1.4.Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals hiervoor onder 'Procesverloop' vermeld.
2. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van twee naast elkaar bestaande arbeidsovereenkomsten. Verweerder heeft hierbij verwezen naar de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Daaruit leidt verweerder af dat allereerst moet worden nagegaan of sprake is van twee afzonderlijk op schrift gestelde arbeidsovereenkomsten. Als dat het geval is neemt verweerder een tweede afzonderlijk dienstverband aan als in die overeenkomst de maximumduur, de arbeidsomvang en de redenen voor het aangaan van dat dienstverband is vastgelegd. Als er geen tweede afzonderlijke arbeidsovereenkomst is opgesteld, kan volgens verweerder alleen een tweede dienstverband bestaan als de uitbreiding betrekking heeft op andere werkzaamheden die onder afwijkende arbeidsvoorwaarden worden verricht. In deze zaak is de uitbreiding van de omvang van de betrekking van eiseres neergelegd in een bijlage bij de bestaande akte van benoeming. Verweerder merkt dit niet aan als een tweede afzonderlijke arbeidsovereenkomst maar als een wijziging van de bestaande akte van benoeming. Omdat eiseres voorts gedurende de uitbreiding hetzelfde werk heeft verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden, kan er volgens verweerder geen sprake zijn van een tweede, afzonderlijk dienstverband. Dit betekent dat eiseres slechts één dienstverband heeft dat niet is geëindigd op het moment dat de urenuitbreiding kwam te vervallen. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht op een ZWuitkering heeft.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat wel sprake is van twee aparte arbeidsovereenkomsten, zodat zij wel recht op een ZW-uitkering heeft. Uit de uitspraak van de CRvB van 18 augustus 2016 blijkt dat voor het aannemen van een tweede dienstbetrekking van belang is dat er specifieke redenen voor de urenuitbreiding zijn gegeven, dat de extra arbeidsomvang en de duur ervan zijn vastgelegd en dat de partijen aan de te onderscheiden onderdelen van de arbeidsrelatie aparte rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Het maakt daarbij geen verschil dat de werkzaamheden in beide gevallen hetzelfde zijn. Eiseres is van mening dat zij aan deze criteria voldoet. Zij heeft daarbij ook gewezen op de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 september 2019. Omdat tussen eiseres en haar werkgever schriftelijk is overeengekomen dat voor een afgebakende periode de uren werden uitgebreid en de reden voor de urenuitbreiding was gelegen in de vervanging van een collega tijdens haar zwangerschapsverlof, is eiseres van mening dat sprake is van een aanvullende, afzonderlijke arbeidsovereenkomst. Zij is daarom van mening dat zij recht heeft op een ZWuitkering voor het aantal uren van de tijdelijke urenuitbreiding.
4. Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de ZW wordt geen ziekengeld uitgekeerd aan de verzekerde die recht heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 29, tweede lid, derde volzin en onder c, van de ZW - voor zover hier van belang - wordt aan de verzekerde van wie de dienstbetrekking, zoals bedoeld in artikel 3 van de ZW, binnen het in het vijfde lid van artikel 29 van de ZW genoemde tijdvak van 104 weken eindigt, ziekengeld uitgekeerd vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken nadat de dienstbetrekking is geëindigd.
Beoordeling van het geschil