In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 24 oktober 2016 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De zaak kwam aan het licht na een anonieme melding dat appellante via haar Facebookpagina kleding en accessoires verkocht zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college heeft daarop een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere de Facebookpagina van appellante is geraadpleegd. De Raad oordeelde dat het inzien van de openbare Facebookpagina een gerechtvaardigde inbreuk op de privacy van appellante vormde, omdat de gegevens openbaar toegankelijk waren en appellante zelf advertenties had geplaatst. De Raad concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar verkoopactiviteiten en de daaruit voortvloeiende inkomsten. Hierdoor kon het recht op bijstand niet precies worden vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat het college het recht op bijstand schattenderwijs kon vaststellen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en bepaalde dat de bijstand over de betreffende periode moest worden herzien met een terugvordering van € 2.312,50. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.036,- bedroegen.