ECLI:NL:RBNHO:2025:2569

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11334656 \ WM VERZ 24-1635
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de verhoging van verkeersboetes per 1 maart 2024

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld over de rechtmatigheid van de algemene verhoging van verkeersboetes met 10% per 1 maart 2024. De zaak betreft een beroep tegen een opgelegde verkeersboete van € 120,00 voor een overtreding van een geslotenverklaring. Betrokkene stelde dat de verhoging in strijd was met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en dat de boete verlaagd moest worden naar het bedrag van € 110,00, dat voor de verhoging gold. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de verhoging van de boetes niet in strijd is met de wet, omdat deze is neergelegd in een algemene maatregel van bestuur en binnen de wettelijke kaders blijft. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de verhoging van de boetes niet in strijd is met het beginsel van evenredigheid, omdat de mogelijkheid bestaat om in individuele gevallen de boete te matigen op basis van de omstandigheden van de gedraging of de betrokkene. In dit geval zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot matiging van de boete. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 11334656 \ WM VERZ 24-1635
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 maart 2025
Uitspraak op een beroep als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl
De zaak in het kort
De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat de algemene verhoging van verkeersboetes met 10% per 1 maart 2024 niet in strijd is met de wet en ook niet onrechtmatig. Verder wijst de kantonrechter erop dat het altijd mogelijk is om in een individueel geval te beoordelen of de verkeersboete in strijd is met het beginsel van evenredigheid. Dat wil zeggen dat de verkeersboete kan worden gematigd vanwege de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of vanwege de omstandigheden waarin betrokkene verkeert. In dit geval zijn geen (bijzondere) omstandigheden aangevoerd of gebleken die reden kunnen zijn voor matiging.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.2.
Op de zitting heeft de gemachtigde verwezen naar de brief van 6 november 2024 waarbij de gronden van het beroep zijn aangevoerd. De gemachtigde heeft herhaald dat de boete moet worden verlaagd. Verder heeft betrokkene op de zitting ter ondersteuning van zijn standpunt gewezen op een artikel in het tijdschrift Verkeersrecht. [1] De officier van justitie heeft op de zitting gesteld dat de boete niet verlaagd hoeft worden en heeft gewezen op een uitspraak daarover van de rechtbank Gelderland. [2]
1.3.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.
2. Overwegingen
de boete
2.1.
Betrokkene heeft een boete gehad van € 120,00 voor een verkeersovertreding, omdat op 11 maart 2024 in strijd is gehandeld met een geslotenverklaring.
de boete is terecht opgelegd
2.2.
Betrokkene betwist niet dat in strijd is gehandeld met een geslotenverklaring.
2.3.
Gelet daarop is de boete naar het oordeel van de kantonrechter terecht opgelegd.
de algemene verhoging van de boetes per 1 maart 2024 met 10% is niet in strijd met de wet
2.4.
Betrokkene stelt zich op het standpunt dat de algemene verhoging van de boetebedragen per 1 maart 2024 met 10% in strijd is met de wet, de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Volgens betrokkene moet de boete in deze zaak daarom worden verlaagd naar het bedrag zoals dat vóór 1 maart 2024 gold, te weten een bedrag van € 110,00. Betrokkene heeft in eerdergenoemde brief van 6 november 2024 ter ondersteuning van zijn standpunt verwezen naar een rapport van het College van procureurs-generaal, naar een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en naar een motie van de Tweede Kamer.
2.5.
De kantonrechter ziet geen grond om te oordelen dat de algemene verhoging van de boetes per 1 maart 2024 in strijd is met de wet, om de volgende reden.
2.6.
In artikel 2 lid 5 Wahv staat dat de boetebedragen voor verkeersovertredingen kunnen worden gewijzigd met een algemene maatregel van bestuur. Uit artikel 2 lid 3 Wahv blijkt dat daarbij een maximum geldt, te weten het bedrag van de geldboete van de eerste categorie. Dat maximum is per 1 januari 2024 een bedrag van € 515,00.
