ECLI:NL:CRVB:2007:BC1691
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 4 november 2005 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die per 5 november 2003 was ingetrokken op basis van een geconstateerde arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. Het Uwv had eerder, op 23 oktober 2003, besloten dat appellante niet langer recht had op de uitkering, omdat zij per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later stadium door de rechtbank bevestigd, maar appellante ging in hoger beroep.
In hoger beroep heeft appellante de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betwist. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder haar beroep op artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De Raad oordeelt dat de in dit artikel bedoelde kenmerken niet kunnen worden aangemerkt als redenen om de geselecteerde functies niet passend te verklaren, omdat deze al in de medische beoordeling zijn meegenomen.
De Raad concludeert dat de door het Uwv geselecteerde functies, ondanks de medische beperkingen van appellante, binnen haar vastgestelde belastbaarheid blijven. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellante per 16 november 2004 heeft ingetrokken, omdat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 15% bedraagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.