de verbouwing van (het deel van) de woning waar dochter en schoonzoon zelf woonden, en soms zelfs op spullen als een loungeset. Bovendien waren de facturen niet voorzien van een duidelijke omschrijving van de prestatie of welke materialen waren aangeschaft. Daarbij is niet gebleken – ook niet uit de overgelegde WhatsApp correspondentie – dat er een zakelijke afspraak van onderaanneming aan die facturen ten grondslag ligt.
[eiser] voert daartegen aan dat de facturen in dat geval aan [betrokkene 1] zouden moeten zijn gericht en niet aan [eiser]. Ook betwist zij dat deze zaak vergelijkbaar is met zaken waarin de (beperkte) controleplicht van een schuldeiser bij een girale betaling aan de orde is. Het gaat volgens [eiser] om de vraag of [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat [betrokkene 1] de bevoegdheid had om zijn woning op kosten van [eiser] te laten verbouwen. Ook was [eiser] zich er niet van bewust dat zij een schuld van [betrokkene 1] betaalde, zodat [eiser] niet bevrijdend heeft betaald en geen sprake is van nakoming door een derde, aldus [eiser].