ECLI:NL:GHARL:2021:636
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- J. Landstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gebruik maken van de busbaan en opgelegde sanctie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij de betrokkene, een inwoner van Amsterdam, werd beboet voor het gebruik maken van een busbaan aangeduid met 'lijnbus'. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B. de Jong LLB., stelde dat de beslissing van de officier van justitie ondeugdelijk was gemotiveerd en dat er een verkeerde feitcode was gebruikt. De gemachtigde verzocht om een lagere sanctie indien de juiste feitcode zou worden vastgesteld.
Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de officier van justitie de beroepsgronden van de gemachtigde voldoende had meegewogen. Het hof oordeelde dat de motivering van de beslissing van de officier van justitie voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene had een sanctie van € 140,- opgelegd gekregen voor het gebruik maken van de busbaan, en de gemachtigde voerde aan dat feitcode R599C de juiste was, wat zou leiden tot een lager sanctiebedrag.
Het hof concludeerde dat de ambtenaar die de sanctie had opgelegd, de gedraging van de betrokkene correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de opgelegde sanctie. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering door de officier van justitie en de rol van de ambtenaar in het vaststellen van verkeersovertredingen.