ECLI:NL:HR:2007:BB7920
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Verblijfkosten in Zwitserland en het vertrouwensbeginsel in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende had in 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. Het Hof had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar de Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de verblijfskosten die de belanghebbende heeft gemaakt tijdens zijn kuren in Zwitserland niet als ziektekosten in aftrek kunnen worden gebracht. De Inspecteur had aanvankelijk gesteld dat deze kosten niet aftrekbaar waren, maar had later een deel van de kosten voor de tweede periode wel in aftrek toegestaan. Het Hof oordeelde dat de verblijfskosten voor de eerste periode ook in aftrek konden komen, omdat de Inspecteur eerder had aangegeven dat de kosten voor de tweede periode aftrekbaar waren. Dit leidde tot het vertrouwen bij de belanghebbende dat ook de kosten voor de eerste periode in aftrek konden worden gebracht.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond. De Hoge Raad concludeert dat er geen sprake was van een welbewuste standpuntbepaling van de Inspecteur die het vertrouwen van de belanghebbende had gewekt. De zaak wordt afgedaan door de Hoge Raad, die geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.