ECLI:NL:GHARL:2017:1494

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.184.606
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 13 november 2015 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De kantonrechter had de sanctie gematigd tot € 112,50, maar de officier van justitie ging hiertegen in beroep. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 218,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 24 km/u op 13 oktober 2014. De betrokkene voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de wijziging van de snelheidslimiet en dat de handhaving niet adequaat was gecommuniceerd. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte de sanctie had gematigd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een matiging rechtvaardigden. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond. De beslissing van het hof houdt in dat de oorspronkelijke sanctie van € 218,- in stand blijft, en dat de kantonrechter niet bevoegd was om de administratiekosten te matigen. De betrokkene krijgt wel een deel van de zekerheidstelling terug, omdat de kantonrechter in andere zaken een matiging had toegepast die in stand blijft.

Uitspraak

WAHV 200.184.606
21 februari 2017
CJIB 185203096
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 13 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 112,50 (inclusief administratiekosten).

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 218,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom met 24 km/u (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 oktober 2014 om 15:12 uur op de Provinciale weg N57 te Goedereede met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. Op 13 november 2015 heeft de kantonrechter, behalve op het beroep in de onderhavige zaak, eveneens op zes andere door de betrokkene ingestelde beroepen beslist. Alle beslissingen zijn opgenomen in één op schrift gesteld document. Het hof zal niettemin verstaan dat de kantonrechter op ieder van de zeven beroepen een afzonderlijke beslissing heeft genomen.
3. De officier van justitie heeft enkel hoger beroep ingesteld in de zaak met voormeld CJIB-nummer. Het hof stelt vast dat, nu tegen de beslissingen van de kantonrechter in de overige zes zaken geen beroep is ingesteld, deze inmiddels onherroepelijk zijn geworden.
4. De officier van justitie betoogt dat de kantonrechter ten onrechte de sanctie heeft gematigd tot de helft. Het enkele feit dat voorheen niet handhavend werd opgetreden ten aanzien van de maximumsnelheid op voornoemd traject, ontsloeg de betrokkene niet van de verplichting zich aan die snelheid te houden. De betrokkene is voorafgaand aan iedere overtreding een verkeersbord gepasseerd met daarop de snelheidslimiet, zodat hij steeds in de gelegenheid is gesteld zich aan de snelheid te houden. Voor iedere overtreding is terecht een sanctie opgelegd. Er is in de visie van de officier van justitie geen sprake van bijzondere omstandigheden die een matiging van de sanctie rechtvaardigen. De officier van justitie voert verder nog aan dat de kantonrechter evenmin tot matiging van de administratiekosten had mogen overgegaan, nu hij daartoe ingevolge de WAHV niet bevoegd is.
5. Het hof stelt voorop dat de betrokkene heeft erkend dat de onder 1. vermelde snelheidsovertreding door hem is begaan.
6. De betrokkene heeft aangevoerd dat op het betreffende traject jarenlang een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur heeft gegolden. Sinds enkele jaren is de snelheidslimiet teruggebracht naar 50 kilometer per uur. De kruising is ongewijzigd gebleven. Deze wijziging is niet gecommuniceerd. Er staan ook geen borden die op de snelheidscontrole attenderen. Pas bij toezending van de bekeuringen, in het geval van de betrokkene acht stuks, raakte hij van de handhaving op de hoogte. Hij heeft toen onmiddellijk zijn rijgedrag aangepast. Iedere dag voor dezelfde overtreding bekeurd worden heeft geen meerwaarde voor een gedragsverandering of voor de verkeersveiligheid. De betrokkene acht het redelijk en billijk wanneer de sanctie ongedaan wordt gemaakt.
7. Op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze sterk tariefmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
8. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak verwezen naar artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat de voor een betrokkene nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De kantonrechter heeft hierbij overwogen dat het feit dat op grond van artikel 2, vijfde lid, van de WAHV bij algemene maatregel van bestuur algemeen geldende sanctiebedragen zijn vastgesteld, waarbij de hoogte van het sanctiebedrag onder meer is afgestemd op de zwaarte van de overtreding, het bovenstaande onverlet laat en dat de sancties onder meer moeten worden getoetst aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
9. Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de WAHV kan beroep worden ingesteld ter zake dat de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen. Hiermee heeft de wetgever in de WAHV een regeling opgenomen die een vergelijkbare werking heeft als het in artikel 3:4 van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel. In zoverre dient de rechter in WAHV-zaken te toetsen aan de bijzondere regeling die is neergelegd in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de WAHV. Op vergelijkbare wijze als bij de toetsing aan het in artikel 3:4 van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel, dient de rechter in WAHV-zaken te toetsen of de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, het opleggen van een sanctie niet billijken, dan wel of de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert tot matiging van de sanctie moeten leiden. Dit betekent dat de kantonrechter in voorkomende gevallen slechts tot vernietiging mag overgaan, indien de officier van justitie in verband met de omstandigheden van het geval, dan wel die waarin de betrokkene verkeert, niet heeft kunnen oordelen tot handhaving van de administratieve sanctie.
10. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval geen sprake van omstandigheden als vorenbedoeld. Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, zijn aan de betrokkene niet meerdere sancties opgelegd voor dezelfde overtreding. Dat aan de betrokkene in een bepaalde periode meerdere sancties zijn opgelegd wegens verschillende met elkaar vergelijkbare gedragingen, is op zichzelf genomen geen aanleiding voor matiging. Het enkel verrichten van een gedraging als de onderhavige rechtvaardigt de oplegging van een sanctie. Dat de betrokkene zijn verkeersgedrag pas heeft aangepast nadat hij bekend was geworden met de eerste administratieve sanctie, betekent niet dat aanleiding bestaat om te oordelen dat hem geen administratieve sanctie zou kunnen worden opgelegd voor snelheidsovertredingen die hij in de tussentijd heeft begaan. Weggebruikers dienen zich te allen tijde te conformeren aan de geldende verkeersregels, waaronder de maximumsnelheid. Er bestaat geen verplichting om weggebruikers te attenderen op snelheidscontroles, dan wel op de plaatsing van een flitspaal die snelheidsovertredingen registreert. Dat eerder gedurende een bepaalde periode ter plaatse niet actief handhavend zou zijn opgetreden, wat hiervan ook zij, maakt niet dat de betrokkene daaraan de gerechtvaardigde verwachting kon ontlenen dat hem ingeval van een snelheidsovertreding geen administratieve sanctie zou worden opgelegd. Ten slotte heeft de kantonrechter niets vastgesteld omtrent de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert en waarin aanleiding zou kunnen zijn gelegen voor matiging van de sanctie. Gelet op het vorenstaande oordeelt het hof dat in dit geval geen aanleiding bestaat voor vernietiging of matiging van de sanctie, zodat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd.
11. De officier van justitie heeft er terecht op gewezen dat de kantonrechter niet bevoegd is om de administratiekosten te matigen. Ingevolge artikel 22, tweede lid, van de WAHV wordt de inning van, onder meer, de administratiekosten geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Artikel 11a van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bepaalt dat degene aan wie een administratieve sanctie wordt opgelegd administratiekosten is verschuldigd. De matigingsbevoegdheid in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de WAHV betreft uitsluitend (het bedrag van) de administratieve sanctie. De kantonrechter had de administratiekosten dan ook niet mogen matigen.
12. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de kantonrechter in de zaak met het in de aanhef genoemde CJIB-nummer niet in stand blijven. Het hof zal de bestreden beslissing daarom vernietigen en, doen wat de kantonrechter had moeten doen, het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaren.
13. Ter informatie van de betrokkene wijst het hof nog op het volgende.
In het dictum van de bestreden beslissing heeft de kantonrechter bepaald dat aan de betrokkene ter zake van zowel de onderhavige zaak als de in overweging 2 bedoelde zes andere zaken in totaal € 404,00 dient te worden gerestitueerd. De beslissing van het gerechtshof maakt de door de kantonrechter toegepaste matiging van de onderhavige sanctie ongedaan, zodat de zekerheidstelling voor deze sanctie niet moet worden gerestitueerd. De officier van justitie heeft ten aanzien van de overige sancties geen hoger beroep ingesteld, zodat de bij die sancties toegepaste matiging in stand blijft. Een en ander betekent dat met betrekking tot de in overweging 2 bedoelde zes zaken een bedrag van in totaal € 291,50 aan zekerheidstelling aan de betrokkene moet worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter in de zaak met CJIB-nummer 185203096;
verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.