ECLI:NL:RBNHO:2022:65
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015; aftrek specifieke zorgkosten; ongegrond beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 30.956. De eiser stelde dat hij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder kosten voor fysiofitness, arbeidstherapie, extra kosten voor kleding en beddengoed, en kosten van mantelzorg. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt en dat ze voldeden aan de wettelijke eisen voor aftrekbaarheid. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond, omdat de door hem opgevoerde kosten niet als aftrekbare zorgkosten konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn standpunten tegen beter weten in had ingenomen, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase. Tevens werd het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de eiser had kunnen en moeten weten dat zijn argumenten niet konden slagen zonder de nodige onderbouwing. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.