Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1..[eiseres 1] ,
[eiseres 2],
[eiseres 3],
[eiseres 4],
[eiseres 5],
[eiseres 6],
[eiseres 7],
[eiseres 8],
[eiseres 9],
[eiseres 10],
[eiseres 11],
[eiseres 12],
[eiseres 13],
[eiseres 14],
[eiseres 15],
[eiseres 16],
[eiseres 17],
[eiseres 18],
[eiseres 19],
De beslissing: hierin staat het gevolg van de beoordeling voor de vorderingen van de eiseressen en de Stichting Clara Wichmann.
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van 13 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het vonnis in het voegingsincident van 18 mei 2022;
- de conclusie van repliek en eisvermindering;
- de conclusie van dupliek;
- de akte inbrengen aanvullende producties (productie 80 en 81) van de eiseressen;
- de akte overlegging aanvullende producties van de Goede Herder met de producties 87 tot en met 112;
- de mondelinge behandeling op 17 februari 2023, waarbij beide partijen een pleitnota hebben overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
3.De feiten
De arbeid zoals verricht in de instellingen van De Goede Herder valt onder de internationaal aanvaarde definitie van dwangarbeid.
In beginsel geldt een uitzondering op het verbod van dwangarbeid voor gedetineerden. (…) Voor de civielrechtelijk gedwongen geplaatste kinderen is onduidelijk of deze vallen onder deze uitzondering, gelet op de formulering van het EVRM.
Voor de vrijwillig geplaatsten geldt dat de kinderen zelf niet vrijwillig met het verrichten van arbeid instemden. Daarnaast is de vraag gerechtvaardigd in hoeverre deze vrijwilligheid ten aanzien van de te verrichten arbeid bij hun ouders en voogden wel bestond.
Het bestaan van een uitzondering betekent niet dat voor de daaronder vallende groep(en) elke vorm van arbeid geoorloofd was. Bij de toepassing hiervan diende het (her)opvoedingsdoel voorop te staan en de verplichting tot het verrichten van arbeid moest redelijk en proportioneel worden toegepast.
Een en ander geldt temeer nu het hier gaat om kwetsbare minderjarigen, voor wie een beperkte belastbaarheid geldt.
De uitvoering van de arbeid door een kerkelijke organisatie en het beperkte karakter van het toezicht hierop door de overheid waren in strijd met verplichtingen aangegaan in internationale verdragen betreffende het verbod van dwangarbeid.
Afgezien van de formele criteria waaraan dwangarbeid kan worden getoetst, is ook de praktijk van belang. De praktijk, zoals beschreven door de pupillen die hebben meegewerkt aan de invulling van vragenlijsten, wijst op het bij alle drie de betrokken groepen vóórkomen van typische kenmerken van ongeoorloofde dwangarbeid, zoals het nagenoeg ontbreken van beloning, bovenmatige aandacht voor de arbeidsdiscipline, vrijheidsbeperkingen en willekeur bij bestraffing.”
17 januari 2019. De andere eiseressen hebben dit bij brief van 16 juli 2019 gedaan. Op
6 april 2020 hebben de eiseressen en de Stichting Clara Wichmann de Goede Herder gedagvaard.
4.De vorderingen
5.De beoordeling
Het juridische beoordelingskader
Het standpunt van de eiseressen
Het standpunt van de Goede Herder
De beoordeling door de rechtbank
23 april 2021. In rechtsoverweging 3.1.4 van dit arrest gaat de Hoge Raad in op de vraag of in de voorliggende zaak sprake was van verborgen schade. Dat was niet het geval. Maar daar houdt de redenering van de Hoge Raad niet op. De Hoge Raad vervolgt zijn redenering namelijk met de volgende zin: “
Evenmin blijkt uit de hiervoor weergegeven overwegingen dat zich hier anderszins een zodanig uitzonderlijk geval voordoet dat het beroep van [eisers] op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.” Uit deze toevoeging leidt de rechtbank af dat het doorbreken van de verjaring niet beperkt is tot gevallen van verborgen schade.
De pupillen van De Goede Herder hebben jaren geleefd in een situatie die bewust traumatiseerde om volgzaamheid af te dwingen (…)”. De eiseressen haken hierbij aan met hun stelling dat sprake was van kwade trouw of opzet. Maar het verwijt van de eiseressen dat bewust werd getraumatiseerd om inkomsten uit arbeid te verkrijgen, vindt geen steun in het rapport van Heerma van Voss en Houwerzijl. De rechtbank leest deze vergaande beschuldiging daarin niet terug. Schnabel legt ook niet uit hoe hij tot deze vaststelling komt.
“Benadrukt moet worden dat de onderzoekers geen justitieel en/of op een civiele procedure voorbereidend juridisch onderzoek hebben verricht. Er worden derhalve geen uitspraken gedaan over wat zich in een concrete situatie precies wel of niet heeft voorgedaan en/of wat waar is of niet.” [8]
– na gedegen onderzoek – bij de eiseressen individueel vastgesteld. Daarmee wil de rechtbank niet zeggen dat de eiseressen geen psychische gevolgen ondervinden of hebben ondervonden van hun verblijf bij de Goede Herder, maar wel dat de mate waarin dat zo is en dat dit ertoe zou hebben geleid dat zij allen de Goede Herder niet eerder aansprakelijk konden stellen, onvoldoende is gesteld en onderbouwd.
3.588,00(6 punten × tarief € 598,00)