5.2.De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder is op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet (PW) bevoegd om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Zoals de Centrale Raad van Beroep (de Raad) eerder heeft overwogen kan deze algemene onderzoeksbevoegdheid steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden en is daartoe dus geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is evenmin sprake. Onderhavig onderzoek heeft zich (uiteindelijk) toegespitst op de periode vanaf 2010. Dat eerder is besloten met signalen ten aanzien van vermogen in 2007 en 2009 niets te doen, staat hieraan dan ook niet in de weg. Daarnaast kan worden gevolgd dat gedurende het onderzoek gerede twijfel is ontstaan aan de juistheid van de door eiser over zijn financiële situatie verstrekte informatie. Verweerder heeft dan ook inzage mogen verlangen in gegevens over een verder in het verleden liggende periode.
Beëindiging en intrekking van het recht op bijstand vanwege de erfenis
6. Niet in geschil is dat eiser vanaf 5 juli 2019 over zijn deel van de opbrengst van de verkoop van het huis van zijn ouders ter hoogte van € 68.653,00 kon beschikken. Verweerder heeft gelet hierop het recht op bijstand van eiser per 22 augustus 2019 terecht beëindigd, omdat zijn vermogen op dat moment de voor hem geldende vrij te laten vermogensgrens overschreed.
Eiser had echter op [datum] 2016, de datum van overlijden van zijn vader, nog niet de beschikking over voornoemd bedrag. Verweerder is gelet hierop ten onrechte per die datum tot intrekking van de bijstand overgegaan. In zoverre berust het bestreden besluit 1 op een onjuiste grondslag.
7. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiser als gevolg hiervan niet is benadeeld. Immers, het recht op bijstand hoeft over de periode van [datum] 2016 tot en met 5 juli 2019 niet te worden ingetrokken om tot terugvordering van de als gevolg van aanspraak op de erfenis ten onrechte betaalde bijstand over te kunnen gaan. Artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de PW, biedt hiervoor reeds een toereikende grondslag. Verder kunnen de intrekking en terugvordering van het recht op bijstand over deze periode, zoals hierna zal blijken, op andere gronden, in stand kan blijven.
Intrekking van de bijstand als gevolg van schending inlichtingenverplichting
8. Uit onderzoek van verweerder is, onder meer, gebleken dat eiser vanaf 2010 aan aan- en verkoop van spullen doet via Marktplaats en Catawiki. Daarnaast is gebleken dat eiser in ieder geval vanaf januari 2015 actief is geweest met beleggingsactiviteiten via het online beleggingsplatform ‘Plus 500’.
9. De rechtbank ziet aanleiding om de te beoordelen periode op te splitsen in twee afzonderlijke periodes die lopen van januari 2010 tot en met december 2011 en van januari 2012 tot en met 22 augustus 2019. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
Januari 2010 tot en met december 2011
10. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeksresultaten onvoldoende grondslag bieden voor het oordeel dat eiser zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden in deze periode, vanwege het niet melden van aan- en verkopen in de jaren 2010 en 2011. Zoals ook door de commissie bezwaarschriften sociale kamer is geconcludeerd, is van handelsactiviteiten in de maanden februari 2010, februari, april mei en november 2011 niet gebleken. Slechts in september 2010 en maart 2010 is gebleken van verkoop van spullen. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank aangemerkt te worden als incidentele verkoop van privé spullen. De opbrengst hiervan wordt, gelet op vaste rechtspraak van de Raad, in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, waarvan in beginsel ook geen melding hoeft te worden gedaan. Verweerder heeft het recht op bijstand over in de jaren 2010 en 2011 dan ook ten onrechte ingetrokken. Het bestreden besluit 1 komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
Januari 2012 tot en met 22 augustus 2019
11. De rechtbank is van oordeel dat eiser over deze periode wel zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Uit de onderzoeksresultaten volgt dat de handelsactiviteiten vanaf 2012 in omvang zijn toegenomen, zodat van incidentele verkoop van privé spullen niet (meer) kan worden gesproken. Eiser had de opbrengst uit verkoop van de door hem via Marktplaats en Catawiki aangeboden spullen dan ook aan verweerder moeten melden.
11. Eisers stelling dat opbrengsten uit beleggingsopbrengsten en de deelname in beleggingsfondsen zijn uitgezonderd en dus niet hadden hoeven te worden gemeld volgt de rechtbank niet. Opbrengsten uit beleggingsactiviteiten kunnen wel degelijk als inkomsten dan wel vermogen in de zin van de PW worden aangemerkt en zijn daarmee van belang voor (de hoogte van) het recht op bijstand. Eiser had dan ook melding moeten maken van al zijn daarmee gemoeide bank- en/of effectenrekeningen, de beleggingsactiviteiten en de daaruit verkregen opbrengsten. Nu eiser dit niet heeft gedaan heeft hij zijn inlichtingenplicht geschonden.
Kon het recht op bijstand (schattenderwijs) worden vastgesteld?
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij, als hij van voornoemde activiteiten en opbrengsten melding had gemaakt, recht op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad.
Eiser heeft geen administratie bijgehouden van zijn handelsactiviteiten via het internet. Een compleet verifieerbaar beeld van eisers financiële situatie in de periode vanaf 2012 is niet gegeven.
De door eiser wel overgelegde informatie acht de rechtbank onvoldoende. Informatie met betrekking tot de handel via Catawiki over de jaren 2014 tot en met 2016 ontbreekt in zijn geheel. De door eiser overgelegde bankafschriften geven ook geen voldoende compleet beeld.
Verder betreft de informatie ten aanzien van de beleggingsactiviteiten van eiser via het beleggingsplatform ‘Plus 500’ enkel de periode van 29 januari 2015 tot en met 20 februari 2015. Over de deelname in beleggingsfondsen is verder helemaal geen informatie gegeven. Deze omstandigheden komen voor eisers risico.
15. Gelet op voorgaande kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat het recht op bijstand in de periode van 1 januari 2012 tot en met 22 augustus 2019 niet kon worden vastgesteld. De buiten de vaststaande feiten om resterende onzekerheden zijn dusdanig dat gevolgd kan worden dan verweerder hiertoe ook niet schattenderwijs kon overgaan. Er is dan ook voldoende grondslag voor intrekking van het recht op bijstand over de periode van januari 2012 tot en met 22 augustus 2019. In zoverre kan het bestreden besluit 1 standhouden.
Terugvordering
Zoals overwogen, bestaat er geen grondslag voor terugvordering van de aan eiser verstrekte bijstand over de jaren 2010 en 2011. Voor de terugvordering over de periode vanaf januari 2012 tot en met 30 april 2019 is er wel een toereikende grondslag. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is de rechtbank niet gebleken.
Het bestreden besluit 2 dient echter wel in zijn geheel te worden vernietigd, omdat de terugvordering één en ondeelbaar is.
Schadevergoeding schending redelijke termijn