ECLI:NL:RBNHO:2022:9421

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
HAA 21/2717
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uwv. Eiseres, die als administratief medewerker werkte, meldde zich op 2 november 2018 arbeidsongeschikt vanwege fysieke klachten. Het Uwv heeft op 29 oktober 2020 vastgesteld dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van haar eerdere loon. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt. De rechtbank heeft de zaak op 15 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde en haar (ex)werkgever aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. De verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige onderzoeken zijn zorgvuldig uitgevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de beperkingen in haar functionele mogelijkhedenlijst (FML) te rooskleurig zijn ingeschat, maar de rechtbank oordeelt dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat haar beperkingen ernstiger zijn dan vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de beleving van klachten niet beslissend is voor de vaststelling van beperkingen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.E. Voorberg en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2717

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Beverwijk, eiseres

(gemachtigde: mr. R.E. Zalm),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een WIA [1] -uitkering.
1.1.
Het Uwv heeft met het besluit van 29 oktober 2020 aan eiseres laten weten dat zij met ingang van 30 oktober 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Met het bestreden besluit van 12 mei 2021 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij zijn standpunt gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De (ex)werkgever heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deel te nemen aan deze beroepsprocedure.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot, haar gemachtigde, haar (ex)werkgever en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkte als administratief medewerker voor ongeveer 20 uur per week. Op 2 november 2018 meldde zij zich arbeidsongeschikt voor dit werk vanwege fysieke klachten. Op 28 juli 2020 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
2.1.
Op 4 september en 6 oktober 2020 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden in het kader van de aangevraagde WIA-uitkering. Daarna heeft op 29 oktober 2020 een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Vervolgens heeft het Uwv het primaire besluit genomen.
2.2.
In bezwaar heeft opnieuw een verzekeringskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft als diagnosen vermeld chronisch pijnsyndroom rechterhand, CTS klachten linkerhand, schouderklachten beiderzijds, overige klachten rechterbeen/voert, emfyseem. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van de primaire arts aangepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat eiseres maximaal 4 uur per dag met toetsenbord en muis kan werken. Er zijn ook meer beperkingen aangenomen voor lopen en traplopen. Op basis van deze aangepaste FML van 30 april 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres drie in plaats van vijf van de voorbeeldfuncties kan uitoefenen. De functies die resteren zijn: receptionist, baliemedewerker (service en info) en assistent consultatiebureau. Omdat het voldoende is dat er drie geschikte functies overblijven, waarmee eiseres meer kan verdienen dan dat zij deed voordat zij ziek werd, is het theoretisch loonverlies nihil en blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage dus 0. Hierna heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met de betreffende en eraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen. Ook berust het besluit op een onjuiste feitelijke grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen van eiseres te rooskleurig en daardoor te laag ingeschat. De FML is dan ook niet volledig. De beperkingen van eiseres zijn zodanig dat het loonverlies hoger ligt dan 35%. Zij kan de geduide functies namelijk niet verrichten, omdat de werkzaamheden van de functies haar belastbaarheid overschrijden. Eiseres heeft een eigen FML overgelegd, waaruit blijkt dat zij beperkingen heeft bij een groot aantal items in alle rubrieken. Ook heeft eiseres een beroep gedaan op artikel 9 onder e van het ‘Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten’ (het Sb). Daartoe voert zij aan dat niet van een werkgever kan worden verlangd dat zodanige voorzieningen worden toegepast dat zij haar arbeid zou kunnen verrichten. Zij verwijst daarvoor naar de verklaring van haar (ex)werkgever die aangeeft dat alles in het werk is gesteld om eiseres te laten werken, maar dat eiseres niet kon en kan werken door de ernst en hoeveelheid van haar beperkingen (schouder-, pols- en handklachten en geheugen- en concentratieproblemen).
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze rapportages op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapportages en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Gelet op de wet [2] is het echter aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de CRvB. [3]
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
5.2.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een primaire verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. De primaire verzekeringsarts S. de Vries heeft eiseres gezien op het spreekuur, heeft dossierstudie verricht en heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep A.J.D. Versteeg heeft dossierstudie verricht en eigen onderzoek gedaan. Voorts zijn de aanwezige (medische) gegevens van onder meer de plastisch chirurg en neuroloog bij de beoordeling betrokken.
5.2.1.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de beoordeling door de verzekeringsartsen bezwaar en beroep niet voldoet aan de onder 5.1 genoemde criteria van de Centrale Raad van Beroep. Het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Eiseres is gezien en de beschikbare informatie is meegewogen in de beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgebreid onderzoek gedaan naar de door eiseres genoemde punten in het bezwaarschrift. Gelet op het voorgaande biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te kunnen komen en een inschatting van de belastbaarheid van eiseres te kunnen maken.