2.7.
De verhoging van de boete waar het in deze zaak om gaat, is neergelegd in een algemene maatregel van bestuur, te weten het Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 20 december 2023. [3] Daarbij is de boete voor een overtreding van een geslotenverklaring per 1 maart 2024 verhoogd van een bedrag van € 110,00 naar € 120,00. Uit de toelichting bij dit Besluit blijkt dat de boetes in zijn algemeenheid zijn verhoogd met 10% (afgerond op hele bedragen). Daarvan is 5,7% een indexering en 4,3% een aanvullende verhoging die door de Minister noodzakelijk werd geacht
“om te voldoen aan de rijksbrede dekkingsopgave”.
2.8.
De kantonrechter kan het Besluit van de Minister van 20 december 2023 tot verhoging van de boetes toetsen op rechtmatigheid, omdat het gaat om een algemeen verbindend voorschrift en niet om een wet in formele zin, zoals de Wahv zelf. Bij die toetsing gaat het in de eerste plaats om de vraag of het Besluit in strijd is met hogere regelgeving, met name de Wahv. [4]
2.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verhoging van de boete van een bedrag van
€ 110,00 naar € 120,00 in het Besluit van de Minister niet in strijd met de Wahv. Die verhoging blijft immers binnen het maximale bedrag van € 515,00 van artikel 2 lid 3 Wahv.
2.10.
De omstandigheid dat een rapport van het College van procureurs-generaal en een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State kritisch zijn over de verhoging van de boetes, brengt niet mee dat die verhoging in strijd is met de wet. Hetzelfde geldt voor de motie van de Tweede Kamer waarin de Minister is gevraagd (deels) af te zien van de verhoging. Het gaat hier om bestuurlijke en politieke signalen, niet om signalen die de rechtsgeldigheid van het Besluit van de Minister aantasten.
de verhoging van de boetes is niet in strijd met het doel van de Wahv
2.11.
Betrokkene stelt verder dat de algemene verhoging van de boetes per 1 maart 2024 in strijd is met de Wahv, omdat de Minister de boetes met 4,3% heeft verhoogd uit financiële overwegingen en als dekking van de rijksbegroting. Volgens betrokkene mag alleen de ernst van verkeersovertredingen een rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de boetes, en mogen financiële redenen daarbij niet worden betrokken.
2.12.
De kantonrechter volgt deze stelling van betrokkene niet en ziet geen reden om te oordelen dat de verhoging van de boetes in strijd is met het doel van de Wahv, vanwege het volgende.
2.13.
In de Wahv staat slechts één duidelijke grens voor de hoogte van de boetes, namelijk eerdergenoemd maximale bedrag van € 515,00.
2.14.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de Wahv voorziet in oplegging van boetes voor verkeersovertredingen van eenvoudige aard en betrekkelijk geringe ernst, en dat dit tot uitdrukking moet komen in de hoogte van de boetes en de vaststelling van eerdergenoemd maximale bedrag. Daaruit volgt niet dat de wetgever andere beleidsmatige, financiële en politieke keuzes bij voorbaat heeft willen uitsluiten bij de bepaling van de hoogte van de boetes. Het doel van de Wahv is ook niet alleen gelegen in de bestraffing van verkeersovertredingen en het bevorderen van de verkeersveiligheid, maar ook in het terugdringen van de werklast van politie en justitie, in het bevorderen van een effectieve handhaving, en in het bieden van rechtsbescherming aan betrokkenen. [5]
2.15.
Ook door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is geoordeeld dat bij de vaststelling door de regelgever van de hoogte van het boetebedrag de ernst van het feit een factor is die van belang is, maar dat niet kan worden geoordeeld dat andere factoren daarbij geen rol kunnen spelen. [6]
de verhoging van de boetes is niet in strijd met algemene rechtsbeginselen
2.16.
De kantonrechter kan ook toetsen of het Besluit van de Minister van 20 december 2023 tot verhoging van de boetes in strijd is met algemene rechtsbeginselen. [7]
2.17.
Naar de kantonrechter begrijpt, stelt betrokkene dat het Besluit van de Minister tot verhoging van de boetes onvoldoende is gemotiveerd.
2.18.
Echter, een mogelijk gebrekkige motivering brengt niet mee dat die verhoging onrechtmatig of ongeldig is. De enkele strijd met formele beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het beginsel van zorgvuldige besluitvorming en het motiveringsbeginsel, kan namelijk niet leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. [8]
2.19.
Verder vindt betrokkene dat de verhoging van de boetes in strijd is met het beginsel van evenredigheid, omdat een redelijke verhouding tussen de ernst van de gedraging en de hoogte van de boetes ontbreekt.
2.20.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het de rechter niet vrijstaat om zich in zijn algemeenheid een oordeel te vormen over de vastgestelde boetebedragen en de ernst van de gedragingen. [9] De kantonrechter moet in dit verband ook de beslissingsruimte van de Minister respecteren. [10] Er is dus geen grond om in zijn algemeenheid te oordelen dat de hoogte of verhoging van de boetes in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
2.21.
Overigens ziet de kantonrechter ook niet in waarom een boete van € 110,00 voor een overtreding van een geslotenverklaring in zijn algemeenheid wel evenredig is aan de ernst van de gedraging, maar een boete van € 120,00 voor diezelfde overtreding niet (meer), zoals betrokkene kennelijk stelt.
de boete kan in het individuele geval worden getoetst aan het beginsel van evenredigheid
2.22.
Betrokkene bepleit ook dat de kantonrechter de opgelegde boete in dit geval moet (kunnen) toetsen aan het beginsel van evenredigheid, mede onder verwijzing naar de door hem genoemde literatuur.
2.23.
De kantonrechter overweegt dat de door betrokkene bepleite toetsing al mogelijk is en ook plaatsvindt. Uit artikel 9 lid 2, onder b, Wahv en rechtspraak volgt immers dat de boete kan worden gematigd vanwege de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of vanwege de omstandigheden waarin betrokkene verkeert. [11] Die mogelijkheid om de boete te matigen is vergelijkbaar met een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Het gaat hier niet om een terughoudende, maar om een ‘volle’ toetsing, waarbij geldt dat ook de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, kunnen leiden tot matiging van de boete. Een dergelijke toetsing aan het evenredigheidsbeginsel volgt overigens ook uit artikel 5:46 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht, maar dat artikel is niet van toepassing in deze zaak. [12]
er zijn in deze zaak geen omstandigheden die reden kunnen zijn voor matiging van de boete
2.24.
De kantonrechter heeft hiervoor overwogen dat de boete kan worden gematigd vanwege de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of vanwege de omstandigheden waarin betrokkene verkeert.
2.25.
Daarbij geldt wel dat betrokkene feiten en omstandigheden naar voren moet brengen en zo nodig aannemelijk moet maken die reden kunnen zijn om de boete te matigen, dan wel dat dergelijke omstandigheden voldoende zijn gebleken. Dat is niet het geval. Betrokkene heeft daarover niets aangevoerd, anders dan eerdergenoemde algemene bezwaren tegen de verhoging van de boetes. Er is dus geen reden voor matiging van de boete.
conclusie
2.26.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
geen proceskosten
2.27.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

3.De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 Wahv hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.B. van der Vorm e.a., Onevenredige boetes voor verkeersovertredingen op grond van de Wet Mulder, VR 2025/1.
2.Rechtbank Gelderland, 9 januari 2025, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:RBGEL:2025:85.
3.Staatsblad 2023/518.
4.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 november 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2023:9284 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 april 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:RVS:2024:1666.
5.Zie
6.Zie noot 4.
7.Zie noot 4.
8.Zie noot 4.
9.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 november 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2018:10230 en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2021, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2021:636.
10.Zie noot 4.
11.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2017:1494, en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 september 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2023:9284.
12.Zie artikel 2a Wahv.