5.2.2.
Uit het rapport van 30 april 2021 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten. Naar aanleiding daarvan zijn in de FML beperkingen aangenomen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de klachten van eiseres aan haar handen door eiseres beperkt te achten ten aanzien van het werken met toetsenbord en muis. De door eiseres aangevoerde beperkingen zijn ook al eerder in bezwaar naar voren gebracht en waren hiermee bekend bij het Uwv. Tegenover de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet de rechtbank in dat wat eiseres naar voren heeft gebracht en aan (nieuwe) stukken heeft overgelegd, geen, althans onvoldoende, onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkt is dan wordt aangenomen. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en de beschikbare informatie in het dossier van eiseres is meegenomen en meegewogen bij de beoordeling. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat sprake is van beperkingen zoals gesteld in het beroepschrift. De revalidatiearts van Heliomare heeft weliswaar verklaard dat eiseres pijnklachten heeft na verschillende operaties en functiestoornissen, maar dat zij ook wisselende klachten heeft die niet kunnen worden verklaard door functiestoornissen. De revalidatiearts geeft niet aan of en zo ja tot welke beperkingen bepaalde klachten van eiseres leiden. Ook is niet duidelijk op welke punten dit een afwijking betekent van het oordeel van de verzekeringsarts. De revalidatiearts van Heliomare geeft ook aan dat de cognitieve klachten van eiseres in de vorm van geheugen- en concentratieproblemen niet zijn veranderd en haar nog steeds beperken in haar functioneren. Heliomare geeft echter niet aan wat de klachten precies zijn en in welke zin deze haar functioneren beperken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank op deze verklaring dan ook terecht gereageerd met de opmerking dat de informatie geen aanleiding geeft voor forsere beperkingen dan eerder al zijn aangenomen.
5.2.3.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is namelijk juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Desgevraagd ter zitting heeft eiseres aangegeven dat klachten en beperkingen die zij stelt, niet door een arts zijn vastgesteld. Ook heeft zij verklaard dat de door haar overgelegde FML alleen gebaseerd is op haar eigen ervaringen en interpretatie van haar klachten en beperkingen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. [4] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang. Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel niet anders.
5.2.4.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd en dat er geen aanleiding bestaat om een deskundig onderzoek te laten doen.
Arbeidsdeskundig onderzoek
5.3.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag overweegt de rechtbank dat de gronden die eiseres hiertegen heeft ingebracht voornamelijk zijn gebaseerd op de stelling dat de FML niet juist is vastgesteld. Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is daarvan niet gebleken. Dit betekent dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit in zoverre stand houdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft desgevraagd aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat eiseres de in de functies voorkomende totaalbelasting aan kan. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat in de geduide functies de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden, zoals die is vastgesteld in de FML. Dat eiseres beperkt is voor taken waarbij langdurig complexe informatie verwerkt wordt, dat zij beperkt is bij meerdere dynamische handelingen (hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord/muis, schroefbewegingen, (frequent) reiken, duwen en trekken, tillen, dragen, lopen) en dat zij beperkt is bij meerdere statische houdingen (staan, knielen, gebogen actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn) is opgenomen in de FML en door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep betrokken in de beoordeling van de geschiktheid van de geselecteerde functies. Tegenover de uitvoerige toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres niet concreet gemaakt waarom zij de geduide functies niet kan verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken dat in de geduide functies sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank is daarom – uitgaande van de juistheid van de FML – van oordeel dat eiseres de geduide functies moet kunnen verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding deze conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet te volgen.
Artikel 9 aanhef en onder e Schattingsbesluit
5.4.
Op grond van dit artikel blijft, als een betrokkene zodanige kenmerken heeft dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen, die arbeid bij het selecteren van voorbeeldfuncties buiten beschouwing. Volgens vaste rechtspraak ziet deze bepaling op andere aspecten dan die in aanmerking worden genomen bij de vraag naar de passendheid van de geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht. [5] Het betoog van eiseres dat van een werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden dat hij haar in dienst neemt, gelet op haar beperkingen ten aanzien van geheugenproblemen en concentratie, slaagt niet. Geheugen- en concentratieproblemen en schouder-, pols- en handklachten zijn namelijk juist punten die door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige worden meegenomen bij hun onderzoek. In de FML zijn ook beperkingen opgenomen op deze punten (beperking voor taken waarbij langdurig complexe informatie verwerkt wordt).

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen WIA-uitkering en voor de gevraagde proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.E. Voorberg, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Bijvoorbeeld CRvB 29 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4449.
4.CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.
5.CrvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1505, CRvB 7 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:864 en CRvB 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC1691